Boven en beneden

logo-idW-oud

BOVEN EN BENEDEN

‘Bedenkt de dingen die boven zijn, niet die op de aarde zijn’ (Kolossenzen 3:1b)

‘Het hogere’ is niet populair. Idealiteit is iets van vroeger. In de politiek moeten we het stellen zonder ‘ideologische veren’. De jeugdbeweging van nog maar vijftig jaar geleden werd nog gedreven door een negentiende-eeuws cultuurbegrip: veredeling van de stof door de geest. Een streven naar omhoog.

De twintigste eeuw zag hierin een knechting van het leven. Zij wordt gekenmerkt door een wending naar de aarde, het hogere wordt suspect. Voor deze wending zijn veel goede gronden aan te wijzen: het sociale vraagstuk, de sexualiteit, lichamelijkheid, de plaats van de vrouw, de gezagsverhoudingen –zij schreeuwden om verandering. Het is echter de vraag, of wij niet naar het tegenovergestelde extreem zijn doorgeschoten. Reeds Noordmans vroeg zich af: hebben wij thans niet te maken met ‘verelendung’ in plaats van de vroegere ‘veredeling’? Men krijgt welhaast de indruk, dat een cultus van ‘het lagere’ voor die van ‘het hogere’ in de plaats is gekomen. Veel culturele uitingen zijn ongegêneerd ordinair. Het lijkt erop, dat de moderne mens alle sturing kwijt is; hij heeft geen richtpunt meer.

Ook het taalgebruik is in deze ontwikkeling meegegaan. Toch geldt dat maar zeer ten dele. De metaforiek van ‘boven en beneden’, van ‘hoog en laag’ is niet zo gemakkelijk te vervangen. Steken wij hier in een verouderd jasje? ‘Hoge idealen’, ‘in hoogheid gezeten zijn’, ‘hoogeerwaarde’, ‘bovenmeester’ –dat zijn wel versleten uitdrukkingen, maar wij spreken toch nog altijd van ‘omhoog streven’, ‘kop op’, ‘het hogerop zoeken’, ‘er weer bovenop zijn’, ‘hoogtij vieren’, ‘van de bovenste plank’ en hetzelfde geldt voor ‘beneden’ of ‘laag’: ‘van laag allooi’, ‘een laag karakter’, ‘de onderwereld’, ‘beneden alle peil’ enz. Blijkbaar zijn de wetten van de zwaartekracht ook in de taal niet zo makkelijk te delgen!

Ook in godsdienstig opzicht kan men in de afgelopen eeuw eenzelfde tendentie opmerken. Niet de hemel, maar de aarde; niet de ziel, maar het lichaam; niet het ‘jenseits’, maar het ‘diesseits’. Maar ook hier komt de vraag op: hoe zal men over God spreken zonder het beeld van de hoogte (‘de Allerhoogste’), zonder ‘hemel’, en over het geloof zonder ‘sursum corda’? Hoe zal men hier goed onderscheiden om niet in extremen te vervallen? Ons traditionele ‘wereldbeeld’ en daarmee onze Europese geestesgeschiedenis is in hoge mate bepaald door het laat-antieke pessimisme, dat uitging van een zuiver geestelijke bovenwereld en een bedorven stoffelijke benedenwereld. Zij kruisten elkaar in dat allerongelukkigste wezen mens, die erdoor wordt uiteengetrokken als geest enerzijds en stof anderzijds. Leven is dan alleen mogelijk door de mens van de aarde weg te roepen.

Maar dat is niet de betekenis van onze tekst. Die spreekt wel van ‘boven’, maar niet van een metafysische bovenwereld: dit ‘boven’ is de plaats ‘waar Christus is, aan de rechterhand Gods’ (vs.1). Dit is niet zozeer metafysisch te verstaan, maar historisch: Christus is door zijn kruisdood ‘uitermate verhoogd’, Hem is ‘de naam boven alle naam geschonken’ (Filipp.2). dat is het richtpunt in het menselijk bestaan, daar gaat alle ‘sturing’ van uit.

Het is bijbels gesproken niet juist dit bestaan in twee tegengestelde helften te verdelen: een hogere geestwereld, waar de ziel zijn thuis heeft en een lagere stofwereld, waaraan het lichaam onderworpen is. Maar daarmee zijn begrippen als ziel en geest nog niet waardeloos en het beeld van hoog en laag nog niet onbruikbaar geworden. Hoezeer ook verbonden met het lichaam, zij zijn aanduidingen van het ik-zijn van de mens, waardoor hij het Woord van God verstaat en Christus als de hoogste macht erkent. Zijn geestelijk-lichamelijk bestaan wordt daardoor op een boven zijn aardse leven gesteld punt gericht. Wij zijn als aardse wezens niet stuurloos. Er is dan ook geen reden, om de taalbeelden van ‘het hogere’ achteloos af te schaffen. Alleen: het bijbelse ‘sursum corda’ is iets anders dan: ontvlucht de aarde, maar: zie en stel alle dingen in het licht van Christus, die ‘de wereld’ heeft overwonnen.

H.W. de Knijf