De ziel van Afrika

logoIdW

 

DE ZIEL VAN AFRIKA

Er is één ding, dat Afrika absoluut met het jodendom gemeen heeft en dat is een lange traditie van lijden en het vermogen tot verdragen. Zo merkt Jaap van Slageren op in zijn pas verschenen boek Influences Juives en Afrique.1 Daarin geeft hij een geschiedenis van de joods christelijke traditie in Afrika. De Afrikaanse stammen hebben de verwantschap van hun levenswijze met die met het oude testament altijd gevoeld. Maar, zo blijkt, zij hebben zich daar ook bewust aan gespiegeld en die levenswijze willen integreren. Het jodendom zou terug te vinden zijn tot in de kern van de Afrikaanse ziel. Kunnen wij die op het spoor komen, “de Afrikaanse ziel”?

Missionaris in Kameroen

Van 1963 tot 1974 heeft Jaap van Slageren in Kameroen gewerkt. Daar is hij getroffen door het zelfverstaan van de Afrikaanse kerken, die op een heel natuurlijke manier aansluiting vonden bij het jodendom van het Oude testament. Bij de zesdaagse Oorlog in 1967 stond Kameroen officieel aan de zijde van de Arabieren. Ook de islam is in Kameroen sterk vertegenwoordigd. Van Slageren vertelt, dat hij juist toen een conferentie bijwoonde van het uitvoeringsorgaan van de kerk van Douala, waar vrij onverwacht een collecte gehouden werd voor… Israël! En niet zomaar een collecte: iedereen leegde compleet zijn portemonnee in de collectezak! De secretaris generaal merkte op: “Ik wil u niet onverschillig maken voor het Palestijnse volk en voor de Palestijnse christenen, maar ik wil eens en voor altijd tonen, dat wij voor ons geloof en ons leven als kerk veel verschuldigd zijn aan Israël”. Deze 2000 jaren of langer durende verbondenheid beschrijft Jaap van Slageren in zijn boek.

De kerkgeschiedenis van Afrika begint met Filippus, de gezant van Kandake, en met de kopten in Egypte, de Donatisten en Augustinus in Noord Afrika, maar eigenlijk al eerder: joodse groepen zijn al lang geleden de golf van Akaba overgestoken en het Koninklijke hof van Ethiopië heeft de joodse en later ook de christelijke religie geadopteerd; langs Noord Afrika tot in Ghana toe zijn joodse invloeden te bespeuren in gewoonten en verhalen, die direct aan het Oude Testament herinneren en het lijkt erop dat daar joden heengetrokken zijn, niet pas na de val van Jeruzalem in 70, maar reeds na de val van de eerste tempel in 584 v.Chr. Later, vanaf de Europese expansie, komen christelijke, vaak door het jodendom geïnspireerde, zendelingen naar Afrika en gedurende de laatste 50 jaar hebben de Afrikanen de reflectie op hun afkomst en toekomst in eigen hand genomen. Dat laatste is van groot belang voor het scheppen van een nieuw zelfbewustzijn in dit geplaagde continent. Het boek van Jaap van Slageren is aan die reflectie een mooie bijdrage, omdat het deze geschiedenis in één doorgaand perspectief brengt.

Bakermat en opvangbekken

Maar nu naar deze geschiedenis zelf. Het is opmerkelijk, hoe Afrika aan de ene kant bakermat is voor de mensheid, maar aan de andere kant ook voortdurend aan de ontvangerkant heeft gestaan: de Afrikaanse stammen hebben niet alleen joodse invloeden, maar ook de Egyptische rijksformatie geprobeerd te beërven. Afrika staat nu bloot aan de westerse wereld en het is een spannende vraag hoe Afrika temidden van al die invloeden haar eigen weg naar de toekomst vindt en haar eigen stem kan laten horen. Ik geef een aantal voorbeelden van dergelijke invloeden en laat kort zien, hoe de Afrikanen in al hun diversiteit daarmee omgegaan zijn en wat dat zegt over de plaats, waar wij en zij ons nu bevinden.

Onder Afrikanen en Afro-Amerikanen vindt een reeds langlopend debat plaats over de betekenis van Afrika voor de ontwikkeling van de wereld. Een belangrijke mijlpaal in dat debat is het boek van Martin Bernal Black Athena waarin hij de Egyptische wortels van de Griekse cultuur blootlegt. Maar Afrika zelf heeft op tal van manieren geprobeerd de grotere rijkseenheid, die langs de Nijl tot stand kwam ook in minder gunstige geografische omstandigheden te imiteren. Van Slageren wijst erop, dat in Afrika veel plaatsen voorkomen met de naam Mamfa, een verwijzing naar de hoofdstad van het Egyptische rijk, Memphis. Zoals in Egypte goud en diamanten naar de eeuwige kosmische orde van de sterren verwezen, zo was dat in heel Afrika het geval. Stamhoofden, of hoofden over meerdere stammen, zaten als koningen op tronen, vaak bekleed met de pantervellen, waarvan de zwarte stippen eveneens naar de kosmische orde van de sterren verwezen. Tegelijkertijd was Afrika te groot en uitgestrekt om blijvend vanuit één centrum een veelheid van stammen onder controle te krijgen. Je kon altijd naar een andere stam overlopen of met een aantal dissidenten zelf een stam beginnen. Taal- en andere verwantschappen tussen de stammen tonen aan, dat dat vaak gebeurd moet zijn. Men is zich reeds in de oude wereld veel meer bewust geweest van een diversiteit aan culturele bijdragen dan moderne mensen wensen te geloven, die denken dat de globalisering met hen begonnen is. Overal is gezocht naar een rechtvaardige en vreedzame samenlevingsorde. Altijd hebben mensen van alles geprobeerd.

Zo hebben ook joodse invloeden hun weg naar Afrika gevonden. Joodse groepen, als een stam georganiseerd, hebben geleefd tussen andere stammen. Daar heeft uitwisseling plaatsgevonden en overname van joodse rituelen, verhalen en denkwijzen. Volgens de joodse rabbijnen zou de naam Afrika zelf afkomstig zijn van een van de nakomelingen van Abraham, geboren uit het huwelijk met Chetura, namelijk Ifrikos, die volgens Flavius Josephus met een leger het huidige Libië heeft veroverd. In het oude Afrika zouden onder andere berberstammen zich gedurende onze middeleeuwen tot het jodendom bekeerd hebben. Bij vele oases zijn sporen van de joodse traditie aangetroffen. Zo ongeveer in heel Afrika zijn zwarte gemeenschappen aangetroffen, die zich joods van komaf noemen.

De Lemba kunnen als voorbeeld dienen. Zij leven in het noorden van Zuid-Afrika. Ze herleiden hun oorsprong tot de verloren stammen van Israël. Ze zouden afkomstig zijn uit Jemen. Ze onderhouden een synagoge met hun eigen rabbijnen. De afstammingslijn loopt echter niet via de moeder maar via de vader. De man kan Afrikaanse vrouwen trouwen en hen ritueel deel uit laten maken van de gemeenschap van de Lemba. Een bepaalde clan van de Lemba, de Buba, wordt als priesterkaste beschouwd. Een verbastering van de naam “Cohen” komt in veel van hun families voor. Ook in genetisch opzicht is er verwantschap geconstateerd. Ze hebben de regels met betrekking tot de besnijdenis van de joden overgenomen (eveneens op de achtste dag), maar deze erfenis is een huwelijk aangegaan met het traditionele stammenleven. Later, in de 19e eeuw, hebben ze ook het christendom overgenomen.

Zo is er invloed geweest ook op andere stammen. De Zuid-Afrikaanse theoloog Setiloane wijst er in zijn boek The image of God among the Sotho-Tswana op dat ook de Sotho-Tswana geloven in een allerhoogste God boven de stammengeesten uit, “Modimo”. Onder hen heerste de gewoonte om wat voedsel over te laten van elke maaltijd. Dat was bestemd voor Modimo. Zou een gast of vreemdeling langskomen, dan zou die naar de regels van de gastvrijheid dat voedsel krijgen en volgens de Sotho-Tswana zou dan niettemin Modimo dit voedsel ontvangen hebben.

En nu?

De franciscaan Placide Tempels is in 1949 begonnen met het debat over de Afrikaanse filosofie en identiteit. Centraal in de Afrikaanse geesteshouding staat volgens hem de individuele en vooral collectieve levenskracht van de mensen, die als afkomstig van God beleefd wordt. De verkondiging van het evangelie zou die identiteit niet moeten opheffen, maar op een hoger plan moeten brengen. De Afrikaan denkt concreet net als de bijbel. Een scheiding tussen seculier en religieus of een scheiding tussen fysische oorzaken en invloeden van geesten, staat ver van de Afrikaanse mentaliteit af, aldus ook later de Haïtische priester Bajeux. John Mbiti heeft dat debat opgepakt en in vele werken het gemeenschapsleven en de saamhorigheid, de gemeenschappelijke “Ubuntu” (menselijkheid), van de Afrikanen beschreven als verwant aan de Messiaanse boodschap van de bijbel. Daarbij verschilt volgens Mbiti de perceptie van de zonde in Afrika wel van die van het Oude testament. Mbiti: “Volgens de Afrikaanse mythe trekt God zich terug van de mensen zonder hun een andere straf op te leggen dan het onttrekken van zijn aanwezigheid. Bijgevolg neemt de God van de Afrikaan geen initiatief om die situatie te veranderen en een nieuwe geschiedenis te beginnen, zoals de God van Israël doet. Integendeel, de Afrikaanse God geeft de mens het gebod lijden te ondergaan, pijn en verdriet en de dood zonder te vragen waarom en zonder te revolteren tegen het ondergane kwaad. De Afrikaan is zonder geschiedenis van verwachting. Zijn geschiedenis is niet doordrongen van profetische perspectieven, zij kent niet of kent nauwelijks de historische bestemming die de joden kennen en belijden”. Meinrad Hebga, een jezuïtische priester uit Kameroen wijst erop, dat de christelijke lijdzaamheid zich als het ware natuurlijk verbindt aan de lijdzaamheid van de Afrikanen, “die bestaat in receptiviteit en passiviteit tegenover de hogere machten van de natuur en de almachtige God. Onze neiging om toe te geven, om te verdragen, om orders uit te voeren, vooral bij de vrouw, symbool van onze onvrijwillige vernietiging, kan een meer deugdelijke oriëntatie krijgen en tot authentieke gehoorzaamheid worden”.

De Afrikaanse ziel?

Misschien kan men niet van een Afrikaanse ziel spreken, zoals het toch ook onmogelijk is om de Europeanen op één noemer te brengen. Toch – laat het een veralgemenisering zijn – zijn er een aantal kenmerken, die bij alle diversiteit terugkeren. Termen daarvoor: leven, vitaliteit, saamhorigheid, geduld, eenheid van individu en groep, van seculier en religieus, concentratie en aandacht voor het heden en op wat of wie zich nu aandient, dicht blijven bij wat je voelt. Invloeden van buiten, van Egypte, van Israël, van West-Europa (zo vaak vernietigend aanwezig in Afrika) worden daarin opgenomen en misschien geïntegreerd, of blijven anders als een vernis aan de buitenkant als ze niet passen in deze eenheid van leven. Hoe kan dit Afrika moderniseren of globaliseren?

Otto Kroesen

Auteur is universitair docent ethiek en techniekdynamica aan de TUDelft

1 Jaap van Slageren, Influences Juives en Afriques: Repères historiques et discours idéologiques, Karthala Paris, 2009. In Nederlandse vertaling onder de titel “Joodse invloed in Afrika: historische en religieuze verkenningen” verschenen bij Vught Skandalon, 2011.