Heeft David de reus verslagen?

logoIdW

HEEFT DAVID DE REUS VERSLAGEN?

Ja, in het Liedboek voor de kerken van 1973 wel, tenminste daar is het lied te vinden als nr 10 in de afdeling Bijbelliederen waarmee de verzameling liederen na het psalter aanvangt. Goed om te lezen wat Tom Naastepad schrijft over dit lied in het Compendium bij het Liedboek voor de kerken: ‘Toch moet men proberen oog te hebben voor de dubbele bodem van de woorden in de aanhef: ‘David heeft de reus verslagen in een ongelijke strijd.’ De ongelijkheid moet niet alleen gemeten worden naar de normen van het machtsevenwicht; dán is David inderdaad de mindere. Maar er is ook een andere ongelijkheid, waarin David van meet af aan de méérdere is: naar de normen van het woord hebben macht en geweld geen enkele betekenis, Goliath is ongeloofwaardig! David ‘kon’ werkelijk op geen enkele wijze ‘zwaard en schild dragen’. Het paste hem niet. Zijn kracht was het woord. En het woord maakt weerloos.” Tot zover Naastepad.

Jammer dat dit lied is gesneuveld in het nieuwe liedboek, we zullen wel nooit weten waarom. Zijn de woorden te ouderwets? In ieder geval koosjere woorden, een echt bijbellied, bij I Samuel 17, bovendien van een dichter pur sang. Ook om vroegtijdig kinderen mee vertrouwd te maken, een lied als een jas om hen heen, die ruim zit, waarin ze kunnen groeien. Je leert van dit lied hoe bijbeltekst en lied hand in hand gaan, bovendien hoe inspiratie werkt en wat traditie is. “De dichter is aangestoken door de vonkenspattende taal van de oude dichters uit de Schriften, hij vangt dat op en geeft dat door. Als je zo zingenderwijs respondeert en communiceert met de Schriften en met elkaar (…) dan ben je niet meer bezig met een versje met een bepaalde boodschap. Dan ben je veel argelozer bezig. En ook veel bescheidener.” (Willem Barnard in 1977). Bescheidenheid, dat spreekt uit het wapen van David: één van de vijf stenen blijkt genoeg, die had hij zich uitgekozen om zo de strijd aan te binden.

Een liedboek is een strijdboek, de zingende gemeente is in een strijd gewikkeld, haar weerloosheid zal het winnen en heeft het al gewonnen. De kwaliteit van de psalmen en bijbelliederen en wat daaruit voortkomt, gepaard aan de goede toon, geeft de gemeente de genade zich dit te binnen te brengen, te innen, want zij stond eerst aan de kant van Goliath. Wie tegen de reuzen zingt, zingt tegen zichzelf in. Wie weet dit nog?

Wat is er de laatste veertig jaar gebeurd? Is het overtrokken te zeggen dat we eerst de mensen de kerk uit hebben gepreekt, daarna hun een slechte vertaling van de bijbel achterna hebben gestuurd en dat zij die zijn gebleven nu met een liedboek vol brokken zitten.

Ook mooie brokken, laten we dat eerst noemen, liederen van dichtershand, besneden spraak en rijm, strofen die klinken. Het gaat bij liederen in de eerste plaats om de taal, die moet goed smaken, daar moet je op kunnen kauwen, die moet een leven lang mee kunnen. De nonnen van de St. Trudoabdij ten Oosten van Brugge gebruikten de berijming van het psalter uit het Liedboek voor de kerken als materie voor hun meditatie. Zij zongen ook onbekommerd veel gezangen, in het bijzonder de bijbelliederen. Zij proefden ze met enthousiasme en voegden er met hun gregoriaanse tongval sierlijkheid aan toe. De woorden kregen door de toewijding van de kanunnikessen van het Heilig Graf een vaak onverwachte hoogte en diepte.

Bij nauwkeurig nalezen in het nieuwe Liedboek vraag je je bij veel liederen af: waar gaat de tekst over, waar komt het lied vandaan en waar brengt het ons? Bij veel strofen wordt er in een kringetje rondgedraaid, met het thema licht bijvoorbeeld, en de boodschap ligt er dik boven op, van bescheidenheid is geen sprake. Van de veelschrijver in het liedboek zei Barnard dat hij zijn tijd beter kon besteden aan huisbezoek. Enkele maanden geleden was er een bijeenkomst in de Oude Kerk in Amsterdam, een groepje predikanten bevroeg elkaar wie er was doorgedrongen tot het liedboek. Er waren twee gelukkigen die hartelijk werden gefelicteerd. Naar mijn weten is er van hun hand nog geen gedichtenbundel verschenen.

Zou het denkbaar zijn dat er ook dit maal een compendium wordt gemaakt of voorvoelt men dat veel liederen dan als versjes zouden worden ontmaskerd?

Mag het liedboek van de kerk elitair zijn? Een gevaarlijke vraag. Ik ben geneigd die vraag te beantwoorden met: een liedboek van de kerk is van huis uit elitair omdat er van een elite sprake is. David koos vijf gladde stenen uit, niet alles is geschikt, niet alles is trefzeker. Wat zingen wij toch lekker en leuk kan een tegenwerping zijn, maar of dat ons na vijf ˆ tien jaar niet de keel gaat uithangen? De gemeente van Christus is sui generis elitair, wij zijn uitgekozen.

In Parerga und Parelipomena II zegt Schopenhauer dat er twee vormen van letterkunde zijn, een wezenlijke en een schijnbare. De ene gaat haar gang ernstig en stil, uiterst langzaam. Ze wordt bedreven door mensen die vóór de dichtkunst leven. De andere gaat in galop, begeleid door veel lawaai en geschreeuw door belanghebbenden en brengt jaarlijks duizenden werken op de markt. Hier zijn de mensen bezig die van de dichtkunst leven. Maar na een aantal jaren vraagt men zich af: waar zijn ze gebleven?

                                                                   Lowik Schoch