Bij het 60-jarige bestaan van In de Waagschaal

logo-idW-oud

VRAGEN VAN RENS KOPMELS AAN M.G.L. DEN BOER – BIJ HET 60-JARIG BESTAAN VAN IN DE WAAGSCHAAL

In oktober 1945 verscheen het eerste nummer van ons blad. Jij was toen een jonge man. Kun je je nog iets herinneren van die begintijd? Dat waren andere tijden, maar hoe werd er op IdW gereageerd? Wie lazen het? Wat waren de toen actuele onderwerpen?

Je dacht eerst dat in september 1945 het eerste nummer van ons blad verscheen. Ik ontkende dat onmiddellijk en zei: ‘nee, het was 6 oktober. Ik zie het blad nog bij ons thuis in Amsterdam op een tafel liggen’. Er verschenen in de maanden na de bevrijding veel bladen van allerlei slag, en van alles werd kennis genomen. Na verloop van tijd verdwenen ze dan van de tafel; ook IdW moest het veld ruimen. Ik las toen nauwelijks theologische bladen, maar IdW zal ik op z’n minst hebben ingekeken. Ik kende de leden van de redactie K.H. Miskotte, J.J. Buskes Jr. en K.H. Kroon van gezicht en had vooral de eerste twee meermalen horen preken. Ik herinner me nog goed dat we in de winter van 1943/44 op de woensdagavonden naar de Willem de Zwijgerkerk gingen waar Miskotte sprak over het boek der Openbaring. Daar werd je gewaar welke overeenkomsten er waren tussen de tijd van de ziener Johannes en de onze. Daar hoorde je Miskotte zeggen dat de leden van de christelijke gemeente elkaar toen vroegen: ‘Wat voeren de praetorianen in hun schild? Waar zitten de aanbrengers, de verraders?’ en: ‘Religieuze keizerverering, apotheose van de Staat! Niemand doet meer een mond open…’ Je was steeds weer verbaasd dat hij niet werd opgepakt zoals Buskes. In nr 37/38 van de eerste jaargang heeft M. Groenenberg in een recensie van Hoofdsom der Historie in een paar zinnen geschreven over de gang van velen naar de Willem de Zwijgerkerk. Het klopt helemaal met mijn herinnering. ‘En in de winter gingen ’s woensdagsavonds (…) velen door het donker, met of zonder zaklantaarn, soms wadend door de sneeuw-modder op overschoenen of klompen, vaak met een rammelende maag, naar deze kerk, waar de Heilige Schrift werd uitgelegd.’ Ik ging met een ‘knijpkat’ (die later werd gestolen) en met schoenen van mijn vader die me te groot waren en daarom opgevuld met oude kranten en ik had het koud. Het waren altijd koude winters. Ook in de kerk was het koud, maar de woorden van de man op de grote kansel waren hartverwarmend.

Of mijn herinneringen aan het eerste nummers betrouwbaar zijn, weet ik niet. Ik las ze in ieder geval later. En ook dat behoort bij IdW. Je bewaart de nummers om bepaalde artikelen te herlezen of te gebruiken voor weer andere artikelen of boeken. Het is een blad dat veel werd en wordt geciteerd.

Hoe werd er op het blad gereageerd? In de kringen, waarin ik toen vertoefde niet zo positief. Miskotte was wel een goede man, maar zijn blad deugde niet. Ik hoor het nog: ‘De Barthianen zijn nog erger dan de vrijzinnigen’. In de christelijke pers werd IdW constant aangevallen. Het dagblad Trouw kon ook nooit iets te prijzen vinden. Spijkerboer vertelde mij van een predikant in Zeeland die een grote hekel had aan de PvdA en IdW, één pot nat. In een preek had hij het over de hemelse schat die onbereikbaar was voor Lieftinck. Maar laten we wel wezen: de negatieve reacties waren voor de redactie en de lezers vaak een bron van veel plezier en niet alleen maar van ergernis. In andere kringen was er lof en bewondering en sprak men over ‘mijn lijfblad’. In 60 jaar is IdW dat voor velen geweest. En dat is reden voor een feestelijke stemming. In de eerstvolgende redactievergadering zullen we bij de koffie van feestgebak genieten.

Het blad werd niet alleen gelezen door predikanten. Dat is ook nu niet het geval. Miskotte schreef in het laatste nummer van de eerste jaargang: ‘De redactie is beslist dankbaar voor de belangstelling, die wij in allerlei kerkelijke en ook wel niet-kerkelijke kring hebben mogen vinden’. De redacteuren kenden vele mensen, in en buiten de kerk. Onder hen zullen ze vast en zeker abonnees hebben geworven. Onder de abonnees was een neef van mijn vader, een gereformeerd predikant, die we oom noemden. Het blad leverde hem stof voor zijn preken. ‘De gemeente onbekend’, zei hij tegen me, en hij is heel zijn leven abonnee gebleven.

IdW was een weekblad en men kon dus snel reageren op de actualiteit. Om op de vraag: Wat waren de toen actuele onderwerpen? enigszins een bevredigend antwoord te geven, heb ik gebladerd in de eerste jaargangen. Het beeld dat ik had, bleek te kloppen. Het was duidelijk dat men van een vreselijke oorlog vandaan kwam. De oorlog en de bezetting kwamen herhaaldelijk ter sprake. Er was weer vrijheid en die vrijheid moest gebruikt worden als een geschonken kans voor een grondige vernieuwing in kerk en maatschappij. De kerk moest zich bewust zijn van haar roeping ten aanzien van volk en overheid. Het eerste nummer dat inderdaad op 6 oktober verscheen, begon met een artikel onder de titel ‘Rekenschap’ van Miskotte, dat dikwijls is geciteerd. Op dezelfde bladzijde stond een gecursiveerd stuk, ‘Ons Uitgangspunt, van de redactie. Het artikel van Miskotte was uitvoerig. En dat waren zijn artikelen meermalen, maar niet alleen de zijne. In ‘Blijven of gaan?’ ging Buskes in op de vraag van de jongeren, maar hij was als X ook de schrijver van een cursiefje, Close-up geheten en een klein artikel, ‘Huizinga’s testament’. Buskes schreef veel en goed, in de eerste jaargang een aantal artikelen over de doodstraf n.a.v. een herderlijk schrijven van de synode der hervormde kerk en over de politieke gevangenen. Evenals Buskes schreef mr. G.H. Slotemaker de Bruine over politieke en maatschappelijke vraagstukken. Johan Winkler, de redactiesecretaris, begon in het eerste nummer een serie notities van een leek, ‘In en rondom de kerk’, maar hij schreef ook over literatuur. In nummer 2 kwam hij al met een In Memoriam Kaj Munk en over Munk zou hij nog vele malen schrijven. In IdW werd de volstrekt onbekende Kaj Munk geïntroduceerd. Later verschenen zijn prekenbundels en zijn autobiografie, vertaald door Winkler. Ook schreef hij over werk van Joseph Roth, Aldous Huxley, John Hersey en andere romans. De romans kwamen mondjesmaat uit Engeland naar ons land. Met enige trots wist Winkler dan te melden dat hij toch de hand had weten te leggen op een roman. Als redacteur van Het Volk had hij de rubriek ‘geestelijk leven’ verzorgd en daarin veel geschreven over de Duitse kerkstrijd. In de eerste jaargang publiceerde Winkler ook een reeks over figuren uit de negentiende eeuw. Volgens A.J. Rasker werden de artikelen van Winkler door Miskotte bijzonder gewaardeerd. In 1947 trad hij af als redactiesecretaris; hij en Slotemaker (de twee niet-theologen in de redactie) waren op de duur niet tevreden met de ontwikkeling van het blad tot een theologisch tijdschrift. Ingeleid door Kroon werd in nummer 1 de brief gepubliceerd met het antwoord van Karl Barth op vragen die hem waren gesteld tijdens de bezetting en die in een beperkt aantal was verspreid ‘in nauwe verbondenheid met “Vrij Nederland”’. ‘Het was aan de onverschrokkenheid van mej. H. Kohlbrugge te danken, dat betrekkelijk spoedig dit persoonlijk contact met Barth gelegd kon worden.’ Van Barth zelf was een verklaring opgenomen in vijf punten over de houding die een christen heeft aan te nemen tegenover de Duitse wreedheden. Vele artikelen van Barth werden opgenomen. Vanaf nummer 7 was hij vaste medewerker van IdW.

Typerend voor IdW in de eerste jaren was dat er zoveel werd opgenomen uit andere landen. Winkler als topjournalist wist hoe je informaties uit andere landen kon inwinnen. In het eerste nummer stond al ‘Een stem uit Canada’ van een chaplain. Ook daar – zo werd gezegd – was de invloed van Karl Barth merkbaar. Uit Engeland klonk de stem van George Bell, de bisschop van Chichester en vriend van Dietrich Bonhoeffer (over de toen nog onbekende Bonhoeffer in het eerste jaar al een klein artikel). Het was een waarschuwende stem tegen de atoombom. In de komende jaren werd tegen het gebruik telkens gewaarschuwd, vooral door artikelen op te nemen uit de kerk van Engeland. Van Bell was er ook een uitvoerige brief aan de christenen in Duitsland, een waarlijk bisschoppelijk schrijven. Er waren meer bisschoppen in de kolommen. Uitvoerig werden de aartsbisschoppen van Canterbury Cosmo Lang en William Temple herdacht. We komen bisschop Wurm uit Duitsland tegen en bisschop Berggrav uit Noorwegen. Je zou denken: IdW had wat met bisschoppen. Grote aandacht was er direct voor de oecumene, voor de Wereldraad i.o. en voor de oprichting in 1948 in Amsterdam met de rede van Barth, ‘De wanorde in de wereld en Gods heilsplan’. Bijna in elk nummer werd informatie uit de kerken in Engeland, Duitsland, China, Japan, Australië en vooral uit Rusland. Ook werd dikwijls de verhouding Rome-Reformatie aan de orde gesteld, door Miskotte, Kroon, Berkhof en Nieuwpoort. Het ging vooral tegen het Rome dat uit was op macht. Het nummer van 3 november was een Reformatie-nummer met een artikel over Luther dat J. Koopmans in 1940 had geschreven. Gememoreerd werd de dood van deze bijzondere man en het artikel werd genoemd een voorbeeld van Koopmans’ helder ‘doceren’. Later in de jaargang schreef Buskes over Koopmans die leefde met de kerkvaders en hervormers. Hij bestreed dat Koopmans hooghartig of hoogmoedig zou zijn geweest, maar wel had hij ‘distantie’ gevoeld.
En dan de Indonesische kwestie! Daarover werd veel en fel geschreven. Mensen als J. Verkuyl die hun visie nergens kwijt konden, kregen volop ruimte in het blad, maar ook de redactie liet van zich horen. Eén keer, toen bij een hemeltergende gebeurtenis een reactie wat laat kwam, schreef een redactielid: ‘Er zijn gebeurtenissen waarbij een mens te verbijsterd is om direct te reageren’.

In drie artikelen aan het einde van de eerste jaargang schreef O. Noordmans over het Calvinisme en de Oecumene. Later kwam hij terug als schrijver van prachtige meditaties.

Een redactielid is nog niet genoemd, namelijk D. Tromp. Hij schreef veel minder dan de anderen, maar wat hij schreef was heel doordacht en indrukwekkend.

Als ik me niet vergis ben jij in 1963 lid van de redactie geworden (en eigenlijk nooit meer weg geweest). Kun je iets vertellen van de werkwijze en de sfeer van de redactievergaderingen? Wie trof je er aan en waar ging het vooral over? Die tijd was ook wel het begin van heel wat politieke en theologische beroering. Kernbewapening, Vietnam, revolutie-theologie, studentenbewegingen. Hoe stond IdW daarin?

Niet in 1963 ben ik lid van de redactie geworden. Dat was later, toen ik in Utrecht predikant was. Wel schreef ik vanaf 1963 in IdW, een reeks artikelen over het ‘rode boekje’ en over de kwestie Diekerhof. Ik ging met Hasselaar mee naar de vergaderingen in Amsterdam ten huize van Spijkerboer. Over de werkwijze kan ik niets zeggen (dat moet Spijkerboer maar eens vertellen). Ik herinner me enige vergaderingen in het restaurant van het oude station in Utrecht met Buskes, Berkhof, Hasselaar en Spijkerboer. Daar hadden beurtelings Buskes en Spijkerboer de leiding en daar werd snel en zakelijk de agenda afgehandeld. In de grote vergaderingen was de sfeer heel levendig, zoiets als een sociëteit. Er was geen strakke leiding. Miskotte, zittend in een grote stoel, was de vriendelijkheid zelve die wondermooie zinnen produceerde. Het had iets van de bijeenkomsten van de ethischen: ieder sprak minzaam voor zichzelf. Ik zat naast Buskes en werd een hoorder van zijn verhalen. Dan ineens nam Spijkerboer, lichtelijk geagiteerd het woord en sprak: Zullen we nu eindelijk eens terzake komen?! Ik had en heb grote bewondering voor Spijkerboer, de onvermoeibare strijder voor heel veel en tegen heel veel. De gesprekken gingen vooral over de positie van de kerk en over de prediking. En dan kwamen we uit op Israël. De kernbewapening – dat is al wel duidelijk geworden – was in alle jaren een belangrijk onderwerp. Mij werd nooit een strobreed in de weg gelegd bij de publicatie van de soms provocerende artikelen. Over de oorlog in Vietnam was men het eens, over de revolutie-theologie was men het veel minder eens en bij de reeks over de studentenbewegingen zei Miskotte tegen Spijkerboer: ‘Nog een paar keer, en dan moet het afgelopen zijn’.

In 1970 leek het gedaan met IdW. Het verhaal gaat dat de ook toen al delicate Israël-kwestie de redactie deed breken, maar ik heb ook gehoord dat ‘de helden moe waren’ en het welletjes vonden. Kun jij er ons iets van vertellen?

Het is een verhaal uit de kerkelijke fabeltjeskrant dat door de wat jij noemt delicate Israël- kwestie de toenmalige redactie gebroken is en er een einde kwam aan IdW. Deze kwestie bracht wel spanningen teweeg, maar men was niet bang om hierover de degens te kruisen. Wel is het waar, dat de helden wat moe waren geworden. Het geeft te denken dat van de oude redactie er velen in 1972 niet meer meededen. Miskotte was te oud geworden, maar was wel aanwezig op vergaderingen waar werd gepoogd IdW te doen herrijzen. Spijkerboer vertelde me, dat Amaco, de drukkerij, nieuwe eigenaars had gekregen, ‘die Jozef niet hadden gekend’, en kwamen met de eis dat de abonnementsprijs aanzienlijk moest worden verhoogd. Toen zag men er geen gat meer in. Het abonnementsbestand liep terug en een aanzienlijke abonnementsverhoging zou dat proces versnellen.

Een initiatief van vier theologische studenten om IdW voort te zetten heeft succes gehad. Maart 1972 begonnen we opnieuw, omgeven door veel scepsis over de zin en de kansen van dit nieuwe begin. Vanaf die tijd ben jij onafgebroken redactielid geweest, waaronder 17 jaar voorzitter. Put voor ons eens uit je vele herinneringen uit die periode naar wat je invalt en niet onbelangrijk vindt om vast te houden.

Het initiatief van de vier werd door velen in den lande toegejuicht. En dat niet alleen, zij kwamen ook met geld voor de dag, soms zelfs aanzienlijke bedragen. We kwamen vlak voor de start samen in Hydepark. Er werd zoiets als een beginselverklaring opgesteld. De oude In de Waagschaal maar dan toch ook nieuw, zeker ook wat formaat betreft. De ‘oude’ IdW had een formaat met grote bladzijden en de artikelen werden telkens ‘gespleten’. Dan stond een artikel op pagina 3, drie kolommen lang, maar op de vierde kolom was een ander artikel begonnen. Het artikel van de drie kolommen werd vervolgd op kolom 4 van pagina 7. Dat was toch wel wat vermoeiend. Dat moest bij de ‘nieuwe’ IdW anders. L. Kisjes kende een kunstenaar uit Tsjecho-Slowakije, die wel een ontwerp zou kunnen maken. Het ontwerp kwam er. Het was heel artistiek. Langwerpig en smal. De nieuwe drukkerij, Kerckebosch in Zeist, was verrukt van het ontwerp. Maar het werd weer zoeken en nu moesten we om een artikel geheel te lezen ook nog gaan vouwen. De een is daarin handiger dan de ander. Toch hebben we dat lang volgehouden, omdat het zo mooi was. Maar de bibliotheken klaagden; het blad was niet in te binden omdat het zich aan alle inbindnormen onttrok. Het formaat en de vorm die we nu hebben, is niet zo mooi, maar wel handzaam.

Toen we waren begonnen, werden we inderdaad met scepsis omgeven. Ons werd geen lang leven toegedacht. Het liep anders. We haalden zelfs de 21ste eeuw. Er was niet alleen scepsis, er werd ook laatdunkend gesproken. Ik heb het vaak gehoord: ‘Het is niet de oude In de Waagschaal, het lijkt er niet op’. Of: ‘Het heeft het niveau van een kerkbode’. Een enkel lid uit de redactie van de oude IdW en enkele anderen hebben zelfs nog eens getracht de nieuwe redactie uit het zadel te wippen. Dat is niet gelukt, mede dankzij het handig manoeuvreren van de toenmalige voorzitter, een jurist.

Herinneringen! Vooral aan mensen die er niet meer zijn. Maar ook aan vergaderingen, roerige vergaderingen, vergaderingen met veel humor, vergaderingen waarin ik dingen hoorde die ik nooit eerder had vernomen en ook later niet meer, vergaderingen waar ik tegen opzag en waarin vlot beslissingen werden genomen. Vergaderingen met geestverrijkende gesprekken. Wat kunnen mensen veel van elkaar opsteken! Herinneringen ook aan de stukken en stukjes die ik zelf schreef. Soms duurde het lang voordat ze er waren en soms waren ze er ineens, maar dan hadden ze eerst dagen in je hoofd rondgespookt. Ik herinner me allerlei ontwikkelingen. Eerst tikte je moeizaam je stukjes op de schrijfmachine. Toen kreeg ik op een dag van m’n zoon een computer. Dat was wat. Van de bijgeleverde handleiding begreep ik geen enkele zin. Ik nam lessen en leerde WP4.1 te gebruiken. Nauwelijks beheerste ik 4.1. of mijn zoon kwam al weer met een ander programma dat ik me eigen moest maken. Ik herinner me nog dat ik voor het eerst met een floppy naar de drukkerij ging. Als je iets gecursiveerd wilde hebben, moest je tussen haakjes ‘cs’ zetten. Nu is dat ook al weer verleden. Ik stuur mijn stukjes via e mail regelrecht naar de drukker. Maar op de drukkerij kom ik nog regelmatig. Om de gecorrigeerde drukproeven in te leveren en om de laatste correcties uit te voeren. Ik heb bij de drukkerij ook allerlei ontwikkelingen meegemaakt. Ik liet me voorlichten over de nieuwste machines. Al vele jaren heb ik prettige contacten met de mensen van de drukkerij. Ik ben nog maar net binnen of de koffie staat al klaar.

Zestig jaar geleden begon IdW met een redactie van zes leden. Nu hebben we een veel grotere redactie, maar minder abonnees. Buskes schreef eens dat hij had gedroomd. De administratie van IdW was aan de telefoon. Wat me nu toch is overkomen, werd aan de andere kant gezegd. Er komen steeds weer aanmeldingen van nieuwe abonnees binnen. Het is niet bij te houden. Elk van de abonnees moet zich hebben ingespannen om een ander te winnen. Een mooie droom! Maar misschien wordt het aantal t.g.v. het 60-jarig bestaan verdubbeld. We blijven hopen.