Mondriaan en Obama

In het Gemeentemuseum in Den Haag bekeek Obama tijdens de Nucleaire Top de Victory Boogie Woogie van Piet Mondriaan. Een buitenkansje dacht de president van de USA. Die kans benutte hij geheel binnen. De binnentuin van het museum is namelijk net geheel overdekt, een prachtige ruimte is ontstaan met goede akoestiek zo te horen, een glazen dak en met de binnengevels van het gebouw van Berlage als de vier wanden. Je ziet de groen koperen dak-lijsten en regenpijpen, de raampartijen en de mooie steenlijnen, de pilaren die het dak steunen dragen Berla-ge-kleuren. Het podium met de twee doorzichtige spreekplaatsen staat er na vier dagen na de NSS nog en de tulpen ogen fris. Er worden foto’s gemaakt van kinderen en hun ouders die even presidentje spelen. Er hangt hier een sfeer van spanning.
Niet meer in de zaal waar Obama de Victory zag, want deze hangt weer op zijn plek, de kleine ruimte waar hij altijd te zien is, maar die je telkens moet zoeken. Zo kon de museumdirecteur hem niet tonen, het zaaltje zou te vol worden met gevolg en veiligheidsmensen. Vandaar de zaal ernaast. Wat een Haags gedoe! Amsterdam heeft de Nachtwacht, Den Haag de Victory Woogie Boogie. Dat heeft Obama begrepen, directeur Benno Tempel misschien nog niet, hij moet zijn zaken blijvend zo arrangeren dat dit icoon meteen in het oog springt, hier moet je naar toe, hiervoor ben je in Den Haag. Want Piet Mondriaan is de Rembrandt van de twintigste eeuw.
Er is aan het begin van dit jaar een zeer interessante tentoonstelling geweest over Mondriaan als uitvinder. We ken-nen zijn schilderijen in twee groepen, die van zijn figuratieve periode aan het begin van zijn kunstenaarschap en die van zijn abstracte uit zijn latere en laatste levenstijd. Op ons netvlies hebben we de kerktoren van Domburg en de bomen met hun uitgewerkte takken, en ook de grote abstracte composities van rechthoeken met zwarte lijnen en met primaire kleuren gevulde vlakken. Maar hoe kom je van de ene Mondriaan op de ander? Wat is er intussen gebeurd? Voorop gesteld moet worden dat Mondriaan altijd zeer trouw aan zichzelf is gebleven, hij is volstrekt zijn eigen weg gegaan. Op die weg is hij zeer ver gekomen, nog verder dan zijn bekende composities, namelijk geëindigd vlak vóór zijn dood met de Broadway Boogie Woogie en de Victory Boogie Woogie. De laatste is net niet op tijd klaar gekomen, sommige stukjes papier en tapes waren niet helemaal stevig vast geplakt, want ze zouden eventueel nog op een andere plaats moeten worden gezet. Mondriaan is dan zeventig jaar. Hij sterft in New York in 1944.
Dertig jaar eerder, in 1914, is er een expositie bij de kunsthandel Walrecht in Den Haag, op het Korte Voorhout waar nu de Amerikaanse ambassade staat. Mondriaan leverde zestien schilderijen. Een eeuw later wordt deze expositie herhaald in het Gemeente Museum, veertien van de zestien schilderijen hangen weer bijeen. Ze zijn ontstaan in de jaren 1912-1914 in Parijs. Hij was daarheen getrokken vanwege de uitvinding van het kubisme van Picasso en Bra-que. Zij schilderden deconstructief, dat wil zeggen dat ze het voorwerp dat ze wilden afbeelden ontleedden om er weer plastische vormen mee op te bouwen, vaak als kleine kubussen. Mondriaan voelde zich als een vis in het water in Parijs en bleek door zijn vroegere werk, dat langzaam en gecentreerd tot stand kwam, direct in deze nieuwe stroming mee te kunnen komen. Misschien moet je wel zeggen dat hij niet alleen mee kon, maar zelfs voorop kwam te lopen omdat het hem niet ging om plastische vormen maar om een ritmische verdeling in ruimtelijke zin van het vlak. De veertien doeken spreken dezelfde taal, een ingehouden ritmiek, een volgehouden maat, vertellend in evenwichtige weloverwogen lijnen en strepen, met daartussen dunne kleuren, rose, zachtgeel en lichtblauw. Ieder doek staat geheel open voor de onderzoeker, die een museumbezoeker in wezen is, hij ontdekt dat er geen sprake is van een sjabloon dat over het vlak is heengelegd en dan ingevuld met kleur. Alles is voorzichtig opgebouwd, lijnen en kleuren hebben hun precieze dikte en gewicht. Al kijkend heeft Mondriaan aan alles een plaats gegeven en hebben de elementen ook een plaats gevonden. Vorm en kleur dragen elkaar en zo is het een abstracte schildering geworden.
Terug in Nederland in 1914 bleek hoe ver Mondriaan al van de Nederlandse schilderkunst af was komen staan, van mensen van De Stijl zoals Theo van Doesburg. Met Van Doesburg was het tot een breuk gekomen toen deze zich waagde aan de diagonaal. Wat de reactie was van de bezoekers van de kunsthandel laat zich raden, zelfs heden ten dage blijft het tamelijk stil rond Mondriaan. Wel worden er in de museumwinkel bekers en andere voorwerpen ver-kocht met Mondriaan-motieven, maar de zeggingskracht van zijn werk is nog te weinig bekend, onbekend maakt opbemind. Het vergt ook geduld, een kijken en luisteren naar de beeldtaal van deze strenge en precieze kunstenaar. Opmerkelijk is dat allerlei theoretische schema’s en voorstellingen waaraan andere kunstenaars ten gronde zijn gegaan door Mondriaan werden gecorrigeerd, of liever gezegd zijn oog deed dat, zijn Nederlandse oog. Hij was gewend te kijken in het wijde perspectief van het vlakke land, de helderheid van de hoge hemel en de lage horizon waren zijn kijk- en denkkader. Van buiten is hij in de stad gekomen, ook in New York is hij een Hollander. De kunst van de Lage Landen heeft zich de eeuwen door tot op Mondriaan doorgezet, in rustige vormen, denk aan de portretten en stillevens, landschappen en interieurs. De Italianen deden het op hun wijze.
In 1987 verwierf het Haags Gemeente Museum eenentwintig schetsboekbladen van Piet Mondriaan.
Er werd 1,2 millioen gulden voor betaald. Het zijn unieke tekeningen die onthullen hoe zijn kunst zich ontwikkelde, hoe hij de natuur onderzocht om eigen beeldmateriaal te maken, al schetsend, vaak met houtskool, een paar lijnen, soms een compositie. Het oog dirigeert en doorboort. Op een van de bladen die in het Gugenheim in New York bewaard worden, schreef Mondriaan: “Om ‘t geestelijke te benaderen in kunst, neemt men zoo min mogelijk realiteit, omdat realiteit tegenover ‘t geestelijke staat. Zoo is ‘t logisch verklaard dat men neemt de grondvormen.”
Piet Mondriaan was geen orthodoxe man al komt hij op foto’s vaak over als een strenge pietje precies. Hij was dol op jazz, danste met passie de charleston en was een fan van Josephine Baker.
De teruggetrokken asceet is één aspect van de kunstenaar Mondriaan. “Abstracte Beelding is een product van ver-diept gevoel en verdiept verstand beide” is een uitspraak van hem. Je voelt in zijn schilderijen onder de strakke lijnen de spanning zinderen. Bij zijn twee laatste doeken wordt de spanning een en al feest.
Voor Victory Boogie Woogie is tachtig millioen gulden betaald. Het is in stilte bekokstoofd, om de prijs niet te laten oplopen. De Victory is eigendom van de staat en in bruikleen gegeven aan het Haags Gemeente Museum. Er is helaas een volumineuze witte lijst om heen gezet in plaats van een grote ruimte waar het kan ademen. Europa moet flinker en zelfstandiger worden, zei Obama na afloop van zijn bezoek. En Den Haag ook. De trom moet worden ge-roerd: Den Haag Mondriaanstad.

Lowik Schoch