God is niet verdwenen

logoIdW

 

GOD IS NIET VERDWENEN

Toen de redactie van De Waagschaal mij vroeg een recensie te schrijven over het boek Hoe God verdween uit de Tweede Kamer, van de hand van Eginhard Meijering, een boek dat ook nog als ondertitel meekreeg: “De ondergang van de christelijke politiek”, was bij mij, als volksvertegenwoordiger namens het CDA, natuurlijk meteen de volle belangstelling gewekt. Hoewel onverstandig, want geplaagd door voortdurend tijdgebrek, kon ik dan ook niet anders dan positief reageren op dit verzoek. Daarbij speelde zeker een grote rol dat dat het een heel persoonlijk verhaal mocht zijn, waarbij mij volledige vrijheid geboden werd in de aanpak. Dat is dan ook de kern geworden van het stuk dat u gaat lezen. Geen doorwrochte theologische of historische beschouwingen van een alleszins belanghebbend boek, maar een persoonlijke reflectie op het uiterst interessante materiaal dat ons door de schrijver geboden is. Leest u mijn bijdrage dan ook alstublieft vanuit dat oogpunt. Interessant materiaal, materiaal dat tot denken stemt, bedoel ik dan. En dat begint meteen al bij de titel en die ondertitel: “Hoe God verdween uit de Tweede Kamer. De ondergang van de christelijke politiek”.

Beste lezeressen en lezers: dit is niet waar! God is niet verdwenen uit de Tweede Kamer, en er is geen sprake van ondergang van de christelijke politiek. Dat de schrijver tot deze verrassende uitspraak komt, is voor een belangrijk deel te wijten aan het feit dat dit boek gaat over de periode tot aan het begin van de 21e eeuw. Het laatste hoofdstuk is getiteld: “Hoe nu verder? De situatie na het eerste decennium van de eenentwintigste eeuw”. Toch valt het mij op, dat het boek nauwelijks gaat over de vier kabinetten Balkenende. Hij wordt hooguit genoemd. Maar dat met hem het openlijk spreken over geloofsovertuiging als drijvende kracht voor politiek handelen weer op de agenda kwam, alsmede de terugkeer van onder paars ‘besmette’ woorden als fatsoen en normen en waarden, wordt niet gemeld.

Los daarvan moeten we ook constateren dat de motivatie onder mijn stellige uitspraak dat God níet is verdwenen uit de Tweede Kamer ook voortkomt uit datgene wat er inde Tweede Kamer gebeurd is direct ná dat eerste decennium, namelijk de regering Rutte I. In die periode hadden we te maken met gedogers. Een officiële, de PVV, en een onofficiële, de SGP. Onofficieel, maar daardoor misschien wel juist des te invloedrijker. Terugkijkend op die periode zegt de partijleider van de SGP, Kees van der Staaij, zelf “Het was niet allemaal van jippie” (NRC 21 augustus 2012), daarmee onderkennend dat zijn invloed groot was.

Dat heb ik zelf ook zo ervaren. Maatregelen die voor liberalen van groot belang zijn, werden niet genomen. Ik denk bijvoorbeeld aan de discussie rondom de zogenaamde ‘weigerambtenaar’, waarbij het ging over de vraag of ambtenaren van de burgerlijke stand op grond van gewetensbezwaren mogen weigeren mensen van gelijk geslacht in de echt te verbinden. Tijdens Rutte I dus, was God zeer aanwezig in de Tweede Kamer, waarbij Hij in ieder geval de grootste partij op dat moment, de liberalen, het hoofd heeft doen buigen en ze menig benauwd moment bezorgd heeft. Het ging om een principieel punt van de SGP, de basis van uitgangspunten voor politiek handelen en maatschappijvisie, waarop niet, nooit afgedongen kan worden. De VVD moest slikken.

Daarmee kom ik op een belangrijke vraag die welhaast voelbaar vibreert onder de tekst van het boek, maar niet voluit besproken wordt. Dat is de vraag: wat is christelijke politiek? En gerelateerd daaraan: waaraan moet politiek, bedreven door leden van partijen die het christendom als uitgangspunt hebben, voldoen? Daarover verschillen de meningen nogal! Ter illustratie: aan het eind van het boek stelt de auteur dat het CDA geen uitspraken meer doet zoals die wel gedaan werden in 1901 en ook nog in 1959, nl. dat er geen ethisch christendom is en kan zijn zonder de persoon van Jezus Christus, omdat er nu ook moslims in de partij zijn. Oftewel: christelijke politiek, waarin de persoon van Jezus Christus leidend is, kan in wezen geen vorm krijgen als er ook andere religies deel uitmaken van die gemeenschap of, in dit geval, politieke partij. De schrijver insinueert hierbij dat de politieke partij zich dus aanpast, concessies doet, omdat er andersgelovigen aanwezig zijn.

Dit is niet zoals de werkelijkheid van het CDA is. Bij het CDA kan iedereen zich aansluiten die de uitgangspunten en kernwaarden onderschrijft. Dat kunnen even goed als christenen ook moslims en hindoes zijn. Zij kunnen heel goed volksvertegenwoordiger namens een christelijke partij zijn, dat heb ik zelf ervaren. En juist omdat het CDA ferm en fier het woord christelijk in haar titel draagt, kan, ja zelfs: moet zij ruimte bieden aan anderen. Zonder daarbij enige concessie te hoeven of willen te doen. Concessies heeft men in het jongste verleden helaas aan ándere zaken gedaan, die veel dieper ingrijpen in de wortels en uitgangspunten van het CDA dan de aanwezigheid van geïnspireerde en religieus gedreven hindoes en moslims ooit zouden kunnen doen. Maar dat is een heel ander verhaal.

Bij de vraag wat christelijke politiek is, moeten we niet vergeten waar we vandaan komen. Christelijke, confessionele partijen zijn ontstaan in de 19e eeuw, als wezenlijk onderdeel van een emancipatiebeweging van katholieken en gereformeerden tegenover de niet specifiek identiteitsgebonden partijen (liberalen van allerlei soort) . Heel erg lang was er een min of meer directe relatie tussen de rooms-katholieke kerk en de RKSP/KVP, tussen ARP en gereformeerden, tussen CHU en hervormden, tussen GPV en vrijgemaakt-gereformeerden, SGP en gereformeerde gemeenten. De emancipatie heeft er inmiddels toe geleid dat die versnippering drastisch beperkt is. Maar is dat het begin geweest van het verdwijnen van God? En van dat wat we christelijke politiek noemen – al zijn, zoals gezegd, de meningen over wat dat dan wel precies is, behoorlijk verdeeld? Nee, ik denk dat het in het boek van Meijering in wezen gaat om een geschiedenis van politieke partijen, die hun zetelaantal in de Tweede Kamer in een paar decennia hebben zien teruglopen van 50+ naar misschien wel 20-. Het gaat hier om een geschiedenis van verval, niet van verdwijnen en één ding is zeker: (het debat over) God is nog lang niet verdwenen, ik durf zelfs te zeggen dat het levendiger is dan ooit. Redenen daartoe zijn er minstens twee.

Eén is dat door de rol van de informele gedoger van het kabinet-Rutte I christelijke politiek zoals de SGP daar vorm aan geeft bekendheid gekregen heeft, die leidt tot discussie in en buiten de Kamer over christelijke politiek en wellicht zelfs zetelwinst voor de betreffende partij. En twee is de politieke crisis waarin ons land momenteel verkeert. Wat we zien is een gebrek aan politiek leiderschap waaraan een vernieuwende visie ten grondslag ligt. Door dat gebrek, de oorzaak van de hyperigheid en het flinterdunne van de hedendaagse politiek, worden alle partijen, en zeker die van het politieke midden, waartoe de christelijke partijen behoren, gedwongen zich bezinnen, te herbronnen en te beraden. Waarbij we niet te snel tevreden moeten zijn. Want dat alleen is niet genoeg: vervolgens moet men zich ook gedragen naar de uitkomsten van die noodzakelijk exercities. Want alleen dan kan het nieuwe leiderschap opstaan dat we zo hard nodig hebben en dat door Jan de Koning als volgt geduid werd: “…. Formele zeggenschap betekent niet zoveel. Het gaat er veel meer om dat je met mensen een relatie opbouwt. De mensen moeten zoveel vertrouwen in je stellen dat ze risico’s willen lopen, die ze uit zichzelf liever niet nemen.” (De Rogge staat er dun bij. Macht en verval in het CDA 1974-1998, door P.G. Kroeger en J. Stam, uitgeverij Balans, 1998, pag.170)

Uit bovenstaande mag duidelijk worden dat naar mijn overtuiging er geen sprake kan zijn van de ondergang van christelijke politiek. Laat ik volstrekt eerlijk zijn: hierbij is ook de wens in ieder geval deels vader van de gedachte. Het is juist mijn overtuiging dat er meer dan ooit behoefte is aan duidelijk herkenbare en gedefinieerde christelijke politiek, die overigens partijpolitiek kan ontstijgen.

In een samenleving waarin het aantal mensen dat op zoek is naar zingeving in het leven groeit en waarin we tegelijkertijd zien dat het vertrouwen in de politiek en politici sterk afneemt, kan juist religieus, christelijk geïnspireerde politiek het wezenlijke verschil maken. Daar zijn twee dingen voor nodig, liefde en lef. Liefde voor mensen en het leven, liefde voor God. En lef om daar ook pal voor te staan. Lef ook, om te geloven dat uiteindelijk de goede en zachte krachten zullen overwinnen. Zelfs in de arena van de politiek: de Tweede Kamer.

Kathleen Ferrier

Auteur was tot afgelopen woensdag lid van de Tweede Kamer voor het CDA