Opera zien

logo-idW-oud

 

OPERA ZIEN

Opera moet je zien. Mijn waardering voor de opera is begonnen in de jaren negentig, toen ik een paar maal een voorstelling bijwoonde in het Amsterdamse Muziektheater. Voor die tijd hoorde ik op de radio af en toe een staaltje Maria Callas of Luciano Pavarotti en heel af en toe verdwaalde ik in een integrale opera-uitvoering op Radio 4, maar dat waren geen wegen die mij naar de opera voerden. Mijn oren openen zich niet vanzelf voor belcanto en ik vind het een uiterst ondankbare taak om opera’s te volgen zonder beeld erbij. Dat ligt niet aan het mannetje in de radio. Dat leest ter inleiding van Così fan tutte of I Pagliacci in vier of vijf brokjes keurig de synopsis van de opera voor. Maar wie heeft ooit in zo’n kort bestek zo’n verward verhaal gehoord? Een stuk of acht personages met slecht te memoriseren Italiaanse namen nemen elkaar beet door zich voor te doen als iemand anders. Houd in het donker die draden maar eens uit elkaar. En als vervolgens de muziek begint, mag je als luisteraar raden welke van de wapperende mannenstemmen toebehoort aan de graaf, aan de dokter en aan de als officier vermomde knecht. Wat een voordelen biedt het dan als je de opera kunt zien. Het liefst nog met boventitels erbij, zoals in het Muziektheater, en anders met een tekstboek op schoot. De coloraturen en hoge c’s vallen op hun plaats in de sterfscènes waar ze thuishoren en de ingewikkelde knopen in het libretto worden voor je ogen ontward door zichtbare zangers en zangeressen die hun rollen op het toneel uitspelen.

Nu is het nog niet zo eenvoudig om een opera te zien te krijgen. Indertijd woonde ik niet ver van Amsterdam en was ik in de gelegenheid om overdag lange tijd aan de telefoon te zitten om kaarten te bemachtigen. Maar inmiddels zijn die omstandigheden veranderd en is het alweer twee jaar geleden dat ik voor het laatst in een operatheater zat. Ik werd dan ook onmiddellijk door begeerte aangeraakt toen ik eind vorig jaar hoorde dat uitgever DeAgostini een reeks van 65 opera-DVD’s op de markt zou gaan brengen. Iedere twee weken een nieuwe opera in een respectabele uitvoering en enscenering en met Nederlandse ondertiteling! De DVD’s zouden voor een bedrag van Ä 15 per stuk te koop zijn bij de bladenman of men zou zich op de reeks kunnen abonneren. Inmiddels zijn er 17 delen verschenen. Aan een abonnement heb ik me niet gewaagd, vanwege het geld en omdat niet alle opera’s mij interesseren. Ik ben dus aangewezen op de losse verkoop, waaraan het nadeel kleeft dat je gemakkelijk achter het net vist. De bladenman heeft van de courante aflevering maar enkele exemplaren op de plank en zijn die uitverkocht, dan kunnen ze niet worden bijbesteld. Onverkochte exemplaren worden na twee weken geretourneerd, dus er is geen kans dat je een gemiste aflevering nog elders aantreft. Nee, DeAgostini is niet op z’n achterhoofd gevallen. Hij verkoopt z’n opera’s het liefst per 65. Of zit hier een meer verheven idee achter en vormt de collectie van DeAgostini een heuse canon? Dan is het wel een bijzondere canon, met twee titels van Wagner tegen vier van Offenbach.

Over de uitvoeringen heb ik alleen maar goeds te melden. Ze zijn soms al een jaar of twintig oud, wat vooral is af te zien aan de haardracht en de brillen van de orkestleden, maar de muziek lijdt daar niet onder. Beroemdheden als Pavarotti, Mirella Freni, Cecilia Bartoli en Nikolaus Harnoncourt zijn vereeuwigd naast minder bekende figuren en soms stuit je op beroemdheden die je nog niet kende zoals de bariton Gino Quilico of de sopraan Maria Ewing. De ensceneringen zijn tamelijk conventioneel. De zwarte Ku Klux Klan-jurken die kenmerkend waren voor de producties van het Amsterdamse Muziektheater in de jaren ’90 heb ik op de DVD’s nog niet aangetroffen en opera’s die in Spanje spelen spelen in Spanje en niet voor het vervreemdende effect op de maan of in maoïstisch China.

Het is tussen twee haakjes wonderlijk dat zoveel opera’s zich in Spanje afspelen. Van de tot dusver verschenen stukken hebben maar liefst vijf de stad Sevilla als decor: Le Nozze di Figaro en Don Giovanni (Mozart; DVD’s 3 en 6), Fidelio (Beethoven, DVD 9), De barbier van Sevilla (Rossini, DVD 8) en Carmen (Bizet, DVD 1). Een mogelijke verklaring is de moeizame verhouding tussen het klerikale en heerszuchtige Spanje en het kunstzinnige maar machteloze Italië gedurende de periode van de barok (1500-1800). Na de val van Rome (1527) deelde Spanje zowel in wereldlijke als in geestelijke zin in Italië de lakens uit. De geestesgesteldheid van een geknakte maar rebelse trots die dit onder de Italianen teweeg bracht, vond een uitweg in de culturele beweging die we de barok noemen en waarvan de opera een van de opvallendste vruchten is. Kenmerk van de barok is de grote hang naar vorm en regelmaat en de even grote hang naar de ontduiking van beide. Typisch barok zijn de opera seria (serieuze opera), waarin de held zijn dura sorte verguldt met talloze kunsttukjes aan de vocale trapeze, en de opera buffa (komische opera) die de strak gereglementeerde standenmaatschappij op haar kop zet volgens de schema’s van de commedia dell’arte. Dat met name de opera buffa zich zo vaak in Spanje afspeelt, kan als reden hebben dat de feodale en erotische intriges waaruit de opera buffa is opgebouwd het best tot hun recht komen tegen de achtergrond van Spaanse kuisheid en onkreukbaarheid. Overigens is het misschien ook niet toevallig dat de opera buffa ontstond in een Spaanse kolonie: Napels.

Als je elke twee weken een nieuwe opera in je DVD-speler schuift, begint je ook nog iets anders op te vallen. Vrijwel elke opera draait om een driehoeksrelatie. Centraal staat een liefde, bij voorkeur tussen een jonge man en een jonge vrouw, die wordt gedwarsboomd door een derde. Een komische opera laat zien hoe deze sta-in-de-weg met vernuft en durf uit de weg wordt geruimd. De meeste aandacht gaat daarbij niet uit naar de gelieven, maar naar het vindingrijke plot dat de gelieven bij elkaar brengt (soms verpersoonlijkt in één of meer komische personages). Wordt de hindernis tussen de beminden niet overwonnen, dan is de opera tragisch van toonzetting en eindigt ze vrijwel zeker met een of meer doden (Tosca, Lakmé). Ergens halverwege deze twee typen bevindt zich de opera waarin de gelieven elkaar krijgen, maar in de dood (Tristan), ofwel in het offer dat de een voor de ander brengt (Tannhäuser). De tragiek wordt hier gesublimeerd in een soort religiositeit. De hindernis die de gelieven in komische opera’s scheidt is ofwel de vader die zijn dochter bewaakt of de rijke maar koude huwelijkskandidaat of een pact van die twee. De hindernis in tragische opera’s is een eerder gedane gelofte (Faust) of een ziekte (La Traviata, La Bohème). Een aparte categorie vormen de minnaars die de hindernis in zichzelf meedragen: Carmen die haar vrijheid boven alles kiest en Don Giovanni die niet één maar alle vrouwen wil beminnen. Je vraagt je af of er ook een opera zou kunnen bestaan waarin de derde in de driehoek niet een hinderende maar een verenigende factor is, terwijl de twee gelieven net als Carmen en Don Giovanni helemaal geen gelieven willen zijn. Of hebben we dan een oratorium?

Opera moet je zien. Daar is opera voor gemaakt. De muziek, zou mijn stelling zijn, is in de opera niet het voornaamste; ze vormt een deel van het geheel. In ieder geval helpt opera kijken bij opera luisteren. En om opera’s te kunnen zien is de reeks DeAgostini DVD’s een prima hulpmiddel. Vergeleken met andere opera-DVD’s zijn ze gunstig geprijsd en hebben ze het voordeel van een Nederlandstalige ondertiteling. Deze ondertiteling is weliswaar van gebrekkige kwaliteit. Voor sommige afleveringen lijkt het vertaalwerk verricht te zijn door professor Prlwytzkofsky. Maar zelfs wonderlijke zinnetjes als ‘Daar komt mij een betere idee’ en ‘Wees gans onbezorgd’ (De barbier van Sevilla) helpen om de scène te duiden die je hoort en ziet. Zo draagt wat mij betreft een slechte ondertiteling nog bij aan het nobele doel dat met deze DVD’s is gediend: het zichtbaar maken van de opera.

Udo Doedens

DeAgostini, De Opera Collectie, www.operacollectie.nl