Een onontwijkbare vraag

logo-idW-oud

 

EEN ONONTWIJKBARE VRAAG

In zijn ‘persoonlijk verslag van een opmerkelijke promotie’ in het vorige nummer (IdW 38/8) schrijft Bart Gijsbertsen, dat mijn vraag aan Coen Constandse ‘getuigde van de klassieke denkfout dat de Joden Jezus gekruisigd zouden hebben’, en dat Coen er druk mee was ‘om ook deze misplaatste knuppel zo goed mogelijk te ontwijken zonder onaardig te worden’ (229). Gijsbertsen slaat de plank twee keer mis. Ik heb Marquardts verbinding tussen het zogenaamde joodse nee en de kruisiging juist ter discussie gesteld, en Constandse heeft mijn vraag niet ontweken, maar heel aardig beantwoord.

Mijn vraag sloot nauw aan bij de christologische vragen van Constandse aan het adres van Marquardt. Constandse schrijft onder meer: ‘In Marquardts denktrant zoals die hierboven omschreven is, betekent de kruisiging een specifiek probleem. De kruisiging betekent een conflict, een verwijdering tussen Jezus en velen van zijn volksgenoten. Hier stuit de gehoorzaamheid aan de Tora van Jezus op die van veel van zijn volksgenoten. Marquardt wijst er met nadruk op dat de trouw aan de Tora de basis is voor dat ‘nee’. Daarom wil hij dit ‘joodse nee’ niet negatief maar positief duiden in zijn theologie.’ (185) Constandse merkt dan op dat spreken over een ‘joods nee’ zeer problematisch is (noot 168) en schrijft vervolgens:

‘Als Jezus ‘zonder zonde’ is en als zijn gehoorzaamheid aan de Tora hem aan het kruis brengt en hem de dood doet overwinnen, dan is zijn veroordeling en kruisiging niet anders te zien dan als zonde, ook al ligt hieraan een beroep op de Tora ten grondslag. Precies dat is ook prominent aan de orde in het NT: het ene beroep op of gebruik van de Tora is het andere niet. Met name Paulus duidt op de complexe verhouding tussen Tora en zonde (Rom. 7). Juist op dit punt constateert Marquardt een verschil tussen Paulus en het jodendom. Marquardts christologie van Jezus als jood en de harmonie tussen Jezus en het volk Israël krijgen hier iets geforceerds. Zijn intentie – het uitbannen van christelijk anti-judaïsme – is onmiskenbaar en nastrevenswaardig, maar juist dit doel vraagt op dit punt om een andere uitwerking.’ (185, 186)

Naar aanleiding van deze passages stelde ik een vraag over het uitgangspunt van Marquardt dat elk anti-judaïsme moet worden verworpen en over de consequenties daarvan. Ik besloot mijn vraag aan de promovendus als volgt: ‘Hij (Marquardt) schrijft bijvoorbeeld (185) dat het anti-judaïsme pas is overwonnen, wanneer het “joodse nee tegen Jezus” positief wordt verstaan. Deze term, “het joodse nee tegen Jezus”, is van Marquardt, niet van mij. Marquardt wil dit “joodse nee”, dat leidde tot de kruisiging, positief verstaan als trouw aan de Tora. In gewoon Nederlands betekent dit dat Jezus terecht is gekruisigd. U volgt Marquardt hier niet en u schrijft op pagina 186: het uitbannen van christelijk anti-judaïsme “vraagt op dit punt om een andere uitwerking”. Mijn vraag hierbij luidt: hoe zou die andere uitwerking er uit kunnen zien? Is een andere uitwerking bij aanvaarding van Marquardts uitgangspunt en criterium wel mogelijk?’ Constandse heeft een antwoord op deze vraag gegeven, dat gezien de gelegenheid natuurlijk niet meer kon zijn dan een begin van een volledig antwoord.

Mijn vraag is dus hoe Marquardts theologie kan ontkomen aan de conclusie dat de joden die hebben meegewerkt aan Jezus’ overlevering, veroordeling en kruisiging, dit in trouw aan de Tora en dus terecht hebben gedaan. Maakt Marquardt niet dezelfde fout als de traditioneel christelijke afwijzing van Israël, maar dan in omgekeerde richting? Legt hij niet een te directe verbinding tussen hedendaagse joodse trouw aan de Tora en het aandeel dat een aantal joden destijds had in Jezus’ kruising? Kunnen hedendaags joods zelfverstaan, hedendaagse joodse interpretatie van de Tora en hedendaagse joodse trouw aan de Tora op één lijn worden gesteld met joodse interpretatie van de Tora in de dagen van Jezus, de afwijzing van Jezus’ optreden door een aantal van zijn volksgenoten en de uitlevering van Jezus aan Pilatus? Wanneer deze verschillende houdingen en gedragingen in hetzelfde vlak komen te liggen, zie ik niet in hoe te ontkomen valt aan de conclusie dat de joden die Jezus afwezen en meewerkten aan zijn veroordeling, dat hebben gedaan in trouw aan de Tora en dus in gehoorzaamheid aan God.

De kern van het christelijk geloof is hier in het geding. Jezus ging in zijn woorden en daden op een bepaalde wijze om met de Tora. Dit was een belangrijke reden waarom een aantal van zijn volksgenoten hem hebben afgewezen en hebben meegewerkt aan zijn kruisiging. Als degenen die Jezus veroordeelden, gehoorzaam waren aan God, dan was Jezus niet gehoorzaam aan God. Dan verdienen zijn woorden en daden geen geloof en navolging. Dan was hij niet de Messias. Dan is de verkondiging van de (joodse) apostelen dat hij is gestorven en opgewekt voor joden en heidenen ongeloofwaardig.

De houding van joden nu tegenover Jezus moet daarom duidelijk onderscheiden worden van de verantwoordelijkheid van joden en heidenen toen voor de veroordeling en kruisiging van Jezus. Vandaag gelooft de meerderheid van de joden niet in Jezus als de Messias. De joodse afwijzing van kerk en christendom kan na eeuwen christelijke jodenhaat en anti-judaïsme worden verstaan als blijk van trouw aan de Tora. Kan het niet-geloven in Jezus als de Messias ook zo worden verstaan? Heidenen die in Jezus Christus geloven en die collectief een anti-joodse verleden hebben, zijn naar mijn besef niet in de positie om dit te beoordelen Ook de vraag wat de houding van joden tegenover Jezus nu betekent voor de verhouding tussen God en zijn volk gaat ons vermogen te boven. Wij moeten het antwoord op deze vraag aan God zelf overlaten. Geloven zonder antwoord is hier beter dan geloven en leven met een verkeerd antwoord. Er zijn raadsels waarmee wij moeten leven tot de jongste dag.

Maar het afzien van een beoordeling van de joodse houding tegenover Jezus nu kan voor ons geen reden zijn om de kruisiging van Jezus te duiden als gehoorzaamheid aan God. Een christen kan de belijdenis van Jezus als de Messias van Israël en van de heidenen niet tussen haken zetten. Coen Constandse heeft dat goed gezien. Hij heeft de onontwijkbare vraag naar de betekenis van de kruisiging in Marquardts theologie helder op tafel gelegd. Een begin van een antwoord heeft hij gegeven tijdens zijn promotie. Ik hoop dat hij een vollediger antwoord blijft zoeken en ons te zijner tijd daarvan laat horen.

J. Muis