‘Holland is een koe… die telkens weer hetzelfde kerstlied loeit’

logo-idW-oud

‘Holland is een koe…die telkens weer hetzelfde kerstlied loeit’1

Een beetje Kerstfeest vraagt om het geboorteverhaal naar Lucas. In die dagen is het zachte loeien rond kribbe of voederbak niet van de lucht. De Spaanse dichter Lorca mag er nog zo ironisch over doen, je kan er niet omheen. Wie dus toch kritisch naar het geboorteverhaal wil kijken, moet ruim vóór advent beginnen. Wat is het probleem? Het geboorteverhaal stelt zichzelf bij voorbaat in het midden van de aandacht. Alle ogen zijn gericht op het wonder van de incarnatie: het Woord is vlees geworden. De iconografische en de dogmatische traditie van de kerk hebben ons dat ingepeperd. Deze gerichte aandacht vertekent echter het zicht op de literaire context van het evangelieverhaal. De concentratie op het geboorteverhaal van Jezus verstoort de verhaallijn van Lucas 1 en 2. Dat viel me op bij de bestudering van een cold case, namelijk de uitleg van Lucas 2:1-20, die ooit door Frans Breukelman is gegeven.

Wat geschiedde er?

De brochure En het geschiedde…2 geeft toegang tot Breukelmans leeswijze van de bijbel. Hij concentreert zich daar op het geboorteverhaal van Jezus en brengt de betekenis van de literaire structuur, de syntaxis, de woordkeuze en de theologische strekking van dit tekstfragment aan het licht. Nog steeds is dit kleine geschrift een uitstekende handleiding voor het handwerk van de bijbelse theologie. Ik laat de uitleg van Lucas 2:1-20 als zodanig staan, als een leerrijk exempel.

Met dezelfde brochure heb ik echter ook een probleem. Aan het slot van zijn uitleg wil Breukelman het geboorteverhaal plaatsen in de samenhang van de eerste twee hoofdstukken van Lucas, die hij de ouverture van het evangelie noemt. Dat gebeurt als volgt. Het geboorteverhaal beschouwt hij als de kern van de ouverture. Hier wordt volgens hem de geschiedenis verteld, waarin het gaat om de komst van de Messias van Israël. De verhalen die er aan voorafgaan typeert hij als de voorgeschiedenis, de tijd van Israëls verwachting (1:5-80) en de verhalen die erop volgen typeert hij als nageschiedenis, de tijd van Israëls zending naar de volken (2:21-40). Het laatste verhaal van de ouverture, over de twaalfjarige Jezus in de tempel (2:41-52), valt buiten dit schema, maar Breukelman verzekert ons dat het ‘de prachtige overgang’ vormt naar het vervolg van Lucas’ evangelie.

In eerste instantie lijkt Breukelmans indeling voor de hand te liggen. Ze richt de aandacht op de zaak waar het in het begin van het evangelie om gaat: het moment dat de Messias ter wereld komt. Die zaak behoort dan toch ook structureel in het midden van de vertelling te worden gezocht? Het geboorteverhaal van Jezus moet dan toch wel de kern zijn? Daar draait toch alles om? Deze concentrische wijze van lezen biedt zich op voorhand bijna vanzelfsprekend aan. Echter, wie Lucas 1 en 2 probeert te lezen aan de hand van deze structuur merkt hoe geforceerd ze is. Wat Breukelman de voor- en nageschiedenis noemt, zijn wel erg onevenwichtig wat omvang betreft en de poging om in beiden een drieslag te ontwaren, overtuigt op den duur niet echt. En hoe prachtig ook, het overgangsverhaal hangt er in deze optie toch wel wat bij. Problematischer is dat de structuurbeschrijving niet helpt om het eigen profiel en de narratieve lijn van de verhalen rondom het centrale geboorteverhaal te ontwaren. Het omvattende begrip ‘geschiedenis’ met één alles bepalende ‘kern’ doet geen recht aan de plastiek van de reeks kleine verhalen. Wat is hier aan de hand? Men kan de vragen niet meer van zich af houden. Hoe kan een glasheldere structuur (gevoed door Barths leer over de tijd van de openbaring) het zicht op de verhalen verhinderen? Waarom werkt het niet? Wat is er mis met deze concentrische lezing van de ouverture van Lucas? Er is geen andere weg dan de constructie af te breken en opnieuw te luisteren naar de signalen die de verhalen zelf geven.3

Het verhaal gaat door

Het eerste signaal dat de tekst geeft is, dat er over de wording en de ontvangst van een kind wordt verteld in een onomkeerbare opeenvolging van momenten. Deze onomkeerbare beweging geeft de dynamiek aan de vertelling. Het begint met het onverwachte ontstaan en ontvangen van het menselijk leven, de conceptie. Het gaat verder met het groeien van een kind in de buik van de moeder, de maanden van de zwangerschap. Zeer zeker krijgt de geboorte en de verzorging van de pasgeborene alle aandacht, maar die geboorte wordt pas voltooid wanneer het kind een naam krijgt en naar joods gebruik besneden wordt. En het verhaal culmineert in de beschrijving van de groei en de opvoeding van het kind, totdat het zelfstandig in de gemeenschap kan optreden in de kring van hen die de joodse wet bestuderen. Zo bekeken blijkt Lucas 1 en 2 dus niet rondom één kern te zijn opgebouwd. Het draait niet allemaal om de geboorte van een kind. Integendeel, het biedt een doorlopend verhaal over de wording en de ontvangst van een kind totdat het kind op Pesach in Jeruzalem kan verschijnen als bar mitswa.

Spiegelen

Het tweede signaal dat de teksten geven is, dat het niet slechts gaat over de wording en ontvangst van een enkel kind, maar dat er twee verhaallijnen worden ontwikkeld, één over het kind Johannes en één over het kind Jezus. Deze twee verhalencycli worden aan elkaar gespiegeld, van scène tot scène, waarbij de éne scène de andere profileert en verdiept. Dat maakt het voor de hoorder niet eenvoudig om het spoor te volgen. Maar makkelijker kan Lucas het niet maken. Het is precies deze spiegeling die structuur geeft aan de vertelling. De hoorder heeft geen keus dan zich beurtelings te wenden van het ene naar het andere verhaal in een voorwaarts gerichte beweging. De vertelling als geheel wordt uitgewerkt in zeven aan elkaar gespiegelde fasen. Laat ik het voor de gelegenheid in het kort zo aanduiden:

1) De conceptie van Johannes (1:5-25)
2) De conceptie van Jezus (1:26-38)
3) De zwangerschap van Elisabeth en van Maria (1:39-56)
4) De geboorte, de naamgeving en het opgroeien van Johannes (1:57-80)
5) De geboorte van Jezus (2:1-20)
6) De naamgeving van Jezus (2:21-39)
7) Het opgroeien van Jezus (2: 40-52)

De structuur wordt bepaald door de relatie van Johannes en Jezus. Het verhaal van hun relatie wordt ontvouwd in een bijzondere vorm van parallellie. Eerst wordt de komst van Johannes aangekondigd en parallel daarmee die van Jezus. Vervolgens blijkt hoe beiden op elkaar betrokken zijn, doordat de moeders in spé elkaar ontmoeten. Daarna volgt het verhaal over geboorte, naamgeving en groei, waarbij opnieuw Johannes voorop gaat. Gaandeweg echter krijgt het parallelle bericht over Jezus meer ruimte en wordt duidelijker gedifferentieerd, zodat tenslotte alle aandacht gericht wordt op het moment dat dit kind zich in Jeruzalem kan presenteren als ‘zoon der Wet’. Hoe complex ook, deze parallelle structuur ondersteunt de onomkeerbare dynamiek van de vertelling. We volgen van stap tot stap de wording en de ontvangst van de beide kinderen tot aan hun volwassenheid.

Zeven études om Gods Rijk te ontvangen

Het derde signaal dat de tekst geeft, betreft de theologische plot. Lucas laat geen twijfel bestaan over de betekenis van het verschijnen van Johannes en Jezus. De eerste zal optreden in de geest van de profeet Elia, de tolk van Israëls verwachting (1:17). De laatste zal de verwachting vervullen door als zoon van David het Rijk Gods nabij te brengen (1:33). Lucas vertelt daarmee in één adem twee dingen: hoe de verwachting in Israël ontspringt en hoe het Rijk Gods aanbreekt voor alle volken. Zo wordt vervuld wat Israëls God altijd vóór had met de hele mensheid. Nu gebeurt wat God vanaf het begin heeft gezegd. Nu geschiedt Gods woord. Dit motief geldt uiteraard voor het hele evangelie. In de eerste twee hoofdstukken echter komt expliciet de vraag aan de orde naar de verwachting en de ontvangst van het Rijk van God, in de tijd dat er nog niets van te zien is. Lucas wijdt ons in in de beginselen van het evangelie. Wie Gods Rijk wil verwachten en ontvangen, heeft geen alternatief dan te letten op het onooglijke begin van het menselijk leven: vruchtbeginsel, foetus, pasgeborene in de luiers, peuter, dromerig schooljongetje. Het ziet er niet uit en toch ligt hierin de toekomst voor de mensheid verscholen. Wie het Rijk Gods wil ontvangen, kan het slechts doen op de manier waarop men een kind ontvangt. Niet met geweld, maar met zorg. Daarmee werkt Lucas de spreuk van Jezus uit: wie dit kind in mijn naam ontvangt, ontvangt mij, en wie mij ontvangt, ontvangt degene die mij gezonden heeft (9:48). Lucas biedt zeven études aan om Gods Rijk te leren ontvangen zoals je een kind ontvangt. Dat gaat van: stomverbaasd de nieuwe werkelijkheid toelaten, het groeiende leven aan den lijve voelen, de naam bekend maken, het onooglijk wezentje opzoeken, het kind in de armen nemen en het de ruimte geven in het ouderlijk huis en op school. Zeven études. De koe van Federico García Lorca hoeft niet telkens hetzelfde kerstlied te loeien.

Maarten den Dulk

——————
1 Federico García Lorca, Verspreide gedichten, vert. B.Vonck, Amsterdam 2002, 84
2 F.H. Breukelman, En het geschiedde… Concentratie op een pars pro toto. Lucas 2:1-20. Eltheto-reeks, Zeist 1961. Opnieuw uitgegeven in Bijbelse Theologie 2. De ouverture van het evangelie naar Mattheüs, Kampen 1984.
3 Voor nadere uitwerking zie mijn bijdrage ‘Lucas 1-2. Geboren worden’, in F. Maas, J. Maas, K. Spronk (ed.) De bijbel spiritueel. Bronnen van geestelijk leven in de bijbelse geschriften, Zoetermeer/Kapellen 2004, 567-573.