Het boek des levens en het doopboek

logo-idW-oud

 

HET BOEK DES LEVENS EN HET DOOPBOEK

Wie schrijft die blijft, zeggen we. Wie een brief schrijft aan een ander, blijft in zijn of haar gedachtenis. Op het moment van het lezen, maar ook later als de brief teruggevonden en overgelezen wordt. Schrijven heeft te maken met herinneren. Daarvoor maak je ook een boodschappenlijstje of schrijf je een telefoonnummer op.

Ook God schrijft om te herinneren.

Jesaja 49 gaat daarover. In dit bijbelgedeelte kan Sion zich niet voorstellen dat de ballingschap ten einde komt en dat God genadig zal zijn:
14 Sion zegt:
‘De HEER heeft mij verlaten,
mijn Heer is mij vergeten.’
15 Maar kan een vrouw haar zuigeling vergeten
of harteloos zijn tegen het kind dat zij droeg?
Zelfs al zou zij het vergeten,
ik vergeet jou nooit.
16 Ik heb je in mijn handpalm gegrift,
je muren staan mij steeds voor ogen.

Eerst wordt Israël vergeleken met een eigen kind, dat je gebaard hebt: dat vergeet je toch niet. Zelfs al zou een vrouw dat vergeten, God vergeet Israël niet, want Israël is gegrift in de handpalm van God. God heeft Israël daar opge-schreven, misschien moet je zelfs zeggen: hij heeft daar een tatoeage laten zetten, met de naam van zijn geliefde volk. En zo’n tatoeage krijg je niet zo makkelijk weg.

God schrijft op.

In psalm 56:9 schrijft de psalmist:
Mijn omzwerving hebt Gij te boek gesteld
doe mijn tranen in uw kruik.
Zijn zij niet in uw boek.

God schrijft de omzwervingen van een mens op. Bij omzwervingen moet je denken aan het vluchten dat een mens moet doen, voor zijn vijanden. Overigens heeft God meer mogelijkheden om iets van een mensenleven te bewaren. Ook de tranen van een mens worden bewaard in zijn kruik. Prachtig beeld: God is niet alleen degene die de tranen afwist, maar ze ook bewaart. De tranen worden niet alleen bewaard door God, ze worden ook opgeschreven. God registreert de tranen van een mens in een boek. Het leed van een mens wordt gekend door God, hij blijft het zich herinneren.

God schrijft de omzwervingen en de tranen van mensen op, maar hij schrijft ook de namen van mensen op. Ook dat opschrijven van namen is meer dan een persoonsregistratie: het is een bewaren van de namen van de mensen die hier op aarde anders verloren zouden gaan. Er is een voortdurende strijd aan de gang om de herinnering van mensen. Er is een farao die een hele pyramide voor zichzelf opricht, maar de slaven die zijn omgekomen bij de bouw niet eens noemt. De Turkse overheid probeert de archieven met informatie over de Armeense genocide te vernietigen. De Indonesische regering weigert mee te werken aan een boek over de machtsoverdracht van Nieuw Guinea in de jaren zestig.

Tegen dat soort doen-vergeten in moet er herinnerd worden. Er bestaat het Memorboek, een dik boek met alle namen van in de oorlog vermoorde Nederlandse Joden. Ook God herinnert zich de namen van zijn mensen, die anders ver-loren zouden gaan. Hij schrijft ze op in zijn boek, dat vaak het boek des levens wordt genoemd.

In Maleachi 3 wordt beschreven wat de functie van het boek is. Daar komt een scene voor waarin de mensen die ontzag voor God hebben zich afvragen, wat het nut daar van is, want het gaat de schoften voor de wind.
14 Jullie hebben gezegd: ‘Wat heeft het voor nut om God te dienen, wat hebben we eraan dat we zijn voorschriften in acht nemen en ons in een boetekleed hullen voor de HEER van de hemelse machten? 15 We moeten de hoogmoe-digen wel gelukkig prijzen, want wie zich goddeloos gedraagt gaat het voor de wind, en wie God beproeft komt er goed vanaf!’
16 Zo spraken de mensen die ontzag voor de Heer hadden tegen elkaar en de HEER hoorde het en luisterde aan-dachtig. In zijn bijzijn werden in een boek de namen van de mensen opgetekend die ontzag voor de HEER hadden, die zijn naam hoogachtten. 17 Op de dag die ik voorbereid – zegt de HEER van de hemelse machten – zullen zij mijn eigendom zijn. Ik zal hen sparen zoals je een kind spaart dat je gehoorzaam is. 18 Dan zullen jullie het verschil weer zien tussen rechtvaardigen en wettelozen, tussen mensen die God gehoorzamen en wie dat niet doen.

Het verschil dat nu niet te zien is tussen goeden en rechtvaardigen, blijft niet voor altijd zo, maar zal aan het licht ge-bracht worden.

Bij dit bewaren van de namen gaat het steeds om het bewaren tegen de verdrukking in. Op aarde zouden de namen verloren zijn gegaan, maar bij God zijn ze bewaard. Dat gaat zelfs zo ver dat het boek des levens in de Openbaring van Johannes een nieuwe naam krijgt. Daar wordt het het boek van het lam genoemd. In de Openbaring van Johan-nes is het lam de gestalte van de gekruisigde Christus, die regeert. Het lam in Openbaring is een lam, dat eruit ziet alsof het geslacht is. Wie, met het lam, martelaar voor God is, staat in het boek des levens.

In onze diensten noemen wij de namen van de mensen die gestorven zijn op de laatste zondag van het kerkelijk jaar. Daarnaast noemen we namen tijdens de doop.
Heel nadrukkelijk wordt in het begin van de doopliturgie de naam van de dopeling genoemd. Dat is de naam waarmee hij of zij zich gekend mag weten bij God en bij mensen. De naam wordt genoemd zodat ook God de naam hoort en niet vergeet. En daarna wordt de naam van de dopeling verbonden met de naam van Christus. Samen met Christus sterft de dopeling in het water van de doop. En samen met Christus komt de dopeling uit de dood te voorschijn tot een nieuw leven. Daarmee hoort de dopeling dus voortaan tot de mensen die net als het lam uit Openbaring, net als Christus, zijn gestorven en verheven. Het dooplied gezang 334 (Here Jezus, wij zijn nu in het heiligdom verschenen) eindigt daarom met de bede: ‘Schrijf de naam door ons gegeven in het levensboek ten leven’.

Daarom hoort bij de doop ook het inschrijven in het doopboek. Dat is niet zozeer een administratieve kwestie – dat is het ook – maar het is de aardse pendant van de inschrijving in het boek van het lam. Natuurlijk is de hemel groter en ruimhartiger dan onze aardse administratie, daar gaat het mij niet om. Maar ik wil benadrukken dat het inschrijven in het doopboek, niet zomaar iets is, maar een spiegel is van het hemelse boek van het lam. In de Katholieke kerk maakt de inschrijving in het doopboek onderdeel uit van de liturgie.

In een doopdienst zie ik heel veel ‘extra’ dingen die van mij niet hoeven. Dit zou ik toch wel waardevol vinden.

Coen Wessel

Literatuur: Magdalene L. Frettlöh, ‚”Ja den Namen, den wir geben, schreib’ ins Lebensbuch zum Leben” Zur bedeutung der biblischen Metapher vom “Buch des Lebens” für eine entdualisierte Eschatologie‘, in: Alles in allem. Eschatologische Anstösse. Chr. Janowski zum 60. Geburtstag, Hg. von Ruth Hess und Martin Leinet, Neukirchen-Vluyn 2005, 133-165.