Karl Barth over de machten

De heerser der aarde beheerst door de aarde

Karl Barth over de machten

In het artikel over de ideologieën bespraken wij de macht van de menselijke geest. De mens construeert een beeld van de werkelijkheid, waaraan hij zich verslingert. Zijn beeld laat hem niet meer los Het bepaalt zijn houding, zijn plannen. Maar het menselijk leven speelt zich niet uitsluitend af vanuit de geest, het denkvermogen. Even bepalend is de lichamelijkheid, het fysieke aspect. De mens is ziel van zijn lichaam. Hij leeft in de ruimtelijke fysica van de geschapen kosmos. Hij leeft op de aarde, Ja, de menselijke geest denkt zelfs met het óóg op het aardse bestaan. Uiteindelijk staat alles in dienst van het vervullen van de opdracht die God aan de pas geschapen mens geeft: ‘Weest vruchtbaar en wordt talrijk; vervult de aarde en onderwerpt haar, heerst over de vissen der zee en over het gevogelte des hemels en over al het gedierte, dat over de aarde kruipt’ (Genesis 1: 28). De mens bewerkt de aarde en zoekt haar te onderwerpen. De aarde moet het theater worden waar de menselijke glorie zichtbaar is. Nu, het is alles goed zo lang de mens zijn arbeid verstaat vanuit de opdracht van God. Het gaat goed, zo lang de mens beide wil zijn: heer der natuur en knecht van God.

Of hij in deze dienst aan God wil staan is beslissend voor zijn heerschappij over de natuur. Ontloopt de mens de dienst aan God, dan verliest hij ook de bij hem horende heerschappij. De afval van God brengt met zich mee de revolutie der natuurkrachten. Zo ontstaan, wat Barth noemt, de chthonische machten (het Griekse woord ‘chthonè’ betekent ‘aarde’). Daarbij gaat het eerst om de natuurlijke krachten van de mens zelf. Dan ook om de krachten der kosmos die door de mens zijn wakker gemaakt. Inderdaad, hij was het die ze ontdekte, hij gebruikte ze in zijn dienst, hij stond aan het stuur. Maar de mens weet het niet meer in de hand te houden. Hij raakt de macht over het stuur kwijt. ‘Abrückend von Gott, wird er selbst ‘verrückt’. Doordat hij zijn plaats tegenover God niet meer wil kennen, raakt hij ook zijn plaats tegenover de aarde kwijt. In plaats van heerser der aarde te zijn, wordt hij voortaan door de aarde beheerst. De opgeroepen krachten waren de slaven van de mens, zij treden hem nu echter als robotten tegemoet, die door hem ‘bediend’ willen worden. Zij brengen de mens waarheen hij niet wil.

De ontketende machten blijken een zeker automatisme te bezitten. De natuurkrachten die de mens door technische toepassing kon gebruiken om zijn leven gemakkelijker en eenvoudiger te maken, wekken, dank zij de vele mogelijkheden die zij bieden, steeds meer nieuwe behoeften op bij de mens. Die moeten dan ook bevredigd worden. En door die bevrediging na te jagen wordt het leven telkens moeilijker en gecompliceerder. Zo worden de zorgen vermeerderd in plaats van verminderd.

Ter bemoediging zegt Barth ook ten aanzien van deze chthonische machten, dat zij geen onvoorwaardelijke heerschappij hebben. Er zijn geen grenzen aan Jezus macht, wel aan de macht van deze machten. Daarom mogen we hen tenslotte zonder angst in de ogen zien, in de vreugde van het geloof. Maar juist omdat de angst verjaagd is, kunnen en moeten we ze dan ook scherp in het oog vatten.

Barth wijst vervolgens enkele chthonische machten aan. Het valt daarbij op, dat hij de techniek wel noemt, maar niet verder bespreekt. Er wordt blijkbaar al genoeg op haar afgegeven door anderen!

Mode

Eerst iets min of meer onschuldigs: de mode. Daarmee is het al meteen vreemd gesteld. Wie heeft de mode eigenlijk in de hand? Wie of wat bepaalt wat mode is?

Hoe bestaat het dat de mode het ene jaar totaal anders is dan het andere jaar? En hoe komt het dat niemand bij de mode achter wil blijven? Dat niemand ouderwets gekleed wil gaan? Hoe komt het dat de mannenkleding zo weinig verandert en zo vervelend monotoon is? Het is allemaal niet duidelijk.

Op een hoger niveau doet hetzelfde verschijnsel zich voor in de kunst. Wie bepaalt de wisseling van stijl en schilder- en beeldhouwkunst, in de muziek en in de literatuur?

Sport

Ook de sport blijkt macht over mensen uit te oefenen. Neem nu alleen de miljoenen toeschouwers, het massapubliek. Wat beweegt hen? Wat was het, zo vraagt Barth zich niet zonder zeker ontzag af, dat aan de 17-jarige voetballer Pele niet minder dan 500 huwelijksvoorstellen bezorgde? Wat is dat voor een glans die de winnaar van de Tour de France omstraalt? Gaat her daarbij om de menselijke behoefte om in degenen die in de wedstrijd overwinnen de helden te vinden, die de bewonderaars zelf graag geweest zouden zijn? Wil men in hen zichzelf vereren? Raadsels!

Plezier

Hoe staat het met het plezier in het menselijk leven naast de rol die de arbeid speelt? Het zijn uiteindelijk altijd dezelfde middelen die de mens ten dienste staan. Wat gezelligheid. Nieuwsgierigheid naar het onbekende. Reizen naar liefst veraf gelegen landen. Televisie, muziek, lektuur. Alkohol en erotiek. Alles uitstekend! Alleen: om van deze middelen te kunnen genieten, moeten de mensen al vrolijk zijn! Zijn de mensen het niet, (en, vraagt Barth, hoe zal de zich van God losmakende mens gelukkig zijn?) hoe zullen dan deze middelen hem ooit echt vrolijk kunnen maken? En de mensen merken het, dat de middelen niet helpen als de vreugde niet al aanwezig was. Daarom grijpen ze in wanhoop naar steeds meer. Er treedt verslaving op.

Verkeer

In het verkeer hebben we te maken met een zeer elementaire menselijke levensexpressie, namelijk zich te verplaatsen. Van de ontwikkeling van het moderne verkeer is veel goeds te zeggen. Het gaat om rationalisering en vereenvoudiging, er wordt tijd en kracht bespaard, de lastige lange afstanden kosten minder tijd. Alweer: tot zover goed! Maar waartoe hebben alle mensen zo’n vreselijke haast? Gaan de mensen soms rennen, omdat ze zo bang zijn? De mensen kunnen elkaar nu sneller en gemakkelijker bereiken. Betekent dat ook, dat er in de menselijke verhoudingen iets wezenlijks verbeterd is? Bereiken de mensen elkaar ook geestelijk sneller? En wat moeten wij denken van de zogenaamde verkeers-‘slachtoffer’? Wijst deze term niet in de richting van een cultus, de offerdienst aan een goed? Zijn wij samen niet her slachtoffer van het verkeer geworden?

Luther had gelijk!

In al deze gevallen blijkt: wie niet van Gods genade wil leven, laat zich knechten door jan en alleman. De mens heeft een slaafse wil, ‘servum arbitrium’. 

G.G. de Kruyf/J. Muis

Woord en Dienst 24 juni 1978