IS en de moslims

logoIdW

 

Ieder weldenkend mens die de wandaden van IS ziet of er van hoort, zal daar krachtig afstand van nemen. Dan maakt het niet uit of je nu moslim, christen of niet gelovig bent. Wat voor de daden van IS geldt, is ook van toepassing voor de andere terreurgroepen zoals Boko Haram of hoe ze allemaal heten mogen. Afkeer en verbijstering, iets anders is niet mogelijk. Ik begrijp daarom de moslims wel die luid protesteren tegen de oproep van Aboutaleb om juist als moslim krachtig (met een megafoon) afstand te nemen van deze groepen. Zo’n oproep suggereert te veel dat moslims niet zo weldenkend zijn als de rest van Nederland. Je moet in het openbaar en in de privé-omgang laten zien, dat je aan de goede kant staat.

Toch begrijp ik ook Aboutaleb wel. Als christen heb ik mij menigmaal ongemakkelijk gevoeld als er in de naam van de Heer weer eens iets in mijn ogen vreselijks gebeurde. Denk bijv. aan de anti-abortusacties in de VS of de anti-homouitspraken van christelijke leiders. Dan had ik behoefte liefst hard en duidelijk te roepen wat nu vele moslims doen: not in my name! Dan heb ik het nog niet eens over het christelijke slavernijverleden of veel recenter de steun aan de apartheid. Hoe vaak is het mij als predikant niet overkomen dat ik, nog voordat ik iets gezegd had, al in de beklaagdenbank zat. Zo werkt het kennelijk. Behoor je tot een groep, dan word je of je het nu leuk vindt of niet daarop aangesproken. Een groot deel van de recente Nederlandse literatuur wordt er door geïnspireerd.

Voor Aboutaleb geldt ook nog iets anders. Door als moslimgemeenschap massaal afstand te nemen van IS zet je een standaard. Dat maakt het voor jongeren lastiger om sympathie voor deze beweging op te brengen. De romantiek van de goede strijd wordt doorbroken. Daar is niets mis mee, dunkt mij.

In het gekrakeel rond deze oproep van Aboutaleb dreigt een aspect onderbelicht te blijven. De discussie zal nog verdiept moeten worden, opdat de moslimgemeenschap daadwerkelijk weerbaar wordt tegen dit soort uitwassen. Afstand nemen van het in de ogen van weldenkende mensen absurde geweld – al dan niet openlijk – is niet voldoende. De koppeling tussen het geloof en dit geweld dient doorgesneden te worden.

Om dat te bereiken dient er een grondige doordenking en herijking van het geloof plaats te vinden. Voor die opgave staat de moslimgemeenschap. Hoe kan het dat in de naam van de Islam dit soort gruweldaden mogelijk worden? Het is niet voor niets dat deze daden gedaan worden onder het aanroepen van de naam van de Barmhartige. Het is te kort door de bocht om te stellen dat deze daden niets met de Islam te maken hebben. Dan maak je je er te gemakkelijk van af.

In dit verband herinner ik nog eens aan het boek dat Paul Cliteur in 2010 publiceerde onder de titel: Het monotheïstisch dilemma. Zijn ondertitel is veelzeggend: ‘De theologie van het terrorisme’. In zijn boek betoogt hij, dat elke monotheïstische godsdienst qua structuur gewelddadig is. Kern van zijn betoog is dat elke gelovige voor de vraag staat aan wie hij meer gehoorzaam is: aan de wetten van de staat of aan die van zijn God. Theologisch de vraag naar de theocratie.

Cliteur scherpt dat in zijn betoog nog wat aan. Iedere gelovige acht zich, juist met zijn beroep op God, in wezen superieur aan de niet-gelovige. De gelovige heeft een hoge opdracht. Hij dient in dienst van zijn Heer de aarde alvast in te richten zoals die Heer dat wil.

Is dat in de kern niet wat we nu IS zien doen? De regels die zij van God gekregen hebben toepassen? Ieder dient zich daaraan aan te passen, omdat die regels superieur zijn. Precies op dit punt zijn moslims ook in Nederland kwetsbaar. Zij keuren dan wel het absurde geweld van IS af, maar de inzet zal door menigeen wel begrepen worden. Dat is, volgens Cliteur, het nu eenmaal met geloof samenhangende dilemma, waaraan geen gelovige ontkomt. Ook IS doet een appèl op de moslim als moslim. Dat appel wordt door met name jongeren gehoord.

Ook al gaat Cliteur zo af en toe kort door de bocht, ik herken als gelovige wat hij schrijft. Aan het dilemma dat met geloven samenhangt, ontkom ik ook niet. In de traditie waarin ik sta is, zeker na WOII, de uitdaging opgepakt waar moslimgelovigen nu voor staan. De structuur van het theologische denken is grondig doordacht én gecorrigeerd. Dat geeft mij als individuele gelovige handvatten om uit het genoemde dilemma te komen. Theocratie en de wetten van de staat staan niet op gespannen voet met elkaar. In de wetten van de staat, ook de democratische staat die wij kennen, mag en kan ik instrumenten zien van de God waarin ik geloof. Ook als het om een seculiere (mijn voorkeur!) staat gaat.

Binnen de christelijke traditie hielp het, zeker bij het doordenken van het geweld, dat in de verhalen van Jezus geweld nauwelijks tot geen rol speelt. Het tegendeel is eerder het geval. Daaraan gemeten is elk geweldshandelen voor iedere christen op z’n minst problematisch. Of dat voor moslims ook zo is, kan ik niet beoordelen. Als ik hoor over het tamelijk gewelddadige optreden van de meest centrale figuur, de profeet, heb ik daar zo mijn twijfels bij. Reden temeer om tot bezinning te komen.

Cliteur gelooft niet erg in dit soort theologische ondernemingen. Ik acht ze waardevol. Ook al besef ik dat daarmee het probleem van de theocratie en van het op geloof gestoelde geweld niet uit de wereld is. Er zijn ook na de grondige revisie van het christelijke geloof nog steeds christelijke gelovigen die absurde dingen aan het geloof verbinden. Zeker, maar ik ben er juist door deze revisie niet meer bevattelijk voor. Ik kan het afwijzen als christelijke onzin, niet verbonden met de kern van het geloof. Afwijzen is dan nog een te softe uitdrukking. Bestrijden is beter. De inzet is dan niet, dat hun handelen in de ogen van weldenkende mensen onbetamelijk is. De inzet is dat ze aangesproken worden op de kern van hun denken. Hun theologische opvattingen hebben niets te maken met de kern van het geloof.

Ik ben er van overtuigd dat een groot deel van de moslims in onze samenleving datzelfde gevoel hebben als zij IS bezig zien. Dat heeft niets met het geloof te maken. Het lijkt mij een goede voedingsbodem voor een grondige doordenking én revisie van de Islam. Die is nu noodzakelijk en geboden.

At Polhuis