De stad als wereldlandschap

logoIdW

 

DE STAD ALS WERELDLANDSCHAP

Socioloog Ulrich Beck schetst de overgang van de eerste naar tweede moderniteit als een proces van kosmopolitanisering. Peter Sloterdijk schetst drie fasen van globalisering, waarin ook het perspectief van de kosmopolis centraal staat. In de huidige 3de fase van globalisering is de morfologie van de stad tot schuim vervallen, we leven in bubbels. De massieve stad van pleinen en straten, die haar publieke ruimte bepaalden, is poreus geworden. De robuuste pleinen en straten van de traditionele stad zijn door het moderne leven verkruimeld. En de sociale orde is atomair, we leven capsulair en bestaan slechts als de korrels van de zogenaamde stuifzandsamenleving.

Maar intussen hebben we wel op technische wijze de kosmos proberen te verkennen –50 jaar geleden ging kosmonaut Gagarin voor het eerst de ruimte in – en is dankzij de moderne sociale media de hele wereld aan ons bekend. Google Maps geeft ons overal inkijk. De anonimiteit van de metropool, destijds een verworvenheid die deed ontsnappen aan de beklemmende kleinschalige gemeenschappelijkheid van de niet-stedelijke nederzetting, is verdwenen. Wij leven in een tijd dat we lokaal en globaal, kosmos en polis (opnieuw) op elkaar moeten afstemmen.

Athene

In het artikel van Marcel Hénaff over de Franse filosoof Michel Serres, die de stad van deze tijd als een wereldding kwalificeerde, wordt het zo gesteld: steeds heeft de stedenbouw (het denken, de wetenschap) geprobeerd urbs en orbs, dat wil zeggen stad en universum, met elkaar te verbinden. En in deze tijd is dat gelukt. ‘De stad is nu een wereldobject, een mondiaal ding. Elke locale stad, elke specifieke situatie is onderdeel van een netwerk.’

Om die kosmopolitische geschiedenis van het verbinden van urbs en orbs te vertellen, maakt Henaff gebruik van paradigmatische steden. Hij noemt Athene, Jeruzalem, Babel en Rome. Athene is de stad van Sloterdijks 1ste globalisering. Hier ontstond de stad als architectonische orde. De ontwikkeling van de fysica leidde tot het isoleren van een geordende kosmos door middel van de geometrische wetenschap, ‘ten koste van elke wolk van lawaaierigheid’, waarbij alle ruis werd weggefilterd. Dit paradigma van architectonische orde, het universum als een rationele totaliteit, heeft onze representatie van de werkelijkheid beheerst tot in de 20ste eeuw: ‘de kosmos is het werk van de goddelijke architect; de stad herhaalt in zijn structuur het geordende systeem van de wereld’. De stedenbouw moet, net zoals de filosofie: funderen, organiseren en bouwen. De wetenschap moet systemen en modellen bouwen.

Babel

De stad kreeg de kosmos als architectonisch model. Maar staat die kosmos als perfecte metafysische orde niet op gespannen voet met het Bijbelse idee van de wereld als het ‘universum’ dat moet worden voltooid, dat onaf is, dat machteloos en gebroken is, dat ooit voleindigd zal worden? En als architectonisch model stond het recht tegenover Babel. Die stad is het voorbeeld, stelt Serres, dat de poging tevergeefs is om vanuit een specifieke plaats stenen zo hoog op te stapelen dat men de kosmos kan bereiken. ‘Universalisering door menselijke projectie, vergroting door te tekenen op een andere schaal. Resultaat: de verwarring van talen, de ineenstorting van de toren en de terugkeer naar een gefragmenteerde meervoudigheid als gevolg van het falen van het totaliserende architectonische programma. De architect is niet goddelijk.’ De meervoudigheid neemt wraak.

Rome

Niet alleen Babel ontkracht het Griekse model. Ook Rome doet dat, stelt Serres. En niet alleen Athene en Jeruzalem bepalen onze oorsprongen, Rome hoort daar ook bij. Athene betekent ‘geest’, Jeruzalem ‘teken’, en Rome staat voor het ‘object’, een ‘díng van deze wereld’. Die stad was geen metafysische stad, maar eerst en vooral een materiële stad. Rome was geen vlucht voor het contingente als het locale bij uitstek, geen universele metafysische kosmos, geometrisch en wetmatig. De Griekse stad werd in Rome terug naar de aarde gebracht, verzonken in het vlees van de aarde. De platonische wereld komt thuis in de black box van de materie, zegt Serres. ‘Rome is een rommelige verzameling van wegen, kerken, viaducten, straten en pleinen. Deze onderdelen tartten de weerbarstige natuur, en die natuur tartte deze onderdelen. Er was geen totaalconcept. De stad was een merkwaardige mix, die zich kenmerkte door veelvoudigheid. Rome had geen centrum, heeft dat nóg niet. De stad heeft vele centra.’ Architectuurhistoricus Bruno Fortier heeft Rome daarom als een accumulatiestad gekenmerkt: een onsamenhangende optelsom van allerlei gebeurtenissen en dingen zonder veel patroon.

Voor Rome in het spanningsveld van urbs en orbs, van stad en universum, gold: ‘Het universum is de stad.’ Hoe kon dat gebeuren? Waarschijnlijk door middel van de weg, schrijft Hénaff. Deze stad is een netwerk. ‘De architectonische ruimte van de stad, de gebouwde, besloten, begrensde omgeving draaft via al zijn wegen het landschap binnen, accepteert zijn bedreigingen (valleien, heuvels, oevers, kusten en rivieren) als het obstakels, verschillende terreingesteldheden en klimaten tegenkomt.’ Het geometrische en architectonische meesterschap, dat de bestrating van wegen, de grootsheid van viaducten, aquaducten en bruggen laat zien, stuit op de weerbarstigheid van de natuur, op rivieren, glooiingen en bergruggen. Rome laat het permanente onderhandelen met contingentie zien. Rome is daarom anders dan Athene. ‘Rome spreekt er niet over, maar doet het. Hier waren de ingenieurs beter op de hoogte dan de filosofen,’ schrijft Hénaff.

Misschien dat het te veel van het goede is om de huidige stedenbouw puur te willen associëren met ingenieurswerk dat de strijd met de contingentie daadwerkelijk aangaat, zoals in Rome. Stedenbouw is meer dan Rijkswaterstaat en meer dan het ‘Design & Construct’ van de aannemer die het allemaal wel even doet. De stedenbouw is ook reflectie, theorie. Maar dan wel met Rome als paradigma. ‘Rome staat symbool voor een wijze van kennen die geen totaalconcept veronderstelt. Gemeenschappelijkheid ontstaat rond een quasi-object: een paleis, een toren, een plein, een kerkgebouw. Dat object is als een handbal die rond gaat.’

Immateriële stad

Zo brengt Michel Serres ons naar de immateriële stad. ‘Van het materiële Rome bleef uiteindelijk een hoeveelheid ruïnes over, maar de stad leefde voort. Dat is het bewijs dat de stad ook een immateriële kant heeft, die wezenlijker is: een verzameling boodschappen, codes, wetten. Rome stond aan de wieg van de Europese cultuur, van de Latijns en Romaanse taal, van teksten die tot op heden de Europese cultuur hebben gevoed, maar ook van wetgeving en recht. De stad bestaat ook virtueel, als een stad van engelen. Het vaste – de hardware – breekt af en desintegreert, terwijl de software – het programma – volhoudt en doorgaat, schrijft Hénaff.

De moderne stad van het Antropoceen is geschiedenis aan het worden. Michel Hénaff beëindigt zijn artikel met deze boodschap: ‘Deze eeuw van humaniteit loopt ten einde, maar we blijven mensen op deze aarde, mannen en vrouwen, gevoelige wezens, liefhebbend, lijdend, onveranderd sinds de ontwikkeling van onze soort. De stedelijke beschaving lijkt ons niet alleen voor goed te vervreemden van onze grond, van ons land, maar ook van de oude manieren van socialisering in de steden.’ Het is waarschijnlijk de prijs, stelt hij, die we moeten betalen voor te gehaaste en indringende technowetenschap in de donkere dagen van streng rationalisme en zware industrialisatie. Maar ‘nieuwe wetenschappen en technologieën brengen ons naar een volgend startpunt. De kaarten zijn geschud, maar op een planetair niveau.’ Hij stelt: ‘De macht is nu aan hen die de mondiale netwerken beheersen’, de netwerken van financiën en economie, media en technologie, massamigratie en ideeën.

Engelen

En wat de materiële wereld betreft: in deze tijd heeft de kosmopolis de dimensies aangenomen van een natuurlijke wereld. ‘De geschiedenis van de stad loopt ten einde en die van het wereldlandschap vangt aan, waarin het gebouwde en het natuurlijke, het gecultiveerde en het woeste elkaar afwisselen.’ Zonder de stedelijke gemeenschap op te geven, meent Hénaff, zullen we het landschap moeten hervinden, waarbij oude tegenstellingen door de war zijn gehaald. ‘De stadsbewoner en de plattelander bestaan niet langer; er bestaan mensen in een omgeving waar gebouwde omgevingen en natuurlijke ruimten elkaar afwisselen, zones met een grote menselijke dichtheid en met open gecultiveerde gebieden of ongerepte landschappen. De stad is overal, net zoals het natuurlijke landschap.’

Eindelijk is de aarde rond geworden. ‘Iedereen, hier of ergens anders is nu lokaal verbonden met het globale. Er is geen verbanning meer mogelijk; ergens anders, dát is onze woonplaats. We zijn overal lokaal sedentair en globaal nomadisch. Wie is mijn buurman? U bent mijn buurman in de straat en u bent mijn buurman aan de andere kant van de wereld.’

Cosmopolitanisering, het verbinden van het lokale en het globale, van stad en platteland, van natuur en geschiedenis…, ‘deze dageraad biedt mogelijkheden voor elk landschap’, meent Hénaff. Maar het is dan wel dringend nodig om de vragen, die rijzen door de opkomst van de kosmopolis, als een wereldstad van netwerken, onder ogen te zien in plaats van de oude, verdwijnende orde te bewaren. Wat we daarvoor nodig hebben, zo interpreteren we Michel Serres, is het werk van engelen die van de ene naar de andere kaart, van de ene naar de andere laag, van de ene naar de andere wereld vliegen; die boodschappen sturen van urbs naar orbs en van orbs naar urbs om verbindingen te leggen. In verwachting van de stad van de toekomst.

Kees Doevendans

Marcel Hénaff: Of Stones, Angels and Humans: Michel Serres and the Global City. In: SubStance, Vol. 26, no 2, 1997

Auteur is hoofddocent Stedenbouw aan de TU Eindhoven