Nogmaals verbondenheid met Israël – tot elke prijs?

logo-idW-oud

Nogmaals verbondenheid met Israël – tot elke prijs?

Het ontstaan van de staat Israël in 1948 beschouw ik als een Godswonder. Het bestaan èn de veiligheid van deze staat en van de mensen die er leven gaan ook mij zeer ter harte en ook ik ben overtuigd, dat het welzijn van Israël vraagt om een diepe verbondenheid, in woorden en daden.

Daarin liggen Polhuis (In de Waagschaal, 34,14) en ik minder ver uit elkaar dan zijn bijdrage suggereert.

Wat mij echter hindert in de bijdrage van Polhuis is, dat hij mij woorden toedicht die ik niet gezegd of geschreven heb.

Ter vermijding van elk misverstand: in elk gesprek met Palestijnen heeft onze delegatie zowel de volwaardige erkenning van de staat Israël als het stoppen van het geweld van de zelfmoordaanslagen expliciet aan de orde gesteld.

In elk gesprek is daarop helder gereageerd, de Palestijnen hebben de staat Israël, binnen de grenzen van 1967 (en dus veel ruimer dan de VN deling van 1947), al geruime tijd geleden aanvaard en erkend. En het desastreuze effect van de zelfmoordaanslagen werd volmondig erkend. Een vergelijkbare vaag naar erkenning van een Palestijnse staat bleef aan Israëlische zijde onbeantwoord.

Waar het in mijn eerdere bijdrage om gaat is echter een andere zaak: de zeer negatieve effecten voor zowel Israël als de Palestijnen van de nu al 38 jaar durende bezetting. Een bezetting die ook voor de acceptatie van de staat Israël zeer contraproductief is. En daarom mijn vraagteken bij ‘verbondenheid tot elke prijs’. Het kan niet zo zijn, dat we met welke staat dan ook een verbondenheid ‘tot elke prijs’ hebben. Niet omdat er ooit aan het bestaansrecht van de staat zou mogen worden getornd, maar omdat wij niet op voorhand alle middelen kunnen rechtvaardigen die een staat voor het bereiken van zijn doelen inzet. In die zin is ook de staat Israël niet het ‘heilige land’.

Tenslotte, het gaat uiteraard (ook) om het heil van Israël. Maar dat heil is niet mogelijk zonder tegelijk te spreken over het heil van de volkeren, en uiteraard in eerste instantie van het Palestijnse broedervolk.

Jan van der Kolk