Reactie op het commentaar van At Polhuis

logo-idW-oud

 

REACTIE OP HET COMMENTAAR VAN AT POLHUIS

Van een commentaar, hoofdredactioneel in de krant, of het commentaar op persoonlijke titel in ons blad “In de Waagschaal”, mag men verwachten dat in een kort bestek een actuele kwestie genuanceerd voor het voetlicht gebracht wordt, dat de commentator daarbij helder inzicht verschaft in waar het in de kern om draait, en, zo mogelijk, ook nog eens een oorspronkelijk licht op de betreffende zaak weet te werpen. Het beste commentaar is het commentaar waar de persoonlijke mening zo ligt ingevouwen in de analyse, dat de opinie een zekere evidentie heeft. Dat is een kunst, die maar weinigen gegeven is.

At Polhuis mag die kunst verstaan, dat wil nog niet zeggen dat het ook altijd lukt daar blijk van te geven. Het is hem naar mijn mening in “In de Waagschaal” nr. 4, met zijn commentaar op de loyaliteitskwestie, niet gelukt. De complexe kwestie is wel tot eenvoud teruggebracht, maar is geen recht gedaan. De vereenvoudiging is een grove versimpeling, de nuance ontbreekt totaal en de geschiedenis van de integratiekwestie wordt met zulke grote lijnen neergezet, alsof we er met een afstand van eeuwen op terugblikken. Nee, soms lukt het niet, om op één pagina een complexe zaak tot zijn eenvoud terug te brengen en tegelijk de nuance te behouden.

In dit geval vraagt het om een reactie. Het gaat hier immers om een belangrijke en in zekere zin ook riskante kwestie. De zaak waar het om gaat (loyaliteit en integratie) heeft namelijk behalve een inhoudelijk-zakelijke ook een gevaarlijk emotionele kant. En die kant doet in het debat over loyaliteit (en integratie) voortdurend mee. Daarvan moet men zich bewust zijn, zeker op het moment dat men zich in het debat mengt.

Een voorbeeld van die emotionele kant: Wilders, die met instemming door Polhuis wordt genoemd, wordt door Van Thijn om voor mij begrijpelijke redenen ‘racisme’ verweten. Immers, het gaat bij Wilders voortdurend over ‘de allochtoon’, ‘de immigrant’, de ‘islam’, alsof zij in zichzelf al verwerpelijk zijn. Van de andere kant wordt Van Thijn dan weer demonisering van Wilders verweten (zo prof. Fennema in NRC-Handelsblad van zaterdag 31 maart). Het is een voorbeeld. Men kan er verontwaardigd over doen, dat deze emotionele reacties over en weer een rol spelen, omdat het, zo zou men kunnen zeggen, toch vooral om de zaak moet gaan. Men roept dan inzake de dubbele paspoorten: “Maar Wilders heeft wel een punt!” Dat moge zo zijn, maar men kan toch niet ontkennen dat Wilders’ punt van het begin af aan een punt is dat samengaat met verdachtmaking en stigmatisering van hele bevolkingsgroepen, een cultuur en een godsdienst. Men zou zelfs, zonder daarmee te demoniseren, kunnen spreken van een inspelen op onderbuikgevoelens. De timing van uitspraken en van de agendering van kwesties door Wilders wijst daarop. Daarmee maakt Wilders zichzelf, al mag hij dan volgens sommigen duizend keer een punt hebben, bij voorbaat tot een onbetrouwbare figuur, omdat hij met de emotie speelt. Demagogie heet dat. De vraag rijst of hij wellicht nog een heel andere agenda heeft dan die van integratie sec. Wat drijft hem? Is het rancune?

Zo mag dan het aansluiten bij Wilders met zijn punt puur zakelijk genomen gerechtvaardigd zijn, maar het is precies vanwege dat emotionele, die onmiskenbare demagogie, tegelijk uiterst riskant. Behoedzaamheid is geboden! Men zal die verdachte emotionele kant toch op zijn minst moeten benoemen en een plaats geven, ja zich daarvan rekenschap geven, wil men de verdenking niet op zich laden met Wilders de vreemdelingen in ons midden als vreemdelingen te verafschuwen, en de islam in het bijzonder. (Dat dit laatste geen overdrijving van mij is, bewijst zijn uitspraak “een tsunami van moslims” voldoende.)

Nee, ik zeg niet dat At Polhuis zo over de vreemdeling spreekt, zeker niet. Maar ik zeg wel dat ik vind dat hij niet voldoende, of zelfs in het geheel niet, afstand neemt van de mogelijke suggestie die hij zelf wekt dat hij er wél zo over denkt.

Deze door hem zelf gewekte suggestie wordt nog eens versterkt door zijn onkritisch spreken over loyaliteit – loyaliteit en nationaliteit dienen als begrippen onderscheiden te worden! –, en het ongeloofwaardige argument van de 60%. Dan denk ik: 60% wat? Was dat niet een opiniepeiling van Maurice de Hond? O ja? Maar wat is dat voor argument? Al vindt 100 % dat – is het dan zo? Wat zegt een meerderheid? Dat de meerderheid per definitie gelijk heeft, en dat dat bij de democratie hoort, is een domme veronderstelling en juist gevaarlijk voor de democratie.

Intussen ben ik van mening dat het met het oog op de integratie een geweldige winst is dat Nederlanders van Marokkaanse en Turkse afkomst deel uitmaken van het kabinet.

Dat Aboutaleb heeft aangegeven in Nederland begraven te willen worden, beschouw ik, anders dan Polhuis, niet als iets moedigs, laat staan als toppunt van integratie – maar wel zijn wethouderschap en nu staatssecretariaat! ‘Geïntegreerd’ is hij misschien ook wel hierin dat hij zich tot die uitspraak over zijn begrafenis heeft laten provoceren, en zo lekker ‘Hollands’ meedoet met ons integratiedebat.

Het besluit van Albayrak om niet nu haar Turkse paspoort in te leveren, acht ik wijs. Zou zij dat nu doen, dan doet zij precies wat Wilders en de zijnen om niet ondubbelzinnige redenen wensen.

Wat tenslotte de dubbele nationaliteit aangaat: daar moet in wijsheid een besluit over worden genomen. Maar daarbij dient die zaak losgekoppeld te worden van de vraag naar loyaliteit, en in dat debat mag niet de ‘gevreesde islamisering’ de verborgen agenda zijn van hen die een op zichzelf begrijpelijk en gerechtvaardigd pleidooi houden voor een enkele nationaliteit voor bijvoorbeeld hen die bepaalde openbare ambten in het bestuur, de rechterlijke macht etc. bekleden.

Hoe dit alles ook zij en wat er ook over gevonden en gedacht moge worden, door deze complexe zaak zo kort door de bocht en zonder enige nuance naar voren te brengen, laadt At Polhuis op zijn minst de verdenking op zich van provocatie en stemmingmakerij. Nee, ‘politiek correct’ is hij niet (althans niet in linkse kring), dat moet ik hem nageven. Maar in dezen wel kort door de bocht. En wie te kort door de bocht gaat, loopt het gevaar uit de bocht te vliegen.

Wouter Klouwen