Verloren en gevonden

logoIdW

 

VERLOREN EN GEVONDEN

Uw broeder hier was … verloren en is gevonden  (Lukas 15:32b)

‘Verliezen’ is een woord met een breed en gevarieerd veld van betekenissen. Je kunt een voorwerp verliezen en de zoektocht ernaar (pinpas, portemonnee!) kan een mens tot wanhoop brengen. Men kan een voetbalwedstrijd verliezen en de Oranjeaanhangers gaan met een kater naar huis. De krijgsheer ziet het vijandelijk leger aankomen en zegt: wij zijn veloren! En men kan zich verloren voelen in een vreemde stad of een eenzaam woest landschap. Men spreekt ook van verloren levens en over gevoelens van verlorenheid. Voelt de moderne mens zich niet dikwijls een verliezer?

In de drie gelijkenissen over het verlorene in Lukas 15 is het verlorene kostbaar, het ganse leven is ermee gemoeid. Reeds het Oude Testament waarschuwt, goed op het verlorene en gevondene te passen. (Deut. 22:3) En de gelijkenis van het verloren schaap knoopt aan bij de oudtestamentische profetische kritiek op de leidslieden (de herders), die het volk (de schapen) laten verloren gaan; het Evangelie tekent daartegenover Jezus als de ware herder, die het verlorene opzoekt. De ware herder (blijkbaar geen moderne manager) wil juist dat ene schaap (U, lezer!) vinden. De gelijkenis van de verloren munt (misschien de schakel van een halssnoer) maakt het intense zoeken van de verliezer tot hoofdthema. Voor deze zoeker hangt alles van het vinden af. In de gelijkenis van de verloren zoon is van het zoeken geen sprake meer, omdat het uitzichtloos is. Maar de vader geeft kennelijk de hoop niet op. Ondanks alles wordt ook deze verlorene gevonden.

Het gaat hier met name over het ware leven: “wie zijn leven (‘ziel’) zal trachten te behouden, zal het verliezen.” (Matth. 16:25 en par.) Behouden, behoudenis is vooral in het Nieuwe Testament een primair theologisch begrip. Het valt op, dat de vertalers hier veelal over behouden spreken, waar in het Oude Testament in analoge gevallen veeleer het woord ‘redding’ wordt gebruikt (vgl. Gen.32:30). Dit accentverschil treedt op opvallende wijze aan de dag bij de verschillende Nederlandse vertalingen van de Griekse term in het Nieuwe Testament. In Mattheüs 14:30 roept Petrus, gaande over het water in de stormachtige zee, tot Jezus: “Here, red mij!” (zo het NBG en alle verdere moderne vertalingen). Maar de Statenbijbel vertaalt: “Heere, behoud mij”. Terwijl de concordantie voor het Oude Testament een druk gebruik laat zien van het woord ‘redding’, kiest de zeventiende-eeuwse vertaler bij het Nieuwe Testament overwegend voor de term ‘behouden’. Nu ligt daarvoor een legitieme verklaring voor de hand: in het Nieuwe Testament is het einde aller dingen nabij gekomen en de eschatologische beslissing is er veel dringender geworden dan in het Oude. Toch lijkt hier bij de vertalers ook een bepaalde voorkeur een rol te spelen en wel die voor de individuele gelovige gesteldheid. Het dramatische dat in het woord redding besloten ligt, lijkt er grotendeels uit verdwenen. Maar het gaat toch niet alleen om wat wij behouden, maar ook om een daad en gave Gods, als wij aan het ware leven deelkrijgen. Wij worden van ons doodsleven gered en niet alleen maar voor het nieuwe leven behouden!

Het nieuwe leven is geen zaak van lijdelijkheid, maar van strijd; er vindt een drastische wending, een ingreep plaats. De verloren zoon koos, wat wij allen geneigd zijn te kiezen: geld, vermaak, onbekommerd plezier, ongebonden seks. Daar kreeg hij niet alleen genoeg van, hij kwam tot inkeer (“ik zal opstaan (!) en naar mijn vader gaan en tot hem zeggen: Vader, ik heb gezondigd tegen de hemel en voor u, ik ben niet meer waard uw zoon te heten.”) Ook al hoor ik er niet meer bij, ik zal, als ik terugkeer, tenminste te eten hebben. Maar hij hoort er wel bij, hij wordt aangekleed als een eregast en het middelpunt van een feest. Hij was “verloren” en is “gevonden”. God is een redder, omdat Hij ons liefheeft. Hij behoudt niet alleen, maar Hij redt van de dood.

Het is nog niet zo gemakkelijk, te leren onderscheiden tussen tweeërlei leven: verliezen of gevonden-zijn. Men vervalt hier gemakkelijk tot moralisme. Toch zal ieder het wel herkennen: gevoelens van verlorenheid. Het moderne leven genereert veel depressiviteit. Wie verlost ons van de “homo incurvatus in se” (de mens, gekromd over zichzelf)? Het wordt ons aangezegd: wij zijn geen verliezers, maar “meer dan overwinnaars door Hem, die ons heeft liefgehad.” (Rom. 8:37) Wij worden aan de dood ontrukt.

                                                                                                              H.W. de Knijff