Hulde aan het bruidspaar!

logoIdW

 

Een huwelijk. Dat is het bepalende beeld voor de verhouding van God en het volk. We kunnen die verhouding helemaal beschrijven als een liefdesgeschiedenis, een geschiedenis van een onmogelijke liefde. Ze kunnen niet met en niet zonder elkaar. Dat klinkt mooier dan een huwelijk. Liefde is de inhoud, de geest, en het huwelijk de vorm, de letter: het contract, het juridische arrangement. Toch ontvreemden we het verhaal van de bijbel als we het concentreren op de liefde. We gaan ermee aan de haal als we het huwelijk er buiten laten.

Het is een huwelijk. En niet ons gelijkwaardige, in volle vrijheid aangegane huwelijk, maar het patriarchale, ongelijkwaardige. De bevrijding van de bruid heeft genoeg van een overweldiging, een schaking om ons de wenkbrauwen te doen fronsen. Het huwelijk wordt haar opgedrongen. De bruidegom toont heel duidelijk zijn ontzagwekkende en angstaanjagende kracht. En zij? Zij heeft geen keuze, ze kan geen kant op.

Dit bijbelse, patriarchale beeld roept uiteraard om deconstructie en kritiek. De onderschikking van de vrouw, haar rol als wispelturig en overspelig, en God als de bezitterige, jaloerse en opvliegende man. We hebben dat met een paar decennia genderspecifieke bijbellezing nog lang niet achter ons. Maar al mogen we loskomen van de gender-labels in het verhaal, de asymmetrische structuur van de verhouding en de onderschikking, binding en intoming die daarbij horen, zullen we daarmee toch niet moeten afschudden, hoe graag we dat ook zouden willen.

Vormen en rondingen

De vorm, de dwingende vorm is wezenlijk. Het huwelijk is als figuurcorrigerende lingerie, als een corset, een push-up bra of een broekje dat de rondingen en vormen beter doet uitkomen – als dat beeld niet seksistisch, te masculien van oorsprong is. Het houdt het lichaam in vorm, geeft het een schoonheid en aantrekkelijkheid die het vanzelf niet meer heeft. Het werkt met de natuur tegen de natuur, met de tijd tegen de tijd. Beide zijn onverbiddelijk, maar aan beide wordt weerstand geboden.

De geboden en inzettingen van de Tora kun je volgens mij zo lezen. Ze vormen, ondersteunen, houden het in vorm. Ze houden iets vast en levend wat anders aan slijtage en verloop is prijsgegeven. Dat lijkt misschien op de klassieke, negatieve benadering van het huwelijk als intoming en kanalisering van driften en krachten, om ze vruchtbaar te maken. Dat heeft ontegenzeggelijk zijn recht en hoeft ook niet ten koste te gaan van schoonheid en erotiek of van een volledige waardering van het lichamelijke, van de driften en impulsen. De tabernakel kan opeens verschijnen als het huis met een slaapkamer en het echtelijke bed, waar alles ingericht is voor ontmoeting en gemeenschap, waar het spel hoe de ander het hof te maken volgens de regels gespeeld kan worden. En uiteraard als plaats om het weer goed te maken. Zo vaak als nodig is, en wellicht steeds hechter.

Ongelijkwaardigheid

Maar het huwelijk – dat ongelijkwaardige en patriarchale, en ook als bindend contract – als beeld voor de verhouding van God en zijn volk, zijn gemeente: kan dat nog? Is het zinnig en haalbaar vast te houden aan dat beeld? Raakt het de kern, of juist niet (meer)? Een probleem is natuurlijk het ongelijkwaardige van de verhouding. Een relatie die zo onevenwichtig is, dat de ene partner de ander redt en die ander totaal op die redding en verlossing is aangewezen, kunnen wij niet anders dan ongezond noemen. Als we de beelden van huwelijk en – natuurlijk veel gebruikelijker – liefde en vriendschap gebruiken, is daar ook al veel in veranderd. God is geëmancipeerd, is een partner geworden, een vriend, een jij (een jij die mij ik maakt zoals Oosterhuis het kan zeggen). Begrijpelijke en invoelbare bewegingen, want wie wil die verhouding niet graag gelijkwaardiger hebben?

Toch lijkt het me goed weerstand te bieden aan dit soort humaniserende emancipatie in de theologie. De tegendraadse bijbelse theologie heeft haar eigen schakeringen en een eigen karakter – een patroon, een taakverdeling zoals zich dat in huwelijken vormt. God mag de machtige zijn, de redder, maar Hij is dan ook de dienende, afdalende, die bedrogen wordt maar er ondanks zijn veronderstelde machismo geen reden voor een breuk in ziet.

Er is bovendien iets listigs aan de hele vraagstelling van gelijkwaardigheid. Het impliceert een buitenstaandersperspectief. Je stapt uit de relatie en gaat deze – en daarmee de partner – meten naar de een of andere norm. Het is een vorm van wantrouwen, die soms noodzakelijk is (bij crises, relatietherapie) maar die niet gecultiveerd moet worden. In de liefde gaat de ander jou te boven. Liefde is onderschikking. Dàt vraagt om cultivering, want anders is het niet vol te houden. Uiteraard is de balans het ideaal, dat de een de ander uitnemender acht dan zichzelf. Maar in het echte leven bereiken we die balans hooguit bij benadering. Je moet je schikken.

‘Alles is liefde’

Onherroepelijk kleeft aan het huwelijk als vorm en norm het gevaar van burgerlijkheid, van sleur en slijtage. De vorm verliest of verstikt de inhoud. De vorm is killing. Veel huwelijken redden het niet. We zijn ook niet voor het monogame huwelijk gebouwd – dat is allang een cliché. Geen wonder dus dat velen niet trouwen. Het heeft ook iets glorieus en soevereins hoe velen zonder het huwelijk leven in liefde, vriendschap, verantwoordelijkheid en trouw, dus zonder daarvoor te hoeven trouwen. Er is niet die voorgegeven vorm; de vorm volgt helemaal uit de inhoud. Men vertrouwt volkomen op de liefde.

Dat lijkt ook de oplossing te zijn van het Nieuwe Testament. Daar duikt hetzelfde beeld op voor de band van Christus en de gemeente. Maar het moet vrijer, minder vormelijk. Dat is groots. En het lijkt ook veel vrijer en romantischer. Maar heimelijk ontstaan dan natuurlijk eigen vormen, en zo sluipen ongemerkt huwelijkse voorwaarden binnen.

Het NT kent niet zo scherp als het OT de huwelijksmetafoor als profetische kritiek, als het verbroken verbond van de zijde van de gemeente. De apostolische tijd was niet alleen kort, de tijd op zichzelf zag men als kort en eindig. Paulus overweegt of de vorm van het huwelijk en de geboden met het oog daarop nog wel nodig zijn.

Maar misschien is de korte apostolische tijd net lang genoeg om nieuwe vormelijkheid te zien ontstaan. Om het samenleven in liefde en trouw, met verlangens en driften in de eindtijd vol te houden. Het zijn vormen die de bindingen ook resoluut zoeken in ongelijkheid, in verantwoordelijkheid, macht en onderschikking, heren en slaven, mannen en vrouwen. Een nieuw of hernieuwd verbond, een nieuw bindend huwelijk in Christus, dat wil zeggen een verbond waar lijden en gehoorzaamheid onlosmakelijk mee verbonden zijn.

Bevrijding

Het is begrijpelijk dat in de tweede helft van de twintigste eeuw de theologie van de bevrijding kwam, met vrijheid als ideaal. Bevrijding was op allerlei vlak hard nodig. We moeten de bevrijdingstheologie daarom ook niet ongedaan maken, maar – sadder and wiser misschien – voortzetten: door bevrijding niet als gebeurtenis maar als activiteit, als proces te zien. Bevrijd ben je zomaar niet, bevrijding – net als ‘de’ verlichting – is iets wat blijvend moet gebeuren, waarmee je aan de gang moet blijven. Die nagestreefde vrijheid wijkt namelijk ook steeds, het is grillig en bedrieglijk. Uit veel bevrijding van banden, uit veel scheidingen kom je helemaal niet vrijer weg.

Volgens een Joodse wijsheid was één nacht genoeg om Israël uit de slavernij te halen, en vroeg het vervolgens veertig jaar om de slavernij uit Israël te krijgen. Dit laat zich ook mooi in termen van liefdesgeschiedenis en huwelijk lezen: een nacht van exodus en extase, en vervolgens veertig jaar volhouden – met het groenere gras aan de overkant. Vrij zijn zij, die dat redden met elkaar. Hulde aan het bruidspaar!

Coen Constandse