Dominus regnavit

We bevinden ons in de kapel van het kasteel van Versailles. Nee, daarin bevonden we ons (verleden tijd) toen we bij de ingang onze kartonnen kaarten aan een statige dame overhandigden en we vervolgens op onze fauteuils met hoge rugleuningen plaats namen. Waar we ons nu bevinden? Ergens tussen hemel en aarde en tegelijk in een duizelingwekkende opwaartse beweging. De marmeren zuilen zijn als de spijlen waarlangs een lift ons naar boven tilt. De lift komt met een schok tot stilstand bij de uitstaande rand waar de hoge muren in het koepeldak overgaan. Vanaf daar ga je niet meer recht naar boven, maar begin je te zweven en te kronkelen met opbollende wolken en krioelende serafijnen mee. Maar nog altijd de hoogte in – steeds hoger de hoogte in. Onderweg ontmoet je aartsvaders, matriarchen, profeten, apostelen… Ze zitten op wolken en ook zij kijken naar boven. Boven klaart de lucht. Wolken wijken, engelen wijken – waarvoor? Voor God, met een baard, en met een geheven vinger. Het koor begint een nieuw motet – zwaar, donderend : Dominus regnavit – decorum indutus est…

Ik wil opstaan, weg. De god die hier, in deze kapel, in deze zoveelste hemel, in pracht en praal wordt vereerd, wat is hij anders dan de zichtbare voorstelling van onze eigen macht- en heerszucht? Idool aan wie wij Te Deums opdragen na brandschattingen en strooptochten in de Elzas en de Palts, na de herroeping van vreedzame Edicten en de ver-oordeling van andersdenkenden tot ballingschap en galeistraf. Niet de God die weigert zich door ons te laten bepalen wie hij moet zijn, juist door zich aan ons te openbaren in wat gewoon menselijk is, zonder pracht en praal, mild, nederig, vernederd. Wie ik ben – Ik, de God van Abraham, Isaäc en Jacob? Wie ik ben? Die ik ben, en die ik zijn zal. Ik loop niet weg. Ten eerste omdat dit onbeleefd zou zijn. En ten tweede vanwege drie Hebreeuwse lettertjes, in een driehoek in het hoge vergulde altaarstuk recht voor ons. Wolken, cherubijnen en serafijnen, engelen die op trompetten en schalmeien blazen. Alles warrelt de hoogte in – maar helemaal verloochenen konden ze het niet, het is altijd blijven staan in Bijbel en dogma: God is niet de bekroning van onze eigen lusten en zuchten, Hij bepaalt zelf wie Hij is. Dominus regnavit. De bassen nemen het over van de alten en de tenoren. Alles dondert en stormt. En dan plotseling… stilte.

Die drie Hebreeuwse medeklinkertjes doen me onwillekeurig aan Joodse mensen en dingen denken. Ja, en tegelijkertijd komt mij deze associatie als bizar, weinig passend voor. Vreemd, ik kan me moeilijk iets verbeelden dat verder verwijderd is van het Joodse wezen – het Joodse wezen zoals ik me dat althans voorstel – dan deze barokke kapel, dan deze contrareformatorische hemelvaart. Goed, ik weet dat de synagogen vol glans en luister kunnen zijn (de synagoge van Versailles bijvoorbeeld), maar ik weet ook dat je op de wanden en plafonds ervan nergens afbeeldingen van engelen, van aartsvaders, profeten en koningen van Israël zult tegenkomen. “Gij zult geen gesneden beeld maken noch enige gestalte…” En verder – tja, als ik aan het Jodendom denk (en dan denk ik aan het “mooie” Jodendom), dan dringen zich spontaan drie leefwerelden aan mijn geest op, die van het Praagse Jodenkerkhof, de Golem en Kafka, die van de Midden-Europese schtetls – het Jodendom van Martin Buber en van de chassiediem, van Elie Wiesel, Bashevis Singer, Chaim Potok en andere geliefde auteurs, en die van de Bijbelse landschappen en de goudgele gebouwen, die je, wanneer je als toerist in Israël verblijft, in het Oude Testament doen wanen. Wat deze leefwerelden voor mijn gevoel met elkaar gemeen hebben, is iets warms, iets waar kinderen zich thuis voelen, ook omdat het boordevol geheim zit. Voor mijn gevoel… Hoe dan ook, iets wat niets te maken heeft met deze hemelse triomforgieën, boven. Opbollende witte wolken, enzovoort…
Als je aan het Jodendom denkt, dan denk je natuurlijk ook aan wolken die niet wit zijn.

Hoe vaak hebben ze hier indertijd over de zogenaamde verblinding van de Joden gepreekt? Hoe vaak hebben hier bepruikte hofpredikers gezinspeeld op le peuple déicide? Hoe vaak hebben hier prelaten het vers uit Mattheüs “Zijn bloed kome over ons en onze kinderen” misbruikt om daarmee de verdrukking van Israël in de verstrooiing te legiti-meren? Dreyfuss, Vichy, Drancy – die zwarte wolken – aan dit schandaal is eeuwenlang leugenachtig gebazel op kansels vooraf gegaan. Christus werd in een triomferende heidense heros veranderd. Ja, al dit marmer en goud hier, al die wolken en engelen boven: niets anders dan één grote mise en scène om ons te doen vergeten dat hij een mens was, een Jood, afkomstig uit een volk dat men zich had aangewend te verachten – een mens die vernederd werd en terechtgesteld.

Acht jaar geleden herdacht de Joodse gemeenschap van Versailles het honderdjarige bestaan van zijn synagoge. Om dat te vieren hadden zij een muziekavond georganiseerd in de Grand Trianon. Als dominee van de Eglise réformée van Versailles, was ik ook uitgenodigd. Een prachtevenement! Lusters boven, links en rechts spiegels en marmer en goudomlijste tableaus, muziek door virtuozen uitgevoerd… Tijdens de toespraak haalde de voorzitter van de Joodse gemeenschap enkele historische feiten op. Hij begon zijn betoog met Lodewijk XVI die van de jacht terugkwam en die bij de achteringang van het park een stoet rouwende Joden met een opgebaarde dode langs zag komen. Hij vroeg hen waar ze heen gingen. Ze bleken mijlen ver te moeten lopen om hun familielid te begraven want in de christelijke begraafplaatsen werden ze niet toegelaten. De koning was met hun lot begaan en diezelfde middag nog gaf hij aan zijn minister de opdracht om in Versailles een begraafplaats speciaal voor Joden open te stellen. Dit was een paar jaar voor de Revolutie. En ik denken: Wat mooi! Om hiermee de avond te beginnen! Niets over alle narigheden die het Joodse volk destijds ook in Frankrijk heeft moeten verduren – hoogstens één of twee kleine toespelingen. Nee, we beginnen met een mooie, menslievende daad van Lodewijk XVI… Ja, dit is elegant, dit is hoffelijk, dit past in deze hoofse omgeving – hiermee te beginnen.
Want echte hoofsheid, echte koninklijke hoffelijkheid is mild, barmhartig: drie letters.

Caspar Visser ‘t Hooft