Geheiligd uw Naam

logoIdW

 

Zoals Rochus Zuurmond indertijd in zijn artikelenreeks over het ‘Onze Vader’ bijna als iets vanzelfsprekends neerschreef: ‘uw naam’ is JHWH, ofwel het zogeheten: ‘Tetragrammaton’, de vier-letter-naam – en dus niet ‘God’? Nee, dat is een soortnaam en laat de keuze open voor verschillende invullingen. JHWH is een Hebreeuwse naam. Het is deze naam die de Joodse gemeenschap op het hart draagt, in de diaspora en in de ‘èrèts Jiesraéel’, het land aan weerszijden van de Jordaan, ten westen waarvan nu de huidige staat Israël is gevestigd. Deze naam JHWH, maar dan in de Hebreeuwse letters d e d i, staat geschreven boven de ingang van elke synagoge waar ook in de wereld.

De Joden nemen die naam niet in de mond om niet te ontheiligen wat zij in de naam ontvangen. Ze krijgen de torah, zij de krijgen de profeten. Om dat dagelijks te gedenken spreken zij de naam niet uit, maar verwijzen naar de naam door een aanduiding. Ze verzwijgen hoorbaar de naam. Zo haakt elke lezing, elk gebed, elk gebod met nadruk aan bij de naam en heiligt die.

André Chouraqui nam dit ‘hoorbaar verzwijgen’ in zijn bijbelvertaling op. Psalm 8 begint in de Statenvertaling met: “HEER onze Heer”. Chouraqui vertaalt: JHWH (Adonáj1) nôtre Adon. Zo de gehele bijbel door. Dan zie je de naam staan en allen (inclusief de lezer) horen de aanduiding ‘adonaj’. Net als Chouraqui kunnen wij die naam eerbiedig opschrijven als: die-JHWH-van-Israël. Wanneer we dit op ons papier zien staan en we willen het hardop lezen, dan zeggen we: die-(we zwijgen heel even)-van-Israël. Wanneer we dit zo doen is voor ieder van ons de naam hoorbaar.

Natuurlijk kan er gezegd worden: “Ja, dat doen de Joden zo, maar wij zijn geen Joden. We kunnen die vier-letter-naam toch gewoon oplezen – of anders weglaten?!” Maar met zulke overwegingen gaat de afgrond van het antisemitisme wijd open. Nee, wij zijn geen Joden. Wij zijn Christenen en wij behoren er aan bij te dragen dat Joden zich op deze wereld veilig weten. Dat zijn we in ieder geval aan de Jood Jezus – naar wie wij ‘Christenen’ heten – verplicht. Onze vorige minister van Buitenlandse zaken noemde onlangs het antisemitisme een demon van de – Christelijke – Europese geschiedenis. Waar woont die demon? Die demon huist in de christelijke ziel. Omdat de naam ‘JHWH’ al vanaf het vroege Christendom (zeker na het jaar 200) niet meer in die ziel wordt toegelaten, is daar ruimte voor deze demon. We weten immers ook, dat waar voor de naam ruimte is gemaakt, voor het antisemitisme geen toegang is: zie boven de ingang van elke synagoge die naam staan! In de Hebreeuwse tekst van tenakh is de vier-letter-naam op elke bladzijde te lezen. Dat betekent dat de naam woont in de woorden van de tekst. Waar Joden deze Hebreeuwse tekst alleen horen, ontbreekt ook voor hen de naam, maar nooit de aanduiding daarvan. Die weg van de aanduiding naar de naam dient in een vertaling zichtbaar en hoorbaar zijn. Want:

  1. De naam is heilig en wij moeten hem heiligen. Daarmee moeten we zowel persoonlijk een begin maken als in leerhuizen en kerkdiensten – maar ook in discussies met gelovigen, anders gelovigen en niet gelovigen. Laat iets ons toch heilig zijn!
  2. De naam stelt zich aanspreekbaar, maar onder voorwaarden: zie hiervoor. De naam is het adres voor onze dankbaarheid, voor onze nood en voor onze vreugde. Laten we ons toekeren naar deze naam en evenzo naar elke naam.
  3. De naam verdient ontzag, vraagt om koestering, wil ter harte genomen zijn – dat verdient elke naam. De naam – en ieders naam – is uiterst waardevol. En dat helpt in een samenleving waarin vooral rijkdom, eer en gezondheid als waardevol gelden. Laten we voor deze naam zorg dragen en voor de naam van elk mensenkind.

De naam vult het begrip “god” met uitsluiting van alle andere (afgodische) begrippen en van de praktijken die op deze begrippen aansluiten. Als de naam JHWH ons heilig is, stuurt die onze ethiek. Laten we ons in ons ethisch handelen t.a.v. elke naam laten sturen door die ene naam: die-JHWH-van-Israël.

 Hoorbaar verzwijgen

Hoe maken we hiermee tenminste een begin? Want de Christenheid heeft dat na het jaar 150 nagelaten! We zouden als ouders en opvoeders daarmee zelf een begin kunnen maken door het onze kinderen mee te geven. Een voorstel. We leggen hun op papier de priesterlijke zegen voor uit Numeri 6:24 en in de Nederlandse tekst plaatsten we de naam, waar nu (meestal) ‘de HEER’ staat, aldus: die JHWH van Israël . Bij het vóórlezen slaan we die vier letters over door nadrukkelijk even te pauzeren. Dat roept bij kinderen twee vragen op. De eerste: “Wat hebben we overgeslagen?” En nadat we daar het antwoord op gegeven: “iemands naam”, de tweede vraag: “Waarom slaan we die bij het hardop vóórlezen over, terwijl we die naam met onze ogen zien staan?” En dan moet een voorzichtig en eerbiedig gesprek volgen, dat vooral ruimte geeft aan de reacties van de kinderen. Dit eerbiedigen van deze naam zou een vaste plek moeten krijgen overal waar voor en met kinderen de bijbel open gaat. Zo geven opvoeders en kinderen samen deze naam een plek in hun midden en in ieders binnenste.

Want: lééft deze naam in de kerken? Wordt die naam ons in de kerkdiensten emotioneel op het hart gebonden? De naam klinkt zwak, zeer zwak of helemaal niet in de kerkelijke vieringen en indien wel, als curiositeit. Die naam wordt veeleer door ons vermeden in discussies en gesprekken, en juist in de interreligieuze.

Christenen bidden: “Geheiligd uw naam”: die naam! Maar in welke vertaling zien we die naam echt staan? En waar eventueel wel, werd die daar dan niet meteen ontheiligd door hem in de mond te nemen? We faalden hier vanaf het moment dat de Joodse Christenen onze samenkomsten moesten mijden.

Maar wie de weg op gaat om die naam te heiligen door die bij het lezen en bidden en zingen hoorbaar te verzwijgen, bevindt zich op een ethische weg waarop we al direct falen. Heel de tenakh vertelt van dit falen van de Joodse gemeenschap op deze weg! Van wie deze weg opgaan, wordt gevraagd dit falen samen te erkennen, er met elkaar verantwoordelijkheid voor te nemen in diep peilende ethische zelfkritiek! Wanneer we dat doen – en voorzover we dat doen – voelen we de hand die ons doet opstaan om de doop te vieren en aan tafel te gaan, ontvangen we de Heilige Geest (Hebreeuws: ruwach; Grieks: pneuma: letterlijk vertaald: beluchting/beluchter) en zo gezalfd staan we op om die naam te heiligen en dat betekent het wagen met de messiaanse ethiek in onze wereld.

Van wie bidden: geheiligd uw naam, wordt gevraagd om zich de ethiek die deze naam vergt, eigen te maken; om te beginnen deze zelfkritiek. Wie ons dit vraagt? De tenakh vraagt dit van ons Christenen zoals van de Joodse gemeenschap. Wie spreekt dat uit? Hun Messias, hun Gezalfde. En dat is naar onze overtuiging Jezus van Nazareth, geboren uit de maagd Maria, die aan dit falen geleden heeft en gestorven is en is opgestaan om voor ons een uitweg te zijn.

De verkondiging van zijn evangelie, de doop en de maaltijd van brood en beker vragen van ons al twintig eeuwen lang om zo deze naam te heiligen. Horen we – eindelijk – deze oproep? Maken we in onze vertalingen de naam JHWH even zichtbaar als in de Hebreeuwse tekst? Maken we hem hoorbaar via een aanduiding, zoals in de Hebreeuwse tekst? En begrijpen we waarom? Namelijk, omdat deze ethiek t.a.v. de omgang met deze vier letters het hart is van liturgie en praxis? Wie is er in de hemel en op de aarde niet benieuwd naar ons antwoord?

Bert van Kooij en Henk Stolk

Ds A.K. van Kooij is em. predikant (PKN)
H. Stolk is didacticus en was medewerker van het Christ. Paed. Studiecentreum in Leusden

 

1    Choraqui laat ‘adonaj’ kleiner drukken boven de kleiner gedrukte letters HW en tussen de groot gedrukte letters J en H in.