Stad, menigte en publieke ruimte

logoIdW

Stad, menigte en publieke ruimte

Als er weer eens een hysterische massabijeenkomst heeft plaats gevonden, vol emotie, bijvoorbeeld als een popzanger in de Arena is herdacht, een internationale voetbalwedstrijd is gewonnen of Europees kampioenschap is behaald, komen de moderne godsdienstwetenschappers of religiedeskundigen steevast met het verhaal over de behoefte aan spiritualiteit, ritualiteit, religiositeit enz. die hieruit zou blijken. Deze verklaring van een dergelijk massaverschijnsel is bijna een gebrek aan fantasie te noemen en getuigt van het bewust willen blijven steken in oppervlakkigheid. Ook vergeet men dat al die evenementen vanuit de autoriteiten vragen om intensief en duur zogenaamd ‘crowd management’ om alles in goede banen te leiden. Is deze spirituele duiding een nieuwe fase in het begrijpen van de massa? En wat is de relatie van de massa tot de nieuwe, digitale media, die ons in de greep houden?

Kannibalistisch en crimineel

Met de groei van steden kwam ook het verschijnsel van de massa of menigte in beeld. Een nieuw verschijnsel, hoe dat te begrijpen? Filosoof Jean-Jacques Rousseau had al bedenkingen tegen de grote stad, waar teveel mensen zich opeenhoopten. Die stad was daardoor een onnatuurlijke gegevenheid; de hoge dichtheid leidde ertoe dat mensen elkaar gingen verslinden. Volgens Rousseau was de stad altijd een ‘kannibalistische stad’. In die te grote nabijheid toch afstand houden…, dát was de boodschap, bijvoorbeeld door niet elkáár op te eten, maar zich rond een gemeenschappelijke maaltijd te scharen. Die maaltijd bemiddelde.

In 1840 schreef horrorschrijver Edgar Allen Poe zijn verhaal ‘The man of the Crowd’. Het was, wordt gezegd, de eerste beschrijving van het verschijnsel massa of menigte. De man in het café kijkt door het raam naar buiten en ziet al die vreemdelingen, die kennelijk niets met elkaar te maken hebben, en de publieke ruimte van de stad vullen. Die massa oogt als één persoon. Maar geleidelijk aan ontdekt hij typologieën. Aan de kleding van mensen, aan wat ze bij zich dragen of hoe ze zich bewegen, valt af te leiden wat voor werk ze doen, wie ze zijn… Zo krijgt hij greep op de massa. Behalve op die ene persoon, die hij niet kan plaatsen en die hem intrigeert. Hij besluit hem te volgen, waardoor hij in de donkerste, armste en meest criminele delen van London terecht komt. Ja, de stad was niet alleen kannibalistisch, ook crimineel.

Sociologie van de stad

Met de enorme groei van steden als gevolg van de industriële revolutie vanaf de 19de eeuw, werd het verschijnsel van de massa onderwerp van de sociologie, met name de sociologie van de stad. Het verschijnsel kreeg een wisselende beoordeling, zo leren we uit het werk van Christian Borch (Body to Body: On the Political Anatomy of Crowds, 2009). In eerste instantie was die beoordeling negatief: de massa was een barbaars verschijnsel, een tumor. De menigte betekende geweld, opstand, een bedreiging van de beschaving. Serieuzer werd het verschijnsel genomen door stadssocioloog en filosoof Georg Simmel (1858-1918); ook hij sprak graag over het evenwicht van afstand en nabijheid als kern van het samenleven. De menigte was een verzameling ‘vreemdelingen’ en de publieke ruimte was hun domein.

Volgens de sociologie van de door Simmel beïnvloede Chicago School (begin 20ste eeuw) moest de menigte als stedelijk verschijnsel worden aanvaard en positief worden benaderd. Zo vond Robert Park (1864-1944) dat onderzoek nodig was naar mogelijk achterliggende rationele motieven van de mensen die de menigte vormden; misschien was een dergelijk massaverschijnsel een geheel nieuwe sociale vorm.

Canetti, Ortega en Reisman

Op de rationele benadering van Park kwam ook weer kritiek, want zo werd het lichamelijke aspect van de menigte verwaarloosd: het leuke van zo’n opeengehoopte groep mensen was het lichamelijke contact; er was niet zozeer sprake van rituele motieven, maar van seksuele motieven. Dat speelt ook mee in de waardering van schrijver Elias Canetti, die zowel negatief als positief over de menigte sprak. De menigte droeg bij aan het leven als vitalistische impuls; een menigte is een vitale entiteit, wat wordt weerspiegeld in het plezier dat mensen vinden in het lichamelijke contact. De druk van de lichamen tegen elkaar is bevrijdend, omdat een angstvallig bewaarde afstand wordt overwonnen. Borch citeert Canetti: ‘Bodily compression of crowds can have a liberating effect, produce a democratic transformation, but also, when combined with the anatomy of power, entail a violent tendency…’ Dat is dus de andere kant van de medaille en we weten allemaal dat een verzameling mensen inderdaad schade aan kan richten, zelfs als ze iets moois te vieren hebben.

In 1930 schreef de aristocratische filosoof Jose Ortega Y Gasset ‘De opstand der horden’; hij zag opnieuw een bedreiging van de beschaving. In 1950 deed David Reisman zijn klassieker ‘The Lonely Crowd’ het licht zien en de moderne stedenbouw kreeg greep op de massa door deze als ‘bevolking’ in demografische kaders te plaatsen en statistisch te analyseren.

Post-humanisme

Recent kwam geograaf Ash Amin (in Collective Culture and Urban Public Space, 2008) met een nieuwe visie, door hem aangeduid als posthumanistisch. Amin reflecteert over de veranderende rol van de publieke ruimte in onze hedendaagse stad. Het humanistische ideaal dat mensen door uitwisseling van ideeën en opinies hun individuele persoonlijkheid vormen, en dat daarvoor ontmoetingen in koffiehuizen, theaters, parken, bibliotheken etc. cruciaal zijn, wordt door hem gerelativeerd. Hij spreekt over een ontologie van ’throwntogetherness’. De publieke ruimte moet worden gezien als een ‘positive reflex to the condition of throwntogetherness’, die hij kenschetst als een ‘whirl of juxtaposition of global diversity and difference in contemporary urban life’.

We herkennen de Heideggeriaanse interpretatie van enerzijds het ‘geworpen-zijn’, anderzijds ‘das Mann’ als het inauthentieke bestaan, waaraan we ons over kunnen geven om onze persoonlijkheid te verliezen. ‘Doen wat de massa doet, denken wat de menigte denkt.’ Maar Amin is minder negatief; voor hem is het mogelijkerwijze wél een authentieke bestaanswijze. Hij schrijft: ‘Visible as the relatively unconstrained circulation of multiple bodies in a shared physical space – generative of a social ethos with potentially strong civic connotations.’ Amin valt terug op de Actor-Network Theorie van wetenschapsfilosoof Bruno Latour. Dat betekent dat er in principe geen onderscheid is tussen geest en lichaam, tussen mensen en dingen. Dat was de vergissing van de moderniteit, aldus Latour. Tot de menigte behoren dus nu ook de materiële dingen die de openbare ruimte vormen of zich daarin bevinden. De menigte is geen verzameling actoren, maar actanten, een netwerk van mensen én dingen. Logisch dus, dat door de mensen soms zaken worden afgebroken?

Topisch en metatopisch

De menigte blijft ons bezig houden. Kan de massa rationele motieven hebben? De fysieke dimensie lijkt in het posthumanisme nu de boventoon te voeren. Is de huidige spirituele duiding een poging om het verschijnsel van de massa weer niet-lichamelijk te begrijpen, nu als onderdeel van onze emotiecultuur? Minstens zo belangrijk is echter de vraag waar de postmoderne menigte zich ophoudt. En dan stuiten we op een andere tegenhanger van de fysieke dimensie. Want de publieke ruimte is voor een groot deel virtueel geworden. Filosoof Charles Taylor (o.a. bekend van Een seculiere tijd, 2009) maakt onderscheid tussen topische en metatopische publieke ruimte. De Arena of het Museumplein zijn voorbeelden van topische (semi-) openbare ruimten, waar een evenement plaats kan vinden. Maar de openbare ruimte is allang metatopisch geworden; niet langer louter plaatsgebonden. Jürgen Habermas beschreef dat in Strukturwandlung der Öffentlichkeit (1962). De publieke ruimte heeft zich uitgebreid met tal van communicatiemedia: krant, telefoon, etc. Taylor verwijst daar naar. Maar het is allemaal in een stroomversnelling gekomen door de ontwikkeling van de digitale media. In Haren zagen we hoe metatopische en topische ruimte ineengrijpen. De menigte die daar op de been was, met als voorfase Facebook, had geen rationele motieven, ook geen spirituele motieven. Tenminste, ik heb er de religiedeskundigen niet over gehoord. Wel werden vele vernielingen aangericht. Dat is dus de andere kant van de medaille die Canetti beschreef, ook wel ‘zinloos geweld’ genoemd. Het werd een gevecht tussen actanten, tussen mensen en mensen en mensen en dingen.

De menigte zwermt uit, beperkt zich niet langer tot topische ruimten, de menigte is een metatopisch verschijnsel geworden. Fysieke en virtuele wereld grijpen ineen. Dat betekent dat lichamelijk contact niet langer de enige drijfveer kan zijn, een vitalistische verklaring schiet te kort. Ook de rituele verklaring is niet afdoende, althans zolang deze benadering alles spiritueel ‘leuk en aardig’ vindt om de fundamentele religiositeit van de mens te benadrukken én de thematiek van het geweld uitsluit.

Intussen is het verschijnsel van de menigte op een andere manier metatopisch geworden: het beperkt zich niet langer tot de publieke ruimte van een bepaalde stad, het wordt categoriaal: zo verspreidt de menigte zich bijvoorbeeld over een conglomeraat of netwerk van topische ruimten die allemaal tot de categorie ‘voetbalveld’ behoren. En ook in die categoriale metatopische ruimte, waar het voetbal als massaverschijnsel zich afspeelt – amateuristisch of professioneel; locaal, nationaal of internationaal; fysiek of virtueel – treffen we beide kanten van de medaille aan.

Kees Doevendans

C.H. Doevendans is hoofddocent stedenbouw aan de TU Eindhoven