Het net sluit zich – Het verhaal van Gerrit

logo-idW-oud

 

HET NET SLUIT ZICH – Het verhaal van Gerrit

Vergelijkingen tussen de oorlog en nu gaan altijd mank. Ze worden ook vaak als beledigend ervaren en werken daarom in discussies contraproductief. De PVV is de NSB niet, soms líjken ambtenaren wel op hun in alles met de bezetter meegaande collega’s uit de oorlogsjaren, maar ze over één kam scheren is kwetsend.

Voor oudere mensen gebeuren er echter soms dingen die hen bij de bezettingsjaren bepalen. Nieuwe maatregelen roepen oude beelden op. Het volgende vertelde mij Gerrit, een oude vriend. Hij schreef het op mijn verzoek op. De aanleiding was zijn woede over de legitimatieplicht die ons overal wordt opgelegd: bij de dokter, op het stembureau, bij de aanvraag van voorzieningen.

‘Vóór 1940 stond bij de Burgerlijke Stand van iedere Nederlander vermeld wat zijn of haar godsdienst is. Toen de Duitsers op 10 mei 1940 ons land binnenvielen, konden ze van dit zo nauwkeurig bijgehouden bevolkingsregister misbruik maken bij hun jacht op de Joden. Vanaf 14 oktober 1941 moest iedere Nederlander boven de zestien jaar een persoonsbewijs halen. Naam, adres en beroep werden vermeld. Het persoonsbewijs was ontworpen door ‘zeer bekwame ambtenaren’ en vrijwel niet te kopiëren.

Bij Joden komt in het persoonsbewijs een grote J; maar, zo dachten wij toen, wij zijn gelukkig geen Joden. Pas later beseften wij dat dit, door het gehoorzamen van deze ambtenaren, meer dan 100.000 mensenlevens heeft gekost.’

Gerrit, over zichzelf in de derde persoon schrijvend, vervolgt:

‘Hij ziet ‘toevallig’, in het voorbijgaan, hoe uit een Dordrechts politiebureau mannen, vrouwen en kinderen, begeleid door Nederlandse politieagenten, met hun koffertjes in een bus moeten stappen. Waarom was dat vreemd, zo dat Gerrit het altijd onthouden heeft? Omdat niemand toen op reis ging, dus de aanblik van mensen met koffertjes was ongebruikelijk. En dat ze uit een politiebureau kwamen, maakte het extra vreemd.

Zijn broer Aart, op weg naar Friesland met vrouw en jong kind, ziet hoe een Joods gezinnetje met sterren, een man en vrouw met hun baby, van de Lemmer boot bij de Oranjesluizen wordt gehaald door opsporingsambtenaren. Die beel-den blijven, en komen soms met kracht naar boven.’

‘In 2003 moest iedere Nederlander zich kunnen legitimeren met een identiteitsbewijs, zelfs verpleegtehuisbewoners. Zelfs bij ziekenhuis- en huisdokterbezoek krijg je te horen: hebt u een legitimatiebewijs?

Op doktersadvies krijgen mensen die niet alleen kunnen reizen de mogelijkheid een openbaarvervoerkaart voor een gratis begeleider aan te vragen. Ze hebben dan ook recht om gebruik te maken van de Valys-taxi. Ondanks dat recht eist de instantie van de Valys wel een kopie van het identiteitsbewijs, ‘want we kunnen toch niet zomaar iedereen een Valys-pas toekennen?’ Ze maken zich dus zomaar tot een soort opsporingsambtenaar van het Ministerie van Justitie.’

Nederland in 2010

Wat zit hier achter? Vanwaar die junkachtige behoefte van allerlei overheidsdienaren en gelegenheidscontroleurs om steeds vaker legitimatiebewijzen te willen zien? In het gesprek dat voortkwam uit Gerrits associaties met de oorlog, komt het vermoeden op dat er maar één echt doorslaggevende reden is om overal om naar legitimatiebewijzen te vragen, en dat is dat mensen die illegaal in Nederland verblijven aldus uit het systeem kunnen worden gelicht en ver-volgens uit het land kunnen worden verwijderd.

‘Je krijgt het gevoel,’ zegt Gerrit, en ik deel dat met hem, ‘dat je, iedere keer als je je legitimatiebewijs laat zien of het ergens voor kopieert, meewerkt aan de uitsluiting van mensen die weerloos en afhankelijk zijn. Het net sluit zich om al die mensen. Net als toen.’
Tot zover Gerrit.

Bij de jongste herdenking van de bevrijding van Westerbork, een paar weken geleden, kreeg mevrouw Selma En-gel-Wijnberg een lintje van minister Klink. Zij was de enige overlevende Nederlandse van het gruwelkamp Sobibor. Toen ze terugkwam in Nederland, waar ze dus altijd had geleefd van haar geboorte tot haar deportatie naar Wester-bork en het vernietigingskamp, werd ze door de minister van justitie van het kabinet Schermerhorn-Drees tot onge-wenste vreemdeling verklaard omdat ze intussen met een Poolse man was getrouwd. Zwaar teleurgesteld hebben ze Nederland verlaten en kwamen via Israël in de Verenigde Staten terecht. Nu kwam ze terug en werd ‘geëerd’ met een lintje. En wat excuses voor de nalatigheid van de Nederlandse staat.

Natuurlijk waren de woorden van minister Klink tot mevrouw Engel welgemeend. Maar waarom zei hij niets over wat er nu gebeurt? Bijvoorbeeld hoe wij hadden geleerd van zware fouten en onmenselijkheden uit het verleden?

Omdat we niets geleerd hébben. We huichelen ons door onze eigen geschiedenis en door het heden heen, erkennen fouten pas 65 (!) jaar na dato en dan nog mondjesmaat. Over wat er nu gebeurt, zwijgen we.

‘Nederland op de vingers getikt’, schrijven de kranten als het Europese Hof van Justitie voor het zoveelste jaar in successie vaststelt dat Nederland in zijn behandeling van asielzoekers mensenrechten schendt. Op de vingers getikt? Je moet wel van Lotje getikt zijn als je dat zo luchtig benoemt. Het schenden van mensenrechten is een zwaar ver-grijp. Ministers zouden niet vergoelijkend moeten zeggen, zoals Hirsch Ballin doet, dat het ‘allemaal wel wat meevalt’, als ze zulke zware beschuldigingen en constateringen over zich heen krijgen. Ze zouden zich moeten doodschamen en maatregelen nemen waardoor het land dat ze vertegenwoordigen niet langer in één rijtje staat met Thailand, Zim-babwe en China. In ons land zet men hele gezinnen op straat als ze zijn uitgeprocedeerd. Er wordt ze elementaire rechten, zoals die op onderwijs en medische verzorging, onthouden, dank zij onder andere onze legitimatieplicht. Zo sluit zich het net om de weerlozen. Ze kunnen geen kant meer uit. Wij kijken intussen de andere kant uit. We laten onze pas zien als iemand erom vraagt.

Is het een wonder dat mensen van de generatie van mijn vriend Gerrit associaties krijgen met de nachtmerrie van 1940-1945?

Stemmen

Op 9 juni mogen we stemmen. Iedere stemgerechtigde krijgt dankzij het uitstekende Nederlandse administratiesys-teem een stemkaart thuis. Dat was tot voor kort voldoende. Nu moet je je ook legitimeren. Let wel: je moet je niet kúnnen legitimeren, iedereen moet naast zijn stemkaart eerst een pas laten zien aan – ja, aan wie eigenlijk? Aan locale politici en trouwe bestuursleden van plaatselijke partijafdelingen, die de stembureau bemannen. In Gerrits taal: mensen die zich laten gebruiken als opsporingsambtenaar van het ministerie van Justitie. Maar ze zíjn het niet, op-sporingsambtenaar. Er wordt gezegd dat die pascontrole een probaat middel is tegen fraude. En bij andere gelegen-heden zou het voortreffelijk werken bij de terroristenbestrijding. De werkelijke reden is hier dat de identificatieplicht de intimidatiebehoefte van de overheid moet stillen.

Ik zal zonder identiteitsbewijs naar het stembureau gaan. Gerrit neemt hopelijk zijn altijd bewaarde persoonsbewijs uit 1941 mee. Worden we teruggestuurd, dan beschouwen we de niet beëdigde opsporingsambtenaren als lieden die ons het democratisch recht van verkiezing onthouden. Maar we zullen ons gedragen. We zullen geen verbindingen leggen met vroegere tijden. We zullen de Nederlandse mentaliteit van 2010 niet over één kam scheren met die uit de jaren dertig en veertig. Wel zullen we, bij wijze van bede voor Nederland, de profeet Amos citeren die God citeerde: ‘Laat het recht als water golven, en gerechtigheid als een immer vloeiende beek.’

Alex van Ligten