Het nut van een late ontdekking

logo-idW-oud

 

HET NUT VAN EEN LATE ONTDEKKING

 

Voor iedere lezer die al langer het gevoel had dat de vrije markt een geloofsartikel is en dat het kapitalisme ten on-rechte als een ideologisch neutrale grootheid wordt begrepen, is het jongste boek van Hans Achterhuis een genot om te lezen. Het boek is in de eerste plaats de documentatie van een late ontdekking. Gealarmeerd door de kredietcrisis en de opmerkelijke persistentie van riskant en zelfverrijkend bankiersgedrag is Achterhuis op zoek gegaan naar de bron waaraan die verschijnselen ontspruiten. De utopie van de vrije markt (de titel van het boek) bleek weldegelijk al bedacht te zijn en werkzaam bovendien. Tot zijn eigen verbazing en nederige erkenning ontdekte de schrijver dat ze in Atlas Shrugged (1957) van de hem allang bekende Amerikaanse Ayn Rand zeer precies beschreven staat – en meer nog, dat dit bij ons nauwelijks bekende boek in de Verenigde Staten al jaren enorme oplages kent en door de Amerikanen als het op de bijbel na belangrijkste boek wordt gezien. En bovendien moest hij vaststellen dat de be-roemde Alan Greenspan die jarenlang de Fed leidde en de liberalisering van het Amerikaanse financiële systeem vormgaf, tot de intieme kring van Ayn Rands aanhangers behoorde.

Achterhuis zou niet de degelijke filosoof zijn die hij is als hij de lezer niet eerst precies uitlegde wat hij onder utopie verstaat en hoe alle wezenlijke kenmerken van een utopie in Atlas Shrugged zijn terug te vinden. Bijvoorbeeld de maakbaarheid van een complete samenleving, de nadruk op zuiverheid die van de belangrijkste actoren wordt ge-vraagd, de totale verandering die nodig en mogelijk is alsook de bijbehorende noodzaak van geweld. Om aan te tonen dat we met de (wereld)markt zoals we die nu kennen een tamelijk jong fenomeen te pakken hebben, geeft hij een korte geschiedenis van haar ontstaan. Hierin ligt een grote nadruk op de terreinverovering van de markt ten koste van de autarkische familiehuishouding en van de meenten, de commons. Het opknippen en privatiseren van deze gemeenschappelijke gronden in Engeland is bij dit laatste het grote voorbeeld. De creatie van een klasse van paupers die vervolgens materiaal wordt voor het rekruteren van loonarbeiders, is hier onderdeel van. Vervolgens geeft Achterhuis een overzicht van het denken over de vrije markt, van Aristoteles tot Keynes. Het nut van dit overzicht zit in de overdenking van alle keerzijden van marktdominantie en van de noodzaak om haar te begrenzen en te reguleren. Dat wil zeggen: van al datgene wat door de utopisten van de vrije markt als hinderpaal en smet wordt gezien. Tot deze categorie rekenen zij bijvoorbeeld de door Durkheim bedachte georganiseerde solidariteit zoals deze vorm krijgt in de verzorgingsstaat.

In het laatste deel krijgt het boek onderzoeksjournalistieke trekken. Daar gaat het over de gerealiseerde utopie van de vrije markt met als eerste historische voorbeeld het Chili van Pinochet. Hier kwam ik er pas achter hoe die kring rond Ayn Rand iets anders is geworden dan een leesclub of filosofengroepje. Het was de kiem van een goed georgani-seerde activistische economenlobby, die niet alleen de macht van de Keynesianen heeft overgenomen, maar zich grote nieuwe macht heeft toegeëigend. Ze vormden uiteindelijk de harde kern van neoliberalen die hun vrijemarkt-absolutisme met staatsmacht konden uitleven: de Chicagoboys rond Milton Friedman. Ze boekten niet alleen in de VS en Chili successen, maar ook in postsovjet Rusland. De shocktherapie, zoals Naomi Klein het noemt, die ze in de laatste twee konden toepassen, veroorzaakte de plotse verarming van miljoenen mensen zonder sociaal vangnet. Dit gold als de prijs voor de vooruitgang die de vrije markt volgens hun geloof onvermijdelijk brengen zou. De verdienste van Achterhuis’ boek is dat het utopische karakter van deze gewelddadige geschiedbeschouwing op slag duidelijk wordt.

Wat is de moraal? Volgens Achterhuis in zijn epiloog heeft ondanks de economische crisis het militante neoliberalis-me nog zoveel macht, dat het om georganiseerde tegenmacht vraagt. Deze zal niet in de eerste plaats van de staat komen en van de markt al helemaal niet. Het evenwicht tussen markt, staat en burgermaatschappij zal hersteld moe-ten worden en dat kan alleen door initiatief vanuit de laatste. Zij zal staat en markt aan zich moeten onderschikken. Daarvoor worden, met de woorden van Aristoteles, praktische wijsheid, moed, zelfbeheersing en maatgevoel ge-vraagd. Meer dan een paar kleine voorbeelden van wat hij hiermee bedoelt, geeft Achterhuis niet. Dat vind ik geen groot gemis. Met de haarscherpe ontleding van het gevaarlijk utopische karakter van de neoliberale marktideologie geeft hij actieve staatsburgers een krachtig wapen in handen.

Herman Meijer

Hans Achterhuis, De utopie van de vrije markt, Lemniscaat 2010, 320 blz.