Uitdagend Proefschrift

logo-idW-oud

Uitdagend proefschrift

In 2003 promoveerde de emerituspredikant J. Kronenburg op een proefschrift getiteld: Episcopus Oecumenicus. Bouwstenen voor een theologie van het bisschopsambt in een verenigde reformatorische kerk (584 blz.). De dissertatie verscheen in de reeks IIMO RESEARCH PUBLICATIONS (nr. 62) uitgegeven door Uitgeverij Meinema in Zoetermeer. Er is alle reden de auteur – zij het wat verlaat – te feliciteren met het resultaat van zijn inspanningen. In zijn lijvige proefschrift vinden we een pleidooi voor de invoering van het ambt van bisschop in de PKN. Het boek eindigt met een stappenplan en een mogelijke orde van dienst voor de ordinatie van een bisschop. Zeven stappen zijn nodig om de presbyteriale PKN om te bouwen tot een ‘episco-presby-gationele kerk’ (477). Dat is een kerk waarin het beste bewaard is van de episcopale, presbyteriale en congregationalistische tradities. De inzet van het proefschrift is de vraag of een dergelijk kerkmodel mogelijk is (33). Aan het einde van de lange weg meent de auteur deze vraag positief te kunnen beantwoorden. Of hij daarin geslaagd is, mag de lezer zelf beoordelen.

Opzet van de studie

Kronenburg tracht de vraag naar de wenselijkheid van de bisschop te beantwoorden langs historische weg, vanuit het oecumenisch debat en systematisch-theologisch.

Met als vertrekpunt een korte uiteenzetting van de opvattingen van Luther, Bucer en Calvijn geeft de auteur in Deel 1 Terreinverkenning een overzicht van de discussies in het Nederlands protestantisme. Boeiend is het debat dat in de eerste helft van de 20e eeuw gevoerd werd in de kringen van Kerkopbouw, Kerkherstel en het Hilversums Convent. De theologen die zich daarin geweerd hebben komen ter sprake. Grote namen als Noordmans en Van der Leeuw krijgen reliëf in de bespreking van hun opvattingen. Maar vele anderen houden hen gezelschap. Ook theologen uit de voormalige Gereformeerde Kerken blijken affiniteit met het bisschopsambt te hebben.

Deel 1 wordt afgesloten met een weergave van de oecumenische bezinning. Het gaat over het BEM-rapport (Baptism, Eucharist and Ministry – 1982) en de receptie daarvan, maar ook over de dialogen tussen de verschillende Europese protestantse kerken.

In deel II van de studie onder de titel Noodzakelijke bezinning vinden we Kronenburgs nadere argumentatie die vervolgens bezien wordt vanuit de Schriften en vanuit het functioneren van de vroegchristelijke bisschoppen Ignatius van Antiochië, Irenaeus van Lyon en Cyprianus van Carthago.

In deel 3 Profilering wordt het profiel van de bisschop getekend aan de hand van ordinatieliturgieën van vier kerken waar men bisschoppen kent: de Church of South India, de Church of England, de Episcopal Church in the USA en de Kerk van Zweden. De studie sluit af op de wijze die ik reeds in de eerste alinea aangaf.

Profiel van de bisschop

Kronenburg kent de bezwaren tegen de figuur van de bisschop in kerken die een episcopaal kerkmodel afwijzen. Hij schetst het profiel van een bisschop waarvan hij hoopt dat het op brede acceptatie mag rekenen. Hij slaagt erin een schip te water te laten dat niet bij de eerste golfslag water maakt.

De bisschop in Kronenburgs conceptie is een sympathieke figuur. Dat komt omdat de auteur inzet bij de bisschop als pastor. Het eerste motief voor een bisschop is pastoraal van aard. Kronenburg heeft zelf in zijn leven het gemis ervaren van ‘een bovenplaatselijke ambtsdrager’ die naar je omziet. Iemand die als het ware de kern van de bijbelse episkopè uitstraalt: ontferming (21). Dat blijft in heel zijn studie hoofdmotief. Hij noemt met nadruk de pastorale nood onder predikanten (en hun gezinnen) die nu veel groter is dan 40 jaar geleden (228).

Het ambt van bisschop is weliswaar persoonlijk (het is aan een persoon gebonden), maar het wordt uitgeoefend in collegialiteit en samen met de gemeenschap van gelovigen. Het BEM-rapport spreekt van de uitoefening van het ambt in a personal, collegial and communal way (169). Ook al is er nog discussie over de vraag of de omgang met andere ambtsdragers collegiaal is, als zij geen bisschop zijn, het communale aspect maakt dat de bisschop altijd blijft opereren met de andere ambtsdragers en de gemeente. De bisschop wordt gekozen door (vertegenwoordigers van) de gemeente en werkt met de andere ambtsdragers samen. Hij of zij (!) is gebonden aan het gezag van de synode. Dat alles werkt in het voordeel van de bisschop zoals Kronenburg deze schetst.

Wat het ambt naast de pastorale taak inhoudt, wordt ontvouwd aan de hand van een korte beschrijving van drie bisschoppen uit de tijd voor Constantijn. Ignatius van Antiochië is als bisschop voorzitter van de lokale eucharistische gemeenschap. Hij functioneert als teken van eenheid, als focus en centrum van de plaatselijke gemeente. ‘Er kan in één gemeente, maar één bisschop zijn en één eucharistie’ (259). Irenaeus van Lyon functioneert vooral als de behoeder van de apostolische traditie. De bisschop is degene die de continuïteit bewaart met de apostolische overlevering. Cyprianus van Carthago is als bisschop de behoeder van de eenheid met de andere kerken. Zo is de bisschop teken van eenheid, hoeder van de geloofstraditie en schakel naar de wereldkerk.

In oecumenisch opzicht kunnen we eigenlijk niet om de bisschop heen en cultureel betekent een bisschop het gezicht van de kerk naar buiten. Zo vat ik heel kort samen wat een bisschop is: een Herder die de eenheid van de kerk bewaart in continuïteit met de overlevering van de apostelen.

De taken van de bisschop

De beschrijving van de taken van de bisschop is met name het resultaat van de grondige analyse in 200 pagina’s van de ordinatieliturgieën van de vier kerken die hij uitkoos (zie boven). Het is heel interessant om te zien welke belangrijke theologische beslissingen biddenderwijs worden genomen. De lex orandi bepaalt de lex credendi, al moet eerlijkheidshalve gezegd worden dat liturgische teksten soms ook de sporen vertonen van een moeizaam bereikt compromis (zie 416-418).

Op basis van dit onderzoek vat Kronenburg de taken van de bisschop samen in 7 punten: (a) pastor pastorum; (b) missionair voorganger; (c) leraar en behoeder van de geloofstraditie; (d) voorganger in de dienst van Woord en Sacramenten/teken van eenheid; (e) schakel tussen lokale en universele kerk; (f) degene die de tekens van de tijd verstaat en kan functioneren als stem van het geweten en (g) ordinator en begeleider van ambtsdragers belast met de handhaving van de discipline (381; 469).

Het oecumenisch perspectief

Ofschoon Kronenburg zeker de mogelijkheid van het door hem beoogde kerkmodel heeft aangetoond, beseft hij de tijd niet mee te hebben voor de discussie die hij beoogt. Hij wijst weliswaar een weg waarlangs het tot een kerkordelijke invoering van het bisschopsambt in de toekomstige PKN kan komen, maar zegt ook dat het tijdstip waarop hij ermee naar buiten komt, van weinig realiteitszin lijkt te getuigen. Toch doet hij zijn aanbevelingen, omdat hij – in mijn woorden – ‘gelooft in’ de oecumene. Het eigenlijk SOW-proces is gezamenlijk toegroeien naar de volheid van de Una Sancta Catholica Apostolica (477).

Ik heb respect voor de oecumenische bevlogenheid van de auteur, maar ben weinig optimistisch als het gaat over de gesprekken in de oecumene zoals bedoeld door het BEM-rapport. Zelfs wie de vragen die hier rijzen alleen maar aanstipt, ziet de problemen schier onoplosbare proporties aannemen. De auteur beschrijft hoe bij de totstandkoming van de Church of South India in de discussie met de Anglicaanse Kerk onmiddellijk de kwestie van het historisch episcopaat aan de orde kwam en deze maar ternauwernood kon worden opgelost. Hoeveel te meer speelt dit probleem in de wijdere oecumene. Voeg daar de vraag van de sacramentaliteit van het ambt en in het bijzonder het ambt van de bisschop aan toe, die immers de volheid van het priesterschap ontvangen heeft en het perspectief van de Una Sancta wijkt verder weg achter de horizon dan ooit.

De PKN zal niet snel geneigd zijn de handschoen die Kronenburg haar toewerpt, op te nemen en een proces van studie en bezinning over deze kwestie op gang te brengen, nu zij haar eigen huis nauwelijks op orde heeft.

Het perspectief van de PKN

Als we kijken naar de andere motieven, valt het pastorale motief vooral op. Maar of dat nu werkelijk een argument is voor een zo ver strekkende stap als de invoering van het bisschopsambt? In de PKN functioneert het instituut van de werkbegeleiding van predikanten – althans wat mij betreft als ik mij deze autobiografische kanttekening mag veroorloven – naar behoren. Ik kan daaraan toevoegen dat initiatieven ontwikkeld worden voor geestelijke begeleiding. In classicaal verband of in het op te richten verband van werkgemeenschappen functioneert vaak een vorm van onderlinge supervisie. Dat maakt de komst van een bisschop die Kronenburg pastor pastorum noemt minder noodzakelijk. (Terzijde: pastor pastorum betekent eigenlijk niet herder die naar herders omziet, maar opperherder; het is een hebraïsme naar analogie van Canticum canticorum als naam voor het Hooglied).

Wat betreft de functie van de bisschop als hoeder van de eenheid van de kerk om haar te bewaren bij de apostolische overlevering, zie ik in de praktijk van de PKN nauwelijks een mogelijkheid. Hoe zal in een zo diverse, pluriforme kerk, iemand de taak kunnen hebben de eenheid in verkondiging te behoeden?

De bisschop als symbool van eenheid veronderstelt niet slechts een nationale kerk, maar ook verbanden over de grenzen heen. Maar dat perspectief lijkt voorbehouden aan kerken die al in een bisschoppelijke hiërarchie verbonden zijn met andere kerken tot ver buiten de eigen grens.

Ik besef aan het einde van mijn bespreking dat ik niet overtuigd ben van de urgentie van de discussie die Kronenburg binnen de PKN op gang wil brengen. Misschien komt het wel omdat Noordmans al wist dat het zich met de bijbel in de hand niet laat uitmaken of we een presbyteriale of een episcopale kerkorde moeten hebben. Blijkbaar kan beide en ben ik onvoldoende ongerust gemaakt over de situatie in de PKN. Dat Kronenburg mij niet heeft overtuigd, komt niet in mindering op mijn bewondering voor de acribie waarmee hij zijn bronnen heeft onderzocht. Ook heeft hij laten zien hoe liturgische bronnen met vrucht systematisch-theologisch kunnen worden geëxploreerd. De gedrevenheid in de verdediging van zijn visie dwingt respect af.

Gerrit van de Kamp