Liturgische dialogen

logoIdW

Liturgische Dialogen

De Deense Psalter en het nieuwe liedboek

In de Deense kerkgeschiedenis en de hymnologie van Deense gezangboeken zijn twee verschillende stromingen te onderscheiden, te weten de romantiek en het realisme. Deze stromingen reageren op elkaar via tekst en melodie. De romantiek valt te definiëren als een Europees cultureel tijdvak dat in de muziek en schilderkunst de periode tussen 1790 en 1850 bestrijkt. Etymologisch is het begrip romantiek afgeleid van het onderscheid tussen de lingua romana (volksspraak) en de lingua latina (geletterdheid) en stelde het oorspronkelijk poëzie tegenover het schrift. Historisch gezien ontstond de romantiek als tegenbeweging tegen de late verlichting. In grote lijnen laat de romantiek zich inspireren door de uitkomsten van onderzoek naar herkomst en traditie binnen de nieuwe geschiedeniswetenschappen en nationale filologieën van onder andere exotische en artistieke voorstellingen van het paradijs. In de kerkmuziek wordt dat welluidende paradijs in zang verbeeld door consonanten. De inspiratie van de romantiek vormt een cultuurkritiek op de toenemende individualisering en ‘onttoverende’ verwetenschappelijking van het wereldbeeld sinds de Franse Revolutie, die wel als het slotakkoord van de verlichting wordt beschouwd.

Ter illustratie van een dichter die tot de romantiek kan worden gerekend, valt te denken aan Novalis wiens tekst Was wär’ ich ohne dich gewesen in de Nederlandse vertaling door Jan Wit als lied 800 in het nieuwe liedboek staat. Een voorbeeld van een melodie die (vroeg-) romantische kenmerken draagt is de compositie van Felix Mendelssohn-Bartholdy die in lied 481 ‘Hoor, de engelen zingen de eer’ zijn neerslag heeft gekregen. Een realistische componist gaat uit van universaliteit als zelfstandig bestanddeel van de wereld en bestrijdt het Kantiaanse idee van een onafhankelijk van het menselijk kenvermogen en zijn symboolsystemen gegeven wereld. Op die wijze valt lied 753 ‘Er is een land van louter licht’ uit het Nieuwe Liedboek op te vatten als een realistische compositie. Toegepast op een liturgische tekst wordt de geloofstaal weergegeven zonder het gebruik van metaforen en gevoelselementen.

In deze bijdrage selecteer ik de drie Deense organisten en componisten Caspar Christian Hoffmann (1839-1893), Niels Wilhelm Gade (1817-1890) en Thomas Laub (1852-1927). Van hen presenteren Hoffmann en Gade de positie van romanticus en neemt Laub de positie van realist in. Aan de hand van de hymnes Hil dig, frelser og forsoner, waarvan Hoffmann in 1878 en Laub in 1890 twee aparte versies schreven, en Op, thi dagen nu frembryder van Gade in 1852 en Laub in 1917 wordt inzichtelijk op welke wijze in de liederen de idealen van de romantiek en het antwoord daarop van het realisme in vers en klank tot uitdrukking komen. De beide composities laten muzikale keuzes en patronen zien die het profiel van een romanticus en een realist uittekenen.

Het toelichten van een Deense casus is van belang aangezien in het nieuwe liedboek van 2013 meer liederen uit de Scandinavische landen zijn opgenomen dan in het liedboek uit 1973. Die keuze onderstreept de internationale en oecumenische oriëntatie van het nieuwe liedboek. Kennis nemen van diverse stromingen kan voor kerkgangers betekenen meer grip te krijgen op kerkmuziek en op onbekende, buitenlandse liederen, en zich bewust te worden van de praktische en emotionele functie van liturgie. Voor kerkmusici en organisten in het bijzonder kan inzicht in de culturele en filosofische achtergrond van liederen van belang zijn om in de uitoefening van hun vak de eenheid van de liturgie in gezongen taal en spel ten gehore te brengen.

Kerkelijke romantiek

Vanaf ongeveer 1840 verschijnen er in Denemarken nieuwe psalmmelodieën van een generatie componisten die een romantische stijl hanteren. Samengevat houden de romantische bundels het midden tussen de strengheid van de tot dan toe gangbare koraalboeken en de losse omgang met zangwijzen in zogenaamde Vartov-gemeenten. De romantische psalmdichters beogen meer levendige melodieën dan de componisten van de koraalboeken te componeren en tegelijkertijd het kerkelijk karakter van de liederen te behouden. De uitdaging voor de romantici in dit verband is kerkelijke melodieën te ‘populariseren’ door er een ‘volksspraak’ aan mee te geven, terwijl zij zich realiseren dat volkse melodieën niet bij voorbaat een kerkelijke signatuur hebben. De psalmdichters slagen erin door subjectieve stemmingen te evoceren, crossovers uit te proberen die ondanks muzikaal verschillende genres toch in een harmonie zijn samen te brengen, melodieuze sprongen te maken en solistische expressies te cultiveren.

De middeleeuwse psalm Hil dig, frelser og forsoner, die in het Nederlands vertaald kan worden met ‘Heil u, redder en verzoener’, kent in de melodie van Hoffmann een vierkwartsmaat met halve noten, kwartnoten en een hele noot. Op de eerste twee notenbalken wordt twee keer een herhaling op een andere toonhoogte ingezet en het muziekstuk beweegt zich qua tempo levendig, licht en matig snel. De tonen van de intervallen klinken na elkaar (secunde en kwart) waardoor een melodisch geheel ontstaat. Gades compositie van de psalm Op, thi dagen nu frembryder, waarvan ‘Omhoog, want de dag breekt nu aan’ een Nederlandse vertaling vormt, laat een vergelijkbaar beeld zien. Door een enkel rustteken en het veelvuldig gebruik van kwartnoten waartussen de ‘afstand’ beperkt is volgen de noten elkaar ‘natuurlijk’ op en krijgt de psalm een vloeiend verloop.

Laubs hervorming

Een tijdgenoot met wie de romantische psalmdichters concurreerden was de organist Thomas Laub die vanaf het einde van de negentiende eeuw als reformator van de Deense hymnologie optreedt. Laub was tegen ‘kerkelijke romantiek’ en geeft hieraan uiting door in 1920 zijn hoofdwerk Musik og Kirke te publiceren. Hij geeft honderdvijfentwintig kerkgezangen opnieuw uit. Hem staat een opleving van de oude koralen voor ogen. Laub componeert tevens nieuwe psalmmelodieën waarvoor hij de stijl van de oude koraalmelodieën als uitgangspunt neemt. Karakteristiek voor zijn werk is de nadruk op de kerk en het kerklied als historische eenheid. Laub reageert met die voorkeur voor collectiviteit op de persoonlijke stijl en het individuele reliëf van de romantische melodieën. Het koraal Hil dig, frelser og forsoner dat in de middeleeuwen ontstond leent zich voor het aanbrengen van Laubs accenten. De middeleeuwen vormen in de westerse muziekgeschiedenis een tijdperk waarin veel religieuze koormuziek verschijnt en vroomheid en gemeenschapszin een belangrijke rol spelen. Laubs revisie van Hil dig, frelser og forsoner keert terug in het enigzins brede, statige, plechtige tempo van de psalm door minder te variëren in de noten, grotere intervallen (terts en kwint) toe te passen en de articulatie te vergroten. Die vergroting resulteert in een meer gedragen, staccato-achtige speelwijze. Ook gebruikt Laub vijf keer zoveel fermates als Hoffmann, waardoor tonen langer worden aangehouden en de psalm een rustigere, langzamere uitvoering krijgt. In Laubs bewerking van Op, thi dagen nu frembryder komen zes keer zoveel rusttekens voor als bij Gade waardoor het lijkt alsof de melodie wordt ‘opgebroken’. Kwartnoten en halve noten, tertsen en kwinten wisselen elkaar af. Door de sterkteverhouding van de noten te contrasteren ontstaat er een ‘stuwende dynamiek’ die past bij een ‘dissonant’ realisme en een ceremonieel kerkelijke kleur.

De gedetailleerde bespreking van Deense psalters kan ertoe bijdragen het wordingsproces en de coherentie van kerkliederen op te merken en ze innig te beleven. Het aandeel Scandinavische liederen in het nieuwe liedboek breidt het repertoire uit om de eigen religieuze gevoelswereld te verstaan en te vertolken.

Suzan ten Heuw

drs E.S> ten Heuw is proponent voor de Protestantse Kerk in Nederland