In Memoriam Karl Barth
In Memoriam Karl Barth
Ook ons heeft het bericht bereikt dat Karl Barth gisteren is overleden te Bazel in zijn eigen huis, op de leeftijd van tweeëntachtig jaar, plotseling, in de morgen. Bij allen die hem persoonlijk mochten kennen is de eerbied en de liefde zo diep geworteld, dat het verdriet, dat deze leegte in ons bestaan, lang het veld zal behouden. Maar het zou allerminst in zijn geest zijn te treuren over de vergankelijkheid van het leven en ons te dompelen in een weemoedig terugzien. Hij heeft ons geleerd dat de begrenzing van het mensenleven als heilzaam is te zien, een goede gave van God de Schepper. Juist hij heeft ons geleerd, dat het niet beamen van onze eindigheid de oorzaak van alle zorg en narigheid in de wereld doet voortduren. Die zorg waarin alle wezenlijke zorg wortelt is een aspect van de doodsangst, d.i. van het geloof dat we door de dood in het Niet storten, inplaats van er een God te ontmoeten, als nooit tevoren in de dagen die we hebben ontvangen en die voorbij gingen. Dit verkeerd geloof kweekt een heimelijke ontevredenheid, die een van de duistere geheimen van ons leven is, omdat we met onze doodsangst tegen een spook vechten dat we zelf voeden met onze verbeelding, anticiperend op wat wij menen het einde te zijn. Nu, Karl Barth was een diep bevredigd, vrolijk mens, die de rechte hartslag van het mens-zijn als danken omschreef en de vreugde van het bestaan verstond als weerschijn van de jubel die Gods eigen wezen vervult.
Zo willen wij God danken voor de gezegende aanwezigheid van deze man en zijn openheid voor alle zoekers en aangevochtenen, maar ook en vooral voor wat de Here aan heel de éne heilige katholieke kerk in deze verkorene ons geschonken heeft, dáárvoor dat Hij hem uitgerust heeft met de charismata, die juist tijdens de slepende crisis van de twintiger jaren, waarin de theologie van zichzelf totaal vervreemd scheen, nodig waren om echte theologie, de theologie zelf, de ernst en de grenzen van het werk op dat geweldig veld van het denken opnieuw te ontdekken. Uitgerust ook met de macht, met de volmacht op te wekken tot een vernieuwing over de hele linie van haar onderzoek en onderricht, van haar getuigenis en haar vertolking van de Heilige Schrift. Vernieuwing vanuit de radicaliteit, vanuit de belofte Gods en uit de revolutionaire impulsen, die vanuit de geboden Gods uitgaan tot vernieuwing en bewaring van het menselijk bestaan. Het kan niet de bedoeling zijn in deze korte herdenking een schets te geven van dit kostbaar leven, nog minder het niet-te-overschatten-werk, waarvan de twaalf delen der K.D het centrum vormen te omschrijven. Het heeft zijn gevaren om een vluchtige greep te doen uit de overvloed en het heeft eigenlijk geen zin alles samen te willen vatten in grote qualificaties hoewel ze ons voor op de lippen liggen. Ze zijn immers of overbodig(voor de ingewijden) of leeg en weinigzeggend (voor de oningewijden). Wat kan met woorden als genie of kerkvader of grote leider op de achtergrond ook van de internationale bewegingen worden uitgedrukt? Het is bovendien alles uitgehold door de onaangepastheid van de moderne mens, die men meer rechts in reactie kan vinden en meer links aan het nihilisme in een of andere (schijnbaar minder ernstige) vorm verslingerd vindt. Hoeveel ontwikkelde leken zullen vermoeden dat in de dialectische theologie links en rechts zijn gerelativeerd, opgeheven, op hun plaats gesteld en naar hun aard gerechtvaardigd? Maar aan een term zou ik willen vast houden en ik zeg: Karl Barth was de evangelist van de twintigste eeuwen hij is het als theoloog, in zijn qualiteit als denker en zegger der waarheid Gods, hij is het als filosoof, als exegeet, als historicus, als kenner en peiler van de moderne hopeloosheid; daarmee bedoelen wij te zeggen dat al zijn duizelingwekkend denkwerk (waarmee wij nog op geen stukken na klaar zijn) en al zijn eenvoudige open bekentenissen (die nog zozeer worden misverstaan) en heel zijn wijde menselijkheid zijn gebundeld, om uit te roepen met de oude en jonge Blumhardt: ‘Jesus ist Sieger’. Het gaat immers overal over de triomf der genade, triomf over de schuld, het werelddonker, het demonisch, de ondergangen, de dodenakkers, de urnen. Dat is nogal wat! zult u zeggen, grote woorden; inderdaad maar met minder kunnen we ook nu in deze korte toespraak niet toe. Alleen Ze moeten vertaald worden; ze mogen ook worden aangeklaagd door wijsgerige bekommernis en toch zullen zij doordrongen blijven van de oneindige poëzie van het geluk eeuwig in Christus Jezus geborgen te zijn. Dat gans-nieuw te zeggen werd Karl Barth gegeven! Zijn Areopagus was Europa, zijn werkingsveld de catholica, zijn invloed mensen te brengen tot omkeer tot de vreugde, was het geheim van deze priesterlijke mens. Men kan zeggen: Barth is de eerste katholieke evangelist, die het representatief is en blijft ook in een gedeelde of zelfs verscheurde christenheid.
Daarom is er alle reden, de Heer der kerk te danken dat juist onder onze roomse broeders theologen en theologanten mannen zijn naar voren getreden met een open hart en een groot begrip voor Barth, en dat zij hebben verstaan dat deze vervoerde, gedrevene, in wezen is de evangelist niet voor ‘intellectuelen’ maar eerder de hoogst intelligente evangelist voor alle verwarde christenen. Een en ander is niet in strijd met het feit dat deze evangelist de laatste jaren slechts preekte in de Strafanstalt en daar mildelijk sprak zonder verwijt, namens ‘God die hem gezonden had ook voor dit schijnbaar geringe werk.
Bij het heengaan van Karl Barth komt ons een woord te binnen, het is een apocalyptisch woord uit Daniël. Het luidt: de leraars nu zullen blinken als de glans van het uitspansel en die er velen rechtvaardigen gelijk de sterren altoos en in de eeuwen der eeuwen. Ach, wat zijn de ‘leraars’? Buber vertaalt op deze plaats de ‘begrijpenden’, en in de vertaling van Menge lezen wij: ‘de verstandigen’. Dat is veel dichter bij de deemoed van de heengegane zelf, veel democratischer zouden wij zeggen, maar als rest van die hoge uitspraak blijft: ze zullen blinken als het firmament, zij die er velen in de rechte verhouding tot God gebracht hebben, ja zullen zijn gelijk de sterren altijd zolang de arme wereld staat en voortgaat, maar wat blinkt er eigenlijk? en wat stellen die sterren voor? nu kort gezegd: de waarheid Gods en die begrepen, de gerechtigheid Gods en die omhelsd, in die zin zal Karl Barth’s werk blijven en de dankbaarheid der begrijpenden, die verzonken zijn in aanbidding voor de genade die het heelal te boven gaat en alle ding vervult met zichzelf en alle afval verzoent in zijn vrede.
We hebben getracht een dankwoord te spreken, niet aan Karl Barth maar over hem, een dankwoord tot God dat wij te rechter tijd in ons midden hebben gehad de evangelist, de katholieke evangelist, die den modernen een moderne werd, en met de verzekerden een verzekerde, en met de vervreemden een vervreemde om Christus’ wil, die ons tevoren zo uitnemend heeft liefgehad. Karl Barth, de evangelist, vanuit en tòt de ecclesia catholica – hem te verguizen dat is nu wel voorbij, maar hem te vergeten, zou een andere verguizing zijnen veel erger en met veel ernstiger gevolgen dan wij nu kunnen beseffen: want een terugval in oudere posities en nieuwe vastigheden zou waarlijk een ramp zijn. Wij hebben echter goede hoop dat Hij die dit werk heeft doen ondernemen en de arbeider gezegend heeft dit werk zal bewaren, om het nog later, misschien veel later, een bloei te geven te rechter tijd, tot genezing der gemeenten, die van de geneeskracht misschien nauwelijks een vermoeden hebben, tot bemoediging van de mannen, die wanhopig vechten voor de medemenselijkheid in een wereld van geweld en vrije tijd, tot voorbeeld voor degenen, die zich verweren tegen de technocratische ontlediging, geweldenarij en slavernij.
Een bloei? ja, zo hopen wij, maar het zal hopelijk niet een Barthrenaissance opleveren! maar, een exodus uit de ‘kerkelijkheid’, krachtens de ‘kerkelijke dogmatiek’ die immers aangewezen schijnt nog een groot werk te verrichten in Europa (en op andere zendingsvelden iets verder weg) als primair wegbereider voor een evangelische katholiciteit; een nieuw gewas?, neen, het is geplant, maar een nieuwe bloei in een bar getij. Later! och! veel later dan onze hoop zou meten, nu wij, met zo diepe dank staan in de haag bij zijn uitvaart.
K. H. Miskotte
(In de Waagschaal, jaargang 24, nr. 6. 21 december 1968)