Niemöller

logo

 

 

NIEMOLLER

Prof. Dr. Karl Barth, dien wij hier welkom heten als medewerker aan “In de Waagschaal”, werd 10 Mei 1886 geboren. Hij is Zwitser en was in zijn vaderland predikant te Safenwil. In 1918 verscheen zijn eerste grote werk “Der Römerbrief”. Hij doceerde te Göttingen en Munster en was tenslotte hoogleraar te Boon, tot de nationaal-socialistische overheid hem daar in 1934 schorste. Zijn invloed op de “Duitse kerkstrijd” was groot: 1933 verscheen als een klaroenstoot zijn “Theologische Existenz heute”, op de verklaringen der synode van Barmen in 1934 drukte hij zijn stempel. Teruggekeerd naar zijn vaderland is de belangrijkste der huidige protestantse theologen sinds 1934 hoogleraar te Basel.

__________________________________________________________

MARTIN NIEMULLER, aan wien nevenstaand artikel van Karel Barth is gewijd, kom uit Westfalen. Hij was oorspronkelijk officier, duikbootkapitein in de vorige wereldoorlog. Hoewel hij politiek rechtsgeoriënteerd was, brachten de pogingen van het nat.-socialisme tot gelijkschakeling der kerk, hem al vrij spoedig na 1933 in oppositie tegen die tendenties. Voorzitter van de Pfarrernotbund, werd hij in 1933 enige tijd geschorst. De 1e juli 1937 werd de predikant van Dahlem gearresteerd, de rechtbank sprak hem in 1938 vrij, doch Hitler hield hem desniettemin zeven jaar gevangen.

Nu ik na tien jaar Martin Niemöller weer mocht ontmoeten, heeft men mij gevraagd, iets ter verklaring van dezen man te schrijven. Verdedigen kan ik hem niet en wil ik hem niet, noch in verband met zijn beruchte interview*) en ook in het algemeen niet. Hij is buitengewoon ongeschikt om te worden verdedigd, eensdeels omdat hij te veel heeft gezegd en gedaan en vermoedelijk nog zal zeggen en zal doen, dat men met de beste wil niet kan verdedigen, anderdeels omdat hij bij dat alles in de grond genomen geen verdediging behoeft. Er zijn nu eenmaal mensen, waarover men vaak genoeg het hoofd kan schudden en in wie men toch voor honderd procent vertrouwen stelt – niet méér, maar ook niet minder. Tot die mensen behoort voor mij ook Niemöller. Of ik er in zal slagen hem enigermate te verklaren?

Ja, hij is nu eenmaal niet precies iemand, die de meeste mensen hier in Bazel en in Zwitserland zou “liggen” . Ik heb onlangs tegen hem gezegd, dat hij, als de geallieerden nog eens zo vriendelijk zullen zijn, hem de grens over te laten, beslist ook in Bazel eens moest komen preken, maar ik beken eerlijk, dat ik mij hem nog moeilijk ergens als spreker in een zaal hier te Bazel kan voorstellen, Het zou namelijk wel eens kunnen zijn, dat onze orthodoxen hem te werelds, onze vrijzinnigen hem te geestelijk, ons socialisten hem te militair en wij allen hem te Pruisisch zouden vinden. Hij staat tot hetgeen hij zegt in een relatie, waardoor iemand allicht verontrust wordt, die niet merkt welke richting Niemöller uit wil en die dezen dus op het verkeerde moment niet ernstig en weer op het verkeerde moment niet ernstig neemt. Hij kan zeer streng, gedisciplineerd en beslist optreden, maar bij een andere gelegenheid – bijvoorbeeld wanneer hij, hetgeen meermalen voorkomt, in de aanval of in de verdediging is – kan hij plotseling iets zeggen, dat hem wel eens een vermaning van een voorzitter bezorgde: “Broeder Niemöller, moet dat nu bepaald zo worden gezegd?” Waarbij hij zijn woorden onder omstandigheden gehoorzaam kan terugnemen, maar waarbij het ook voor kan komen, dat “broeder Niemöller” zeer bepaaldelijk van mening is, dat het noodzakelijk zo en niet anders gezegd moest worden.

Vervelend is het om hem heen nooit, wel dikwijls ietwat gevaarlijk. En dat het bij hem niet om hem zelf, maar om een záák gaat, dat ontgaat u niet, ook als ge slechts oppervlakkig met hem in aanraking komt. Maar het valt u niet altijd makkelijk deze fel aanpakkende, nerveuze en somwijlen bazige persoonlijkheid als drager van deze zaak te aanvaarden. Derailleren zag ik hem eigenlijk nooit, maar bepaalde godsdiensthistorische en ook wereldhistorische neventonen en bijgeluiden moet men kunnen verdragen, als men niet elk ogenblik tegen zich zelf wil zeggen: nu is er werkelijk een groot ongeluk gebeurd. Ik voor mij wil mijn hand er voor in het vuur steken: een ongeluk in de strikte zin des woords is er niet gebeurd, ook in het interview te Napels niet, ook niet in dat ongetwijfeld minder gelukkige boek over zijn levensreis: “Van de onderzeeër naar de kansel”. Maar ik geef gaarne toe, dat het sommige mensen, als zij die dingen lezen, moeilijk moet vallen, niet om de politie te roepen – dat zijn dan de mensen, die ze bepaald zo willen lezen, alsof de mand bepaald zo willen lezen, alsof de man daar zijn catechismus had geschreven. Ik kan hun alleen maar aanraden, hem nu eenmaal niet op die manier te lezen.

Niemöller was en is nu eenmaal principieel steeds “op drift”. Dat moet men inzien, als men hem wil begrijpen en daar moet men van houden, als men van hem wil houden. Misschien is dat het ook, wat hem eerst op zijn duikboot in 1939 op een haar na daar wéér naar toe bracht. Op zijn vaart wist hij meer dan een keer ergens precies doorheen te zeilen. Hij is zo ongeveer net langs alle dingen heengezeild, die een Duitser de laatste veertig jaren terecht of ten onrechte (helaas maar al te vaak ten onrechte!) belangrijk vond. Dat hij eens deel zou hebben uitgemaakt van een organisatie van veemmoordenaars en dat uitgerekend de “rijksbisschop” Müller en zijn rotgezel Hossenfelder de Lutherse “kringen” zouden zijn geweest, waaruit hij zou zijn voortgekomen, – dat zijn overigens alleen maar àl te dwaze bedenksels van een bekenden Zwitsersen ruziemaker. Men kan echter niet verzwijgen – en Niemöller zelf is de laatste om het te verzwijgen – dat hij zich bij tijden toch wel rijkelijk in een dankwereld heeft bewogen, waarvan men thans achteraf moet zeggen, dat zij op allernoodlottigste wijze tot de opkomst van het nationaal-socialisme bijdroeg. Men kan ook niet verzwijgen, dat hij in Dachau**) inderdaad op een bepaald ogenblik na aan toe was, tot het roomskatholicisme over te gaan. Men kan evenmin verzwijgen, dat hij blijkbaar nimmer een eclatante bekering heeft doorgemaakt, ik bedoel een bekering, waarbij zijn vaartuig nu eens volkomen werd gereinigd van de algen, de schelpen en de modder, die er nog van vorige aanleghavens aan vastgegroeid zaten. Dat hij de steven precies 180° zou hebben gewend, is ook vandaag de dag te veel verlangd. Het is er veeleer bij Niemöller (alleen bij Niemöller?) zo mee gesteld, dat telkens aan de dag treedt, dat het “verzuipen” van den ouden Adam, waar Luther het ergens over heeft, bij hem weliswaar gáánde maar nog niet voltooid is. Ik heb Niemöller in een en dezelfde redevoering a.h.w. tastbaar van het minder goede naar het goede zien voortschrijden, ik heb echter bij gelegenheid ook meegemaakt, dat hij zich een terugval permitteerde. Helemaal zonder die minder plezierige algen enz. is hij nu eenmaal niet te krijg. Hij is ook niet anders te krijg dan “op drift”. Ik ken weinig mensen die practisch zo tussen loslaten en vastgrijpen, tussen “niet meer” en “nog niet” leven als hij. En een “rondvaart door de haven”, zoals men die vroeger in Hamburg kan maken, is deze vaart zeer beslist niet. Het is ook geen wilde vaart. Er is al een bepaalde richting. Of hij daarbij precies op dezelfde plaats zal aankomen, waar wij ons thans bevinden, kan ik niemand beloven. Wel heb ik hem de laatste weken dingen horen zeggen, die ook de strengste beoordelaars hier in Zwiterserland wel zouden hebben bevallen:

“God zij geprezen, dat de oorlog zo en niet anders is afgelopen; wat zou er anders van Duitsland, wat zou er van Europa zijn terechtgekomen?”

“Die Duits-nationale klanken willen wij van nu af aan niet meer horen.”

“Tussen Christendom en democratie moet thans een positieve relatie worden gevonden.”

Mooi, niet waar? Ja, het kan best zijn, dat Niemöller zich straks dáár ongeveer zal bevinden, waar wij hem graag hadden: waar wij zelf ons bevinden. Maar dat kan ik niet garanderen en ook in dat gunstigste geval weet ik niet, of en hoe land hij zich dan bepaaldelijk dáár zal ophouden. De deuren staan vandaag de dag in Duitsland naar alle kanten verbazend, ja beangstigend wijd open – méér dan bij ons! – en Niemöller is er de man naar, daar onder omstandigheden een verrassend gebruik van te maken. Of er dan toch nog een ongeluk zal gebeuren? Of zullen wij dan bij ons zelf te rade moeten gaan of wij (èn datgene wat wij thans weten) werkelijk de maat aller dingen zijn? Genoeg hiervan: Niemöller is thans waarschijnlijk nog niet zover, maar daar staat tegenover, dat hij – wáár hij zich ook bevindt – meer zeilreê, gans andere zeilreê is dan de meeste Zwitsers. Dat is het aan hem wat mij – nu ja, ongeacht die algen en die schelpen. Dat nationalisme en dat Pruisendom – aan het denken brengt en wat maakt, dat hij interessant voor mij is en dat ik hem liefheb. Daarmee bedoel ik niets kwaads tegen “de meeste Zwitsers”. Het heeft ook iets goeds, om een beetje minder “op drift” te zijn dan Niemöller. En veiliger is het in elk geval. Maar het heeft toch ook iets goeds, dat er in Gods schepping en in de kerk van Jezus Christus ook zulke ietwat stoutmoediger mogelijkheden zijn.

Of Niemöller nu een “christelijke martelaar” is en of hij als zodanig moet worden “vereerd”, ja of neen? Daaruit schijnt voor velen bij ons de kwestie-Niemöller te bestaan. Zo gesteld echter, is deze kwestie van geen belang. Onder martelaar verstaat althans de gewone man iemand, die om des geloofs wil geheel of half om het leven kwam, Nu, Niemöller is noch geheel noch half om het leven gekomen. Het was uiteraard geen genoegen voor hem, om acht jaar lang met geweld van zijn werk, zijn gezin, zijn vrienden verwijdert te worden gehouden. Doch het is de historische waarheid, dat hij in Dauchau, tezamen met andere kerkelijke en politieke gevangenen – het woord “salon-Dachauers” is in Duitsland niet onbekend – een soort voorkeur-behandeling onderging, waarbij hem niet alleen de ergere, in de Duitse concentratiekampen gebruikelijke dingen bespaard bleven, doch waarbij het hem bovendien vergund was, zijn boeken te lezen, zijn pijp te roken en zelfs af en toe een glas wijn te drinken. Wie hem “vereerde” vanwege het uitzonderlijke lijden, dat hij doorstond, heeft zich nu eenmaal vergist. Ik zou trouwens ook niet weten, bij welken verstandigen vriend van hem het ooit zou zijn opgekomen om hen te “vereren”. Ook om vereerd te worden is hij geen geschikt iemand.

Doch, vereren of niet vereren: Niemöller stond en staat voor een zaak. Dat is zijn geheim. Wie zich in alle nuchterheid naast hem stelt, doet dat terwille van die zaak. En wie hem zeer beslist in discrediet wil brengen, bedoelt daarmee waarschijnlijk eveneens die zaak in discrediet te brengen. Niemöller stond en staat op de bres voor de Evangelische kerk van Duitsland, voor zover deze op hare wijze en binnen hare grenzen een element van het verzet tegen het nationaal-socialisme was en voor zover zij vandaag de dag een element van de Duitse vernieuwing is. Er zijn nog andere, in der bekende en genoemde namen in overvloed, van welker dragers men hetzelfde kan zeggen. Doch de scherpst gemarkeerde, die bij wijze van spreken symbolische figuur was en is onder hen allen nu eenmaal: Niemöller. En speciaal hem trof nu eenmaal de genade of de on-genade, dat hij in deze functie de bijzondere aandacht van Hitler trok en dat hij op diens speciale bevel in de schaduw – en daarmede pas goed in het licht! – werd gesteld. Anderen hebben ook en hebben zwáárder geleden. Maar met hem is het nu eenmaal precies zó gegaan. Het is wel waar, dat de Evangelische kerk zich krachtiger, principiëler, algemener had behoren te verzetten en dat hier ook de grens van Niemöller’s vroegere activiteit duidelijk is te onderkennen. Maar men mag niet zeggen, dat dit verzet en dus ook Niemöller’s activiteit pas begonnen, toen het nationaal-socialisme ook de kerk begon te vervolgen. “Vervolging” kan men datgene, wat de kerk in Duitsland overkwam, strikt genomen pas met het oog op de jaren na 1935 zo noemen. Hun verzet echter en als deszelfs sterkste motor de activiteit van Niemöller, begon dadelijk in de eerst maanden van de nationaal-socialistische “machtsovername”. Zijn activiteit richtte zich, gelijk toen ook zakelijk het meest juiste was, tegen de pogingen om de kerk door de invoering van een nieuwe, “volkse”, antisemitische en totalitaire leer en ordening van binnen uit te verderven en te ondermijnen, en dat is het juist, wat toen tot de “vervolging” van de kerk leidde. Men kan van het protest van het Duitse protestantisme en ook van dat van Niemöller zeggen, dat het niet absoluut genoeg was; er waren overigens zwaarwichtige redenen, dat dit niet het geval is geweest. Men behoeft echter allerminst een “vereerder” van Niemöller en trouwens ook geen blinde bewonderaar van de met hem “belijdende” kerk te zijn, om toch toe te geven, dat hun protest binnen de grenzen, waartussen het zich helaas moest bewegen, een noodzakelijk, een echt en een krachtig getuigenis is geweest van het Christelijk geloof, van welks ernst zelfs een Hitler (en in de gevangenissen en concentratiekampen overigens ook de socialisten en communisten!) zeer duidelijk overtuigd moest raken, – een getuigenis, dat, zoals men thans kan weten, practisch tot het einde toe werd volgehouden. Aldus getuigende heeft de Evangelische kerk van Duitsland tevens al doende het een en ander geleerd en is het haar thans na de catastrofe in elk geval vergund geworden, als de eerste van alle in Duitsland werkzame publieke factoren weer enigermate op de been te komen. Voor de zaak van dit getuigenis – van verre bezien geen volmaakt, doch in allen gevalle van de Christenen over de gehele wereld een opmerkelijk en activerend getuigenis vol beloften – stond en staat Niemöller op de bres. Hij deed en doet dat met al zijn persoonlijke kwaliteiten. En de houding, die men tegenover hem en die eigenschappen aanneemt, is moeilijk te scheiden van de houding, die men tegenover deze zaak de goede en juist acht.

Men kan en moet echter nog verder gaan: onze houding tegenover Niemöller bepaalt tevens noodzakelijkerwijze onze houding tegenover den Duitser Christen en den Duitser als zodanig, zoals zodanig, zoals deze thans uit een duister verleden een nog ongewisse toekomst tegemoet gaat. Niemöller is in heel zijn wezen een kenmerkende persoonlijkheid, kenmerkend voor een ontwikkeling, die, van verre beschouwd, nog niet is afgesloten, die van verre bezien nog niet met een enkel woord kan worden gekarakteriseerd. Het is de ontwikkeling van het Duitse volk van een fantastische naar een nuchtere, van een brutale naar een humane, van een slaafse naar een vrije, van een heidense naar een christelijke menselijkheid. Wie het zich ment te mogen veroorloven, deze beweging geen aandacht waardig te keuren of haar zelfs te loochenen, omdat zij zich nog zo moeizaam voltrekt en vol innerlijke tegenspraak is, hij veroorlove zich ook zich van Niemöller af te maken. Doch wie te dezen aanzien een ander geloof is toegedaan, die zal ook Niemöller, den evangelischen Christen en predikant – nog niet geheel uit het ei – zijn sympathie, zijn vriendschap niet kunnen ontzeggen. Ik voor mij kan dat niet.

Volgens de besluiten der conferentie van Treysa is het voor de naaste toekomst, vooral Martin Niemöller’s taak de Evangelische kerk van Duitsland naar buiten te vertegenwoordigen. Daarom zal er voor het buitenland – ook de kerkelijke oecumène – alle aanleiding zijn, zich ook verder zeer bijzonder met hem bezig te houden.

__________________________________________________________

*)Bedoeld is het interview dat Engelse journalisten na zijn bevrijding met Niemöller hadden en waarin hij o.a. zeide: “Als er oorlog is, vraagt de Duitser niet of die oorlog rechtvaardig is of niet, of het doel ervan dit of dat is, doch hij voelt zich instinctief gedwongen op een of andere manier zijn land van dienst te zijn.” En: “Een democratische regeringsvorm die voor Duitsland geschikt is, is nog nooit gevonden.” Red.

**) Een der concentratiekampen, waar Niemöller vertoefde. Red.

In de Waagschaal, 1e jaargang nr. 7, 17 november 1945