“Het begrijpen is mij te wonderbaar…” Psalm 136:6 (NBG’51)

logo-idW-oud

 

“Het begrijpen is mij te wonderbaar…” Psalm 136:6 (NBG’51)

Het winstpunt van de nieuwe bijbelvertaling is ongetwijfeld de begrijpelijkheid ervan. Dit wordt alom geprezen. Eindelijk nu eens een vertaling die iedereen kan volgen! Ook in kringen rond de synode lijkt men zich door dit motief te laten overtuigen. De vertaling is dan wel niet zo precies en laat hier en daar nog wel eens een steekje vallen, maar de gemeenteleden begrijpen nu tenminste wat er staat. Op het eerste gezicht lijkt dit ook doorslaggevend. Dat is immers wat wij beogen: dat de bijbel wordt begrepen. Het hangt in de lucht. Juist ook in onze tijd viert het criterium van de ‘begrijpelijkheid’ hoogtij. Tvprogramma’s die ietwat te diep graven verliezen kijkcijfers, voor marathoninterviews is geen ruimte meer en als de journaals niet vooral ook een lichte toon bevatten wordt er niet meer naar gekeken. Als politici zich niet bedienen van ‘Jip en Janneke-taal’ verliezen zij kiezers. In toenemende mate zit men op de hurken om de doorsnee niet meer lezende en alleen maar voor de TV hangende consument te bereiken. Het hangt in de lucht en ook de commissies rond de nieuwe bijbelvertaling zijn er door beïnvloed.

Maar de grote vraag, meer theologisch van aard, is, of het eigenlijk wel de bedoeling is dat wij de bijbel begrijpen. Is het wel conform de bijbelse boodschap om het criterium van de doeltaalgerichte begrijpelijkheid toe te passen op het vertalen van bijbelse teksten? De taal en de inhoud zijn in de bijbel niet van elkaar los te maken. De taal is het voertuig van de boodschap. Andere middelen waren de bijbelschrijvers niet voorhanden. Het is de reden waarom ook Martin Buber spreekt van Sprache der Botschaft. En als we dan nu proberen te verwoorden wat de inhoud van die bijbelse boodschap is, dan komen we al spoedig tot de conclusie dat die vreemd is: haaks staat op wat wij gangbaar denken en voelen. De bijbel staat vol met dingen die, naar onze menselijke maatstaven gerekend, helemaal niet kunnen. Wateren scheiden zich, dorre doodsbeenderen komen tot leven, stokoude vrouwen krijgen een kind, er wordt over de zee gewandeld, blinden gaan zien, doven gaan horen, doden worden opgewekt en zo kunnen we nog wel even doorgaan. Allemaal dingen die niet kunnen. Zaken die ons ‘begrip’ te boven gaan en ons eerder bevreemden. Niet voor niets horen wij ook door heel de bijbel heen hoe mensen zich verwonderen en zich afvragen wat dit toch allemaal mag betekenen. Het is als een land waar je nog nooit eerder geweest bent. Waar je voortdurend verrast wordt door de dingen die je niet kende. Zo sprak ook Karl Barth van de nieuwe wereld in de bijbel. Ons begrijpen wordt verstoord, er wordt met zaken gerekend waar wij gangbaar nooit mee rekenen. En dan kun je natuurlijk dit zo toegankelijk mogelijk vertalen, maar het is de vraag of daarmee het begrip zal worden bevorderd. Een ‘begrijpelijke’ vertaling zou dit vreemde en onbegrijpelijke van de bijbelse boodschap nog wel eens kunnen ontvreemden en daarmee onhoorbaar maken. Is het niet juist geweldig betekenisvol dat de bijbel niet te be-grijpen is? Is dat niet inherent aan de boodschap van de bijbel zelf? Kenmerkend voor deze boodschap is immers dat het gaat om zaken die verborgen zijn. Een verborgenheid die de bijbelschrijvers zelf tot een van de centrale thema’s maken. Het gaat immers telkens om een zaak, geheel in het verlengde van het beeldverbod, waar wij mensen geen grip op kunnen (en moeten willen) krijgen. “Raak mij niet aan”, horen we Jezus tot Maria zeggen. De voor ons, maar ook voor de toenmalige hoorders, vaak vreemde wijze van spreken is uitdrukking van die verborgenheid. Daarom komt het er ook zo op aan ons te laten leiden door de woorden en deze woorden niet meteen te ont-vreemden door ons ‘begrip’. Als in de grondtekst op een vreemde wijze wordt gesproken, zal dit ook in de vertaling hoorbaar moeten zijn. Dat is een uitgangspunt dat overigens door vele grote vertalers gedeeld wordt (denk aan de met de Nijhoff-prijs gekroonde vertaalster van het werk van Proust, Thérèse Cornips). Juist omdat het in de bijbel gaat over zaken die wij niet kunnen be-grijpen, kan er wat gebeuren en is er zoveel te ontdekken. Kan er zich iets nieuws openen. Zullen wij dus alles op alles moeten zetten om de woorden stuk voor stuk te wegen. Worden we heilzaam verstoord in onze vaak vastgeroeste vooronderstellingen en uitgenodigd om op weg te gaan naar een wereld die wij van huis uit niet kennen. De woorden wijzen ons dan de weg. Woorden die wij op het eerste gehoor misschien niet helemaal volgen kunnen, maar ons wel leiden tot de verrassende geheimen die ons daar willen worden aangezegd. Een vertaler die voortdurend op de hurken gaat zitten om het begrip van de bijbellezer tegemoet te komen doet niet alleen onrecht aan de lezer, maar ook aan datgene wat in de bijbel ter sprake wil worden gebracht. Daar moeten we inderdaad met de Psalmist telkens van zeggen en zingen: “Het begrijpen is mij te wonderbaar”!

Ad van Nieuwpoort