Amerika een gevaar voor Nederland?

logo-idW-oud

AMERIKA EEN GEVAAR VOOR NEDERLAND?

Sinds enkele jaren bestaan er ‘universiteitsprofessoren’ die benoemd zijn, omdat ze in staat worden geacht op een breder terrein dan hun vakgebied aktief te zijn, met name in onderzoek. Krachtens hun opdracht leggen zij zich erop toe over opmerkelijke verschijnselen in cultuur en samenleving hun licht te laten schijnen, in woord en geschrift.

Universiteitsprofessor Karel van Wolferen was eerder o.m. als correspondent in Japan werkzaam en woonachtig. Hij heeft samen met Jan Sampiemon een soort manifest gepubliceerd. Het boekje is in journalistieke stijl geschreven, soms wat kort door de bocht, en het roept Nederland op anders te gaan denken en handelen inzake ‘samenwerking’ met bondgenoot Amerika. Nederland moet eindelijk eens ophouden volgzaam en onkritisch te zijn als een vazal. Het moet zich als een fiere bondgenoot opstellen. Het moet zich bewust zijn dat het tot de kern van Europa hoort en lid mag zijn van de Verenigde Naties, hoezeer Amerika ook tracht de VN tegen te werken. De schrijvers werpen veel vragen op: Wie hebben de macht in Amerika? Wat is er de laatste jaren veranderd, op sluipende wijze? Wat bezielt Bush en de zijnen, zoals Cheney, mevr. Rice, en Rumsfield? Hoe komt het dat oppositie en media bijna helemaal stil gevallen lijken? Wat kan en moet Europa en ook Nederland nu doen?

Het boekje heet: ‘Een keerpunt in de vaderlandse geschiedenis’. Want Amerika, onze bondgenoot, is volstrekt niet meer wat het was. ‘Het is nu een macht die chaos schept en een gevaar vormt voor de wereld. Een Nederland in het kielzog van Amerika is een gevaar voor Nederlanders’. Zo staat het uitdagend te lezen op de oranje gekleurde kaft van het 136 bladzijden tellende boekje. ‘Good old’ Dries van Agt getuigt zelfs op de achterflap dat het een belangrijk en dapper geschrift is. Hij meent dat de schrijvers op veel weerstand zullen stuiten, toch zal het boek zeker ‘de dagdromers van het vertrouwde atlanticisme wakker schudden uit hun behaaglijke dommel’. Zo zeker lijkt dat nog niet, want ik heb niet de indruk dat het boekje druk gelezen en besproken wordt. Is het weerstand, onverschilligheid, luiheid, moedeloosheid? Het zou goed zijn, wanneer velen dit manifest grondig lazen. Voor IdW-lezers is hier een fraaie kans de hopelijk aanwezige politiek-kritische zin nog iets aan te scherpen.

Om met enkele opbouwende suggesties uit het slot te beginnen: Nederland zou voortaan in de voorhoede moeten gaan om het volkenrecht hoog te houden. Het moet, Hugo de Groot’s levenswerk indachtig, een rol spelen bij de bezinning op de ontwikkeling van internationaal recht (133). Zwaartepunt in Nederlands politieke orientatie moet weer worden verlegd naar Europese integratie (135) en dat betekent dat Nederland zijn ‘onconditionele Atlantische positie’, die alle trekken van een ‘verslaving’ heeft, dient op te geven. Nederland moet zich werkelijk gaan inzetten, met Duitsland, Frankrijk, België, om te komen tot een ‘demonstratieve afwijzing door Europa’ van wat de regering-Bush in eigen land en in de wereld aanricht (138). Wat Irak betreft moet Nederland kiezen voor de Frans-Duitse benadering.

Maar, zo zou gevraagd kunnen worden, is die benadering zo eenduidig? En zal de nieuwe regering van Duitsland, met bondskanselier Angela Merkel, wel neigen tot meer afstand ten aanzien van het huidige Amerika? En wat ons land betreft, is het niet wat parmantig en naief om zich Nederland nog in een voortrekkersrol voor te stellen? Oplossingen lijken dus niet voor het grijpen, maar wel geeft dit manifest analyse en menige kritische observatie die instemming verdienen. Hier en daar is het verheugend hoe zaken aan de orde worden gesteld, een zekere zelfcensuur doorbrekend, die in ons landje gangbaar lijkt. Zo blijft men maar betogen dat Europa zich zonder de Amerikaanse partner isoleert van de wereld. Het manifest gaat hier zo op in: ‘Het is andersom. Europa bevordert op het mondiale vlak een eigen isolement als het weigert in te zien dat Amerika zijn benadering tot de wereld ingrijpend heeft veranderd en het feitelijke bondgenootschap unilateraal heeft opgeheven’. (14)

We lezen dat Amerika een ‘gevaarlijke’ bondgenoot is geworden. Ook benadrukken de schrijvers hoezeer de leugens regeren. Het boekje stelt het voor, alsof Amerika voordat de huidige regering aantrad zo betrouwbaar was en voorop ging in ‘politiek fatsoen’, een term die herhaaldelijk valt. Dat lijkt me sterk overdreven. Maar in elk geval is wat sluimerde en incidenteel de drakenkop opstak nu gangbare oorloghitserige attitude en taal aan het worden: dat preventieve gewapende aanpak nodig en nuttig kan zijn; dat er nu eenmaal ‘schurkenstaten’ (rogue states) zijn; dat er nog een te zwakke ‘coalition of the willing’ bestaat en dat verbetering alleen kan onder leiding van de VS. Terecht herinnert het boekje nog eens aan de State of the Union-rede door president Bush in 2002. Irak, Iran en Noord-Korea werden toen gebrandmerkt als ‘as van het kwaad’. Het manifest geeft hier dit commentaar: ‘Geen van deze landen –en geen enkel ander land- vormde een bedreiging voor de VS en de verwijzing naar de ‘axis’ van Berlijn-Rome-Tokio uit de Tweede Wereldoorlog botste met elk gevoel van politiek fatsoen’ (28).

De ‘neocons’ aan de macht

Er is een naar verhouding kleine groep ‘neocons’ (neo-conservatieven) die bezig is alle macht aan zich te trekken, critici de mond snoert en zwart maakt en voor geen rede meer vatbaar is (61 ev.). Bush met zijn neocons worden wel eens als ‘ideologisch’ bestempeld. Maar dat is al te sussend en weinig kritisch in het spoor van de meeste media (met te prijzen uitzondering van The New York Book Review, The New Yorker, The San Francisco Chronicle, vgl. 50/51). Het boekje zegt hierover dat de zogenaamde ‘neoconservatieven’ geen conservatieven zijn, maar eerder vergeleken moeten worden met leden van een cultus, een sekte. Want praten doen ze ‘alleen maar met elkaar of voor een gehoor dat niets terug kan zeggen’ (63)

Er is tegen de gang van zaken opvallend weinig protest gerezen. De schrijvers veklaren dit voor een belangrijk deel met het falen van de media, in Amerika, maar ook in Europa (72). Dit kan in elk geval gezegd worden over Bush en de neocon-inspiratie: ‘dat zij de traditionele voorstelling van een Amerika met een missie uitbuiten om een machtsfantasie van totale controle over onze planeet te verwezenlijken. Geen imperium in de geschiedenis heeft dit eerder kunnen nastreven, omdat andere imperia in de weg zaten. Geen staat heeft ooit eerder de militaire reikwijdte bezeten om ook maar te peinzen over de controle over de gehele wereld’ (60)
Drie punten uit wat Wolferen en Sampiemon te berde brengen moeten tenslotte nog kort genoemd.

1, ‑Hoe kon het zover komen?(64 ev.) Deels ligt dat aan president Bush, die niet ‘competent’ is en gestuurd wordt door fantasten die in een soort cocon-wereld leven (61). Maar een tweede factor is zeker dat de regering- Bush erin geslaagd is zich te onttrekken aan de normale ‘checks and balances’ van de Amerikaanse democratie. De schok van september 2001 speelde een grote rol, samen met de uitbuiting van dat gebeuren door de huidige machthebbers: ‘De kolossale schok van de slachting op de elfde september 2001 en de aan hysterie grenzende nationale angst die daarop volgde hebben beide, oppositie en media, vrijwel monddood gemaakt’ (66).

2. ‑Het risico voor Nederland. Terecht lijkt me de opmerking (o.m. 105 vv.), dat er een samenhang bestaat tussen de risico’s die Nederland loopt en goede informatie over wat Nederlandse militairen in de wereld ondernemen. Wat onze minister Kamp loslaat en mogelijk verzwijgen moet vervult me persoonlijk wel eens met zorg. Er is een gevaarlijke ontwikkeling denkbaar dat Nederland in een ‘oorlog’ naar Amerikaanse opvatting wordt meegezogen (107, 109, 110).

3. ‑Christenen spelen een rol. Af en toe laten de schrijvers merken hoezeer ook de godsdienst wordt ingezet in de propagandamachinevan de neocons. Wie spreekt in termen van ‘Wie niet voor ons is, is tegen ons’ en als tegenstander ‘de as van het kwaad’ te hebben, krijgt vanzelf een messiaans aureool. De neoconservatieve propagada heeft het bestaan Bush te vergelijken met Napoleon en met Churchill. Maar hij moet ook de redder van het goede zijn, eenzaam strijder in een wereld vol demonische machten. Van Wolferen verwijst naar een man als Billy Graham. In de ‘nationale gebedsdienst’ (begin 2005) ‘zei hij nog tegen God dat Amerika besefte dat Bush en Cheney hun tweede termijn aan Hem te danken hadden’ (65) In recente publicaties valt hierover meer te lezen (b.v in ‘America Alone- The Neo-conservatives and the Global Order’) van de hand van Halper, S en Clarke.J. (Cambridge, New York 2004, 2005, paperback). In de paragraaf in dit boek ‘Outreach to the media and Evangelicals (180-200) staat onder meer te lezen, dat juist Bush voldoet aan langer gekoesterde verlangens naar een zuivere ‘wedergeboren’ christen als president.

Sommige christenen hebben in de VS al eerder hun hoop gericht op Carter en Reagan, maar beiden stelden teleur, wat dit betreft. Neoconservatieven convergeren met veel christenen in hun visies. Er lijkt een evangelicale politieke beweging op gang gekomen, nauw verbonden met rechtse krachten in de Republikeinse partij. Mannen als Robertson en Franklin Graham (zoon van Billy), die leiding geeft aan christelijke hulporganisaties, helpen mee om met citaten uit de Koran aan te tonen dat de islam geen ‘vredelievende religie’ is. Ze onderstrepen ook dat Amerika al tientallen jaren in oorlog is met islamitisch terrorisme in het Midden-Oosten.

Het is misschien goed tenslotte nog op te merken dat de schrijvers van ‘Een keerpunt in de vaderlandse geschiedenis’ laten blijken niet gedreven te worden door anti-amerikaanse gevoelens. Verder lijken ze mij politiek gesproken mensen uit het midden, en dan mogelijk ietsje links. Er is een wat idealistisch heimwee te bespeuren naar voorheen, het ‘fatsoenlijke’ Amerika. Van Wolferen en Sampiemon lijken mede daardoor extra verrast en verontwaardigd over wat er vandaag de dag gaande is –en hebben de alarmbel geluid.

Mans Miskotte

(n.a.v. Karel van Woferen en Jan Sampiemon ‘Een keerpunt in de vaderlandse geschiedenis’. Amsterdam 2005. 136 pag. J.M. Meulenhof bv. Prijs: Euro 7,50. ISBN 90 290 7698 4)