Zo maar wat (Niet ‘louter’ een verhaal)

logo-idW-oud

ZOMAAR WAT – Niet ‘louter’ een verhaal

Wellicht had T.G. van der Linden meer gelijk met zijn bedenkingen tegen de narratieve theologie dan ik hem gunde in mijn reactie in het vorige nummer. Want inderdaad: God is geen loutere verhaalfiguur.

God gaat niet op in zijn Verhaal, zoals dat in de Schrift geboekstaafd is en tot ons komt. Laat staan in ons verhaal over Hem. Als Van der Linden dat bedoelt met zijn vrees dat ‘God zelf tot een verhaalfiguur wordt’ in de narratieve theologie, dan val ik hem bij. Gevangen of opgesloten in zijn verhaal of zijn Woord is God niet. Hij is ook daarin vrij en soeverein. Als vertellen niet genoeg is, dan spreekt Hij rechtstreeks tot ons. Met exousia, met macht en gezag. ‘Senkrecht von oben’! En als dat spreken dan nog niet genoeg is, komt Hij, zèlf. ’On ne sait pas d’òu’ (Levinas) Men weet niet waar of vanwaar. Wandelend over het water. Springend over de bergen. Door gesloten deuren.

Nooit zullen we dus kunnen zeggen dat God ‘alleen maar’ een verhaalfiguur is. Onze neiging en drang Hem op te sluiten in een begrip of vast te leggen in een beeld (en Hem zo te beheersen) is weliswaar sterk, maar wezenlijk misplaatst en ons uitdrukkelijk verboden. ‘De ‘tandenloze God’ (of de gedomesticeerde, kun je ook wel zeggen), waarvan Van der Linden helemaal aan het eind van zijn artikel rept, is niet irreëel als Hij ‘louter’ tot een verhaalfiguur wordt. Maar het verhaal, dat er gaat van deze God, is dat van de levende en de komende God. Ook daarin zijn we evenwel strikt aangewezen op wat ons verhaald wordt als het om ons kennen van deze God gaat. Ons kennen! Daarvan mag gesproken worden. In ons kennen hebben we toegang tot God, oor voor zijn Woord, oog voor zijn verschijning, maar geen sluitend begrip van Hem. Hij gaat ons begrijpen te boven. Oneindig. Daarmee staat ons kennen, ons geloof, onze religie onder kritiek. Heilzaam, permanent. De kritiek van de levende, actueel sprekende God, wiens Woord altijd de capaciteit van ons hart, ons bewustzijn overschrijdt. En zo komen we het stamelen en stotteren in de dogmatiek nooit helemaal te boven.

Maar natuurlijke godskennis kan niet meer. Zowel het bijbels getuigenis als de nog recente geschiedenis van kerk en cultuur maken dat onmogelijk. Dat deze weg van de natuurlijke kennis van God ons is afgesneden, betekent evenwel nog niet dat God nooit meer uit de aanschouwing van de wereld gekend zal worden. De ‘theologia naturalis subiectiva’ is een dwaalweg, maar ‘theologia naturalis obiectiva’ blijft een onopgeefbare, eschatologische pro memorie-post. De mens zal op God lijken en de wereld zal van Hem spreken. Ja, en als dat het eschatologische perspectief is, dan kan dat ook nu al niet volstrekt geloochend worden. Zeker, God kan zich openbaren in mens en wereld (en Hij doet dat ook, reken maar!), maar ons is het vooralsnog onmogelijk Hem daar te leren kennen en niet toegestaan Hem daar te zoeken. Wij moeten ons buigen onder het gezag van het Woord en ons voegen in de discipline van de Schriften Anders gaan we als kerk en als cultuur op noodlottige wijze de religieuze jungle in. Dat wordt éen en al willekeur en eigenmachtigheid. Dat zijn evenzo vele (subjectieve) slagen in de lucht; erger: slagen in het gelaat van de ander(en). Een ‘bellum omnium contra omnes’. Men make zich geen illusies. Die zo diep antropologisch gewortelde en zo onschuldig, ja nobel, in ieder geval algemeen-menselijk lijkende religieuze behoefte annex aspiratie loopt altijd weer uit op een verbeten en meedogenloze strijd voor de eigen (groeps)waarheid, op een zelfrechtvaardiging middels God of onze heilige overtuiging.

Zo is alle natuurlijke theologie en ongekritiseerde religie als een euvele anticipatie een de humaniteit bedreigende en verwoestende aangelegenheid, ‘die Angelegenheit des gott­losen Menschen’ (Barth).

Maar dat alles neemt niet weg dat we straks zullen kennen van aangezicht tot aangezicht en dat de wereld, in haar mundaniteit en seculariteit, Gods glorie zal verkondigen en weerspiegelen.

Het verhaal is niet alleen maar een mooi en sterk verháal, maar het zal blijken nog waar en werkelijk te zijn óók! Zo máákt het verhaal geschiedenis. Toekomstige geschiedenis. Eindgeschiedenis. En die toekomst is al begonnen. Ze werpt haar licht vooruit. Als we leven, leven we in dat licht.

Rens Kopmels