Pet af voor de missionaris

logoIdW

PET AF VOOR DE MISSIONARIS

David van Reybrouck, de auteur van ‘Congo, een geschiedenis’ is ook literator. En dat van grote klasse. Op grond van zijn ervaringen met missionarissen in Congo schreef hij in 2007 de theatermonoloog ‘Missie’, het levensverhaal van een bejaarde, maar nog uiterst vitale Belgische missiepater. Het is in de vertolking van Bruno van den Broecke een indrukwekkend theaterstuk geworden. Boeiend, geestig, schokkend, ontroerend.

Maar het gaat mij hier niet om de esthetische of artistieke kwaliteiten van deze productie. Kennelijk beoogde de schrijver met dit stuk ook een soort eerherstel van de missionaris. Want hoog in aanzien staat de zendeling/missionaris bepaald niet in onze cultuur. Is hij geen verlengstuk van het neokoloniale bewind en waarom moet hij zo nodig ‘de zielen van de zwarten’ winnen voor kerk en christendom? De karikatuur is hardnekkig en heeft zich vastgezet in het brein ook (of misschien juist) van de meest verlichte geesten. Er kan immers geen sprake zijn van een bevoorrechte cultuur of godsdienst. Dat moet een verachtelijk idee heten en een giftige bron van veel narigheid. We maken er niet eens woorden aan vuil. Toch mogen we ons afvragen of de veelgesmade westerse cultuur – met het christendom als zuurdesem – het niet heeft klaargespeeld volken en culturen te begrijpen die zichzelf nooit begrepen hebben.

Nu, men zou in ieder geval wensen dat al die verlichte geesten deze theatervoorstelling bijwoonden en daar luisterden naar het levensverhaal van pater André en dat op zich lieten inwerken. Het is veel meer dan entertainment van hoog niveau. Mij beving althans een soort plaatsvervangende schaamte over onze wijze van leven als verwende welvaartskinderen en arrogante betweters, die de wereld en de mensen wel menen te kennen en zich niets wijs laten maken. In het verhaal van deze missionaris worden we aan onszelf onthuld als feitelijk wereldvreemden en loze praatjesmakers die eigenlijk geen knip voor de neus waard zijn. De impliciete (en daarom milde) kritiek die er van dit levensverhaal uitgaat naar het onze is inderdaad beschamend, maar tegelijk verootmoedigend. We leren er onze grenzen beseffen. De grenzen van onze bezorgheden velerlei, maar ook die van onze overmoed en eigendunk. Daarom is het ook een troostrijk en bemoedigend verhaal.

Nee, mijn verhaal is het zeker niet, welvaartskind ook ik, maar ik dank God dat er mensen als pater André steeds weer opstaan en het kruis van hun Heer op zich nemen. Deze missionaris is geen held, maar een gehoorzame aan de roeping die hem ooit bereikte en aan de keuze die hij deed en steeds weer vernieuwde om zijn leven te delen met de armste mensen in hun noden en angsten. Vaak eenzaam en wanhopig, een aangevochten bestaan zonder comfort of een veilig thuis.

In een radiogesprek hoorde ik Van Reybrouck zeggen: ‘Ik geloof niet wat de missionarissen geloven, maar ik geloof in de missionarissen’. Een treffende uitspraak, die de spijker eigenlijk precies op de kop slaat. Want als je niet in God gelooft of kan geloven, geloof dan in zijn getuigen. Hoe zouden we trouwens anders in Hem geloven? Anders dan via de getuigen en getuigenissen van zijn Koninkrijk, van een andere mogelijkheid en een andere menselijkheid. De monniken en de missionarissen leven het ons voor.

Henk van Randwijk, ook zo’n onafhankelijke geest als deze Van Reybrouck en iemand die werkelijk iets van de wereld had gezien, zei ooit met het oog op de missionarissen: ‘Pet af! en heel diep ook!’ Ik zeg het hem van harte na.

Rens Kopmels