Het ambt een ramp

logoIdW

 

Met enige verbazing heb ik de ambtsdiscussie in de laatste Waagschaal gelezen. Ook met vervreemding. Blijkbaar kom ik heel ergens anders vandaan. Een poging tot verklaring dan maar.

Toen ik een kleine veertig jaar geleden aantrad als predikant was mij volstrekt duidelijk dat ik de laatste generatie vrijgestelden zou zijn. Zo heette dat toen: vrijgesteld van “gewoon” werk. De grote filosoof Cruijff zei het al: Elk voordeel hep z’n nadeel. Dominees doen te veel. Dat werk gebeurt per definitie niet door anderen (want waar betalen we anders de dominee voor?!) Hier heb je eigenlijk de ellende in een notendop. De gemeente als termietenhoop, een interne verzorgingsunit waarvan de meeste deelnemers afhankelijk (denken te) zijn. De keerzijde van het vrijgesteld zijn is de gemeentelijke schatkist. Hat was eigenlijk te luxe voor woorden en zou niet duren. Dat betekende voor mij dat de gemeente(leden) het meeste zelf zouden moeten doen in de toekomst en de predikanten die intussen op “normale”wijze hun brood verdienden alleen op afroep konden krijgen voor dingen die alleen zij konden. Maar welke dingen zijn dat dan wel? En hoe maak je jezelf als predikant overbodig? Deze vraag heeft menig collega door de jaren heen zenuwachtig gemaakt. Wat kan een dominee alleen? Huisbezoek? Kan iedereen (leren). Vergaderen? Nee toch. Eigenlijk is het maar één, nou vooruit, twee dingen: de uitleg en verkondiging van de plaatsvervangend voor de gemeente gelezen Hebreeuwse en Griekse teksten (ook wel preken geheten) en het onderricht (catechese en leerhuis), waarbij de gevolgen worden doorgesproken van dit lezen voor leven en werken.

Dat is wat mij betreft alles. Voor de sacramenten is de predikant niet nodig, een kwestie van afspraak. Bovendien hadden we beter alle sacramenten kunnen schrappen bij onze “ontroomsing” (reformatie). Het Avondmaal is ook bij ons nooit genormaliseerd. Voor mij betekent het dit: we gedenken de dood des Heren totdat Hij komt. Wij staan derhalve met lege handen. Die kunnen dan gevuld worden met gewoon brood! En drinken. We staan in een kring en delen eten en drinken en er is (dan) altijd over! En dat noemen we een normale wereld. En vergeet niet: deze Maaltijd is de voortzetting van de woordverkondiging met andere middelen. Wie ineens bedenkt dat je dit overige brood in een kastje moet wegsluiten, die is verdacht als het gaat om de honger in de wereld! Hoe sacramenteler je hier bent hoe onbijbelser. Hier is immers de diaken aan het woord, eerder dan de priester! Over de zuigelingendoop en al haar semi heidense rechtvaardigingen zwijg ik nu maar. Alleen: de Maaltijd des Heren laat ik me niet afpakken door sacramentele grootsprekers, die hun eigen positie en mogelijk hi‘archie zo nodig moeten redden. Hoe heeft het toch (weer) zover met ons kunnen komen? Want we hadden alles in huis om het goed te doen, want we hadden het goed gezegd! Twee dingen namelijk:

  1. Het algemeen priesterschap der gelovigen. Niet algemeen ambt, priesterschap. Einde clerus, hallo mondigheid van het gemeentelid. Hebben we niet echt doorgevoerd. Zie de bevestigingsformulieren: Hoewel een iegelijk geroepen is… zijn sommigen bijzonderlijk geroepen (nl. ik en mijn collega’s!, bah!).
  2. Sola scriptura. Alleen de Schrift. Is ook niet voldoende doorgezet. Gebleven is de dogmatische bevangenheid als leesraster, gebleven is de dubbele Gods kennis, uit de natuur en uit de Schrift, maar beginnen bij de natuur en dan de Schrift gebruiken als bril (Calvijn). Gebleven is ook het lineaire lezen behorende bij het geschiedenisconcept der Renaissance. Eerst (in de tijd!) de Schepping daarna (in de tijd!) de zondeval. Alleen de hoeveelheid misvattingen al die in deze paar regels staat heeft ons eeuwen achteruit geworpen tot aan onze dagen toe. Het heeft veel kruim gekost om nu eindelijk weer postkritisch naïef te kunnen Bijbellezen, waarbij de Schrift dan eindelijk in zijn geheel qua compositie en dus strekking aan de orde kan komen, zonder belemmering van welke zijde dan ook, o God, laat het waar zijn!

Ambtstheologie is een soort zelfrechtvaardiging. Snap ik wel, iedereen loopt het ambt op te kloppen uit zelf behoud. Waarom hebben we geen bisschop, ik draag een omgekeerde boord want dan ben ik herkenbaar, ik kom uit het algemeen ambt, ik kom uit het bijzondere ambt. Laten we ons met zijn allen laten fotograferen op de Dam (wie heeft bedacht dat dat een goed idee was!). Je hoeft geen Freud te heten om te beseffen: onzekerheid troef. Maar ook een beetje eigen schuld, dikke bult. We hadden de goede uitgangspositie en we hebben die verkwanseld voor de schotel linzenmoes van het ambt. De bekering die we nu nodig hebben is helder: terug naar 1. en 2. van de reformatie. Je “echte” werk gaan doen: plaatsvervangend lezen van Hebreeuwse en Griekse teksten, daarin vertegenwoordig je de gemeente en tijdens de verkondiging handel je zelfs ambtelijk! Maar daarop kun je niet prat gaan! Het is een momentopname. Al het overige is aanstellerij en opklopperij en leidt af van wat ons dominees te doen staat, werken aan onze eigen overbodigheid, d.i. Bijbelse theologie bedrijven. Helaas hebben we de tijd niet mee, ik weet eigenlijk niet eens of dit nog wel wordt onderricht aan enige theologische faculteit. Anders moeten we het zelf maar weer doen. Ik ben bereid te helpen.

Wim de Leeuw

Ds. W. de Leeuw is Bijbels theoloog en emeritus predikant (PKN)