Dietrich Bonhoeffer: het zij je vergeven…

logoIdW

 

DIETRICH BONHOEFFER: HET ZIJ JE VERGEVEN…

Bonhoeffer wees zijn studenten in Zingst en Finkenwalde er bijtijds en beslist op dat de avondmaalsvieringen een echte verzoening onder de broeders veronderstelde. ‘En hij zei ook – tot verrassing van de meesten – dat men privé te biechten kon gaan bij een broeder of bij hem zelf,’ schrijft Dietrichs studievriend en latere biograaf Eberhard Bethge. ‘Nauwelijks een enkele heeft daartoe kunnen besluiten: er bleef veeleer een bedrukte en vreemde stemming hangen. Zoiets was in de evangelische kerk niet gebruikelijk.’

Biechten? Nee, dank u. Ik ben protestant! Dat was mijn eerste gedachte, toen ik in Bethge’s vuistdikke biografie over het leven van Bonhoeffer een exposé van dit thema aantrof. Een aangeboren nieuwsgierigheid – of moet ik zeggen: leergierigheid – spoorde mij aan verder te lezen. Wat bleek? Bij Bonhoeffers studenten proefde ik eenzelfde verlegenheid. Verbazing over het voorstel van hun geestelijke vader, en een grote gereserveerdheid om bij elkaar te gaan biechten. Klaarblijkelijk werd mijn schroom gedeeld.

Slechts geleidelijk aan raakten de studenten van het Broederhuis vertrouwd met de door Bonhoeffer geïnitieerde praktijk van deze openbare belijdenis van zonden jegens elkaar, en ten overstaande van God – coram Deo. Voorafgaande aan de maandelijkse avondmaalsviering sprak men in de regel op het seminarium in Finkenwalde onder elkaar niet over de biechtpraktijk, toch ‘merkte heel het huis dat er nu iets veranderd was. (..) Op zekere dag gebeurde het dat Bonhoeffer zelf een broeder vroeg die hierin totaal geen ondervinding had zijn biecht te horen,’ merkt Bethge op. Als de meester… Tja, dan ook de leerling. Toch? En zo werd de gêne onder het uitspreken van begane zonden of wandaden overwonnen. De Finkenwalders leerden van Bonhoeffer dat in de andere broeder aan wie ik mijn schuld uitspreek Christus tegenover mij zit en luistert. ‘Broeder ben ik de ander,’ schrijft Bonhoeffer in Gemeinsames Leben, ‘door datgene wat Christus voor en aan mij gedaan heeft, en de ander is mij tot broeder geworden door wat Christus voor en aan hem heeft gedaan.’ Vergeving door genade ontvangen dus, in plaats van veroordeling door vergelding. Bonhoeffer: ‘Wat iemand als christen in zichzelf ook moge zijn, in alle innigheid en vroomheid, kan geen grondslag zijn van onze gemeenschap. Alleen wat iemand van Christus uit is bepaalt onze broederschap.’ De oorbiecht, het luisteren naar de ander die tegenover jou zijn overtredingen in de openbaarheid brengt en niet voor zichzelf houdt, is een weldadige ervaring die de broeders in de geloofsgemeenschap onderling goed doet en hen versterkt. Laat dit overigens ook gelden voor de zusters die zich onder de navolging van onze Heer hebben gesteld – ook al ontbraken zij onder de studenten die Dietrich leidde. Tijdens de biecht kan men de last van het eigen geweten overladen op een broeder die ons namens de Eeuwige aanhoort ‘en kwijtschelding uitspreekt in de naam van God’, aldus Bonhoeffer. En dat is nu precies wat de zonde níet wil. Zij schuwt het licht, werpt de zondaar in de eenzaamheid van het duister, levert hem uit aan zichzelf, aan wanhoop en verterende vertwijfeling. Het kwaad isoleert en onttrekt de mens aan de oprechte gemeenschap. Dit in tegenstelling tot de zgn.‘vrome’ broederschap die de zonde verbloemt en er niet openlijk over spreken wil. Die de zonde ’t liefst ontkent tegen beter weten in, en daarmee de zondaar als zondaar niet erkent en diens worstelingen gewoonweg bagatelliseert. Dietrichs standpunt is helder: in een vita communis móet de zonde aan de dag komen; het niet-uitgesprokene wordt in de openbaarheid van de gemeenschap gebracht, gezegd en beleden. Staande in de juiste verhouding tot elkaar mogen broeders zondaren zijn, en zich verheugen over de genade van God. De verborgen zonde scheidde hem van de gemeenschap, maakte alle schijnbare gemeenschap onwaarachtig, maar de beleden zonde hielp hem om te leven in werkelijke gemeenschap met de broeders. Doordat de belijdenis van schuld voor het aangezicht van de broeder in Christus geschiedt, wordt de laatste ‘burcht der zelfrechtvaardiging prijsgegeven.’ De superbia, de hoogmoed, lijdt gezichtsverlies want de maskers vallen af. Je gaat als het ware met de billen bloot – en ik verzeker u dat het oplucht, bevrijdt van ieder beklemming en wegen opent naar God en medemens.

Biechten. ‘Als iemand één keer heeft ondervonden dat God hem uit een grote zonde gerukt heeft en hem heeft vergeven (…) dan verliest zo iemand alle zin om te oordelen en om wrok te koesteren. Dan wil hij nog maar één ding: meedragen aan de nood van zijn broeder, dienen, helpen, vergeven, zonder beperking, zonder voorwaarde, zonder einde.’ Biecht betekent bekering, dat is Bonhoeffers stellige overtuiging. Er is een breuk met het verleden getrokken; er vindt een doorbraak plaats naar het nieuwe leven. Biechten? Ik!? Ja, ook al ben ik protestant. En ik spreek uit ervaring…

Dirk Lammers

Auteur studeerde onder meer theologie in Brussel en is werkzaam in het onderwijs