Gunning en de theosofie

logo-idW-oud

 

Gunning en de theosofie

In IdW van 20 mei jl schrijft ds. Den Boer over mijn proefschrift Gunning en de theosofie. Dat is voor mij een hele eer. Toch neem ik de vrijheid om – zoals Gunning zelf vaak deed als hij vond dat zijn werk niet geheel recht gedaan werd – het slot van Den Boers bijdrage in een iets ander licht te plaatsen. In het laatste deel mijn proefschrift, § 4, toon ik aan welk aspect van de christelijke theosofie Gunning na 1876 verwierp. Dat was vooral de theosofische Schriftbeschouwing, die in de Blikken in de Openbaring ruimschoots te vinden is. De vragen van ds. Chr. Hunningher ten aanzien van een heruitgave van de Blikken, waar Den Boer naar verwijst, betreffen dan ook vooral het vierde, bijbels-theosofische deel. Aanvankelijk wilde J.H. Gunning J.Hz. dit deel daarom niet uitgegeven, maar uiteindelijk besloot hij toch tot een volledige herdruk. De theosofische godsleer en het theosofische natuurbegrip, die in mijn studie centraal staan, zijn echter nog in Gunnings laatste belangrijke geschrift over Spinoza De eenheid des levens uit 1903 te vinden en zijn dus blijven meespelen in zijn denken.

In de inleiding van mijn proefschrift laat ik zien dat er na 1920 een lezing van Gunning is ontstaan, die vooral het profetisch-eschatologische element op de voorgrond plaatste. Daardoor raakte het theosofisch-humanistische element op de achtergrond. In mijn proefschrift heb ik geprobeerd die lacune weg te nemen.

Ik hoop dat ik met mijn studie evenzeer mag bijdragen aan belangstelling voor het werk van J.H. Gunning Jr. als het waardevolle werk van ds. Den Boer en zijn vriend prof. Beker, die wij onlangs samen in Hydepark gedachten, heeft gedaan.

Leo Mietus

In IdW van 20 mei jl schrijft ds. Den Boer over mijn proefschrift Gunning en de theosofie. Dat is voor mij een hele eer. Toch neem ik de vrijheid om – zoals Gunning zelf vaak deed als hij vond dat zijn werk niet geheel recht gedaan werd – het slot van Den Boers bijdrage in een iets ander licht te plaatsen. In het laatste deel mijn proefschrift, § 4, toon ik aan welk aspect van de christelijke theosofie Gunning na 1876 verwierp. Dat was vooral de theosofische Schriftbeschouwing, die in de Blikken in de Openbaring ruimschoots te vinden is. De vragen van ds. Chr. Hunningher ten aanzien van een heruitgave van de Blikken, waar Den Boer naar verwijst, betreffen dan ook vooral het vierde, bijbels-theosofische deel. Aanvankelijk wilde J.H. Gunning J.Hz. dit deel daarom niet uitgegeven, maar uiteindelijk besloot hij toch tot een volledige herdruk. De theosofische godsleer en het theosofische natuurbegrip, die in mijn studie centraal staan, zijn echter nog in Gunnings laatste belangrijke geschrift over Spinoza De eenheid des levens uit 1903 te vinden en zijn dus blijven meespelen in zijn denken.

In de inleiding van mijn proefschrift laat ik zien dat er na 1920 een lezing van Gunning is ontstaan, die vooral het profetisch-eschatologische element op de voorgrond plaatste. Daardoor raakte het theosofisch-humanistische element op de achtergrond. In mijn proefschrift heb ik geprobeerd die lacune weg te nemen.

Ik hoop dat ik met mijn studie evenzeer mag bijdragen aan belangstelling voor het werk van J.H. Gunning Jr. als het waardevolle werk van ds. Den Boer en zijn vriend prof. Beker, die wij onlangs samen in Hydepark gedachten, heeft gedaan.

Leo Mietus