Jona missionaris

logo-idW-oud

 

JONA MISSIONARIS

In de aansporingen tot missionaire actie die ik overal in de kerk verneem, hoor ik nooit de naam van Jona noemen. Het hele Oude Testament speelt in missionaire discussies trouwens een ondergeschikte rol. Dat is logisch, zul je zeggen, want in het Oude Testament deden ze nog niet aan zending. De Bijbelse lesstof voor een missionaire kerk begint pas bij de laatste verzen van de evangeliën, waar Jezus zijn zendingsbevel geeft, en vervolgt dan met de Handelingen en de brieven van Paulus.

Toch is Jona een missionaire figuur. Het Oude Testament mag dan niet zo bezig zijn met de bekering van de heidenen – op zichzelf een feit dat mensen die zich inspannen voor een missionaire kerk te denken moet geven – het bevat toch maar dit verhaal over een man Gods die tot de heidenen moet gaan.

Interessant genoeg begint het verhaal met zijn weigering. Jona wil niet naar Ninevé. Dat wordt meestal zo uitgelegd, dat Jona de Ninevieten hun behoud niet gunt. Een min trekje van Jona waarom hij in menige preek wordt gekapitteld en dat sterk contrasteert met de royale houding van de hedendaagse missionair werker, die niets liever wil dan dat de zondaar zich bekeert en wordt gered. Of zou de pointe van het boekje Jona een andere zijn?

Ik bedenk me dat Ninevé de hoofdstad was van het Assyrische rijk dat in 722 voor Christus het noordrijk Israël in ballingschap voerde. De profeet Jona werkte in dit noordrijk. Zijn missie naar Ninevé is dus niet een missie naar zomaar een schurkenstaat. Hij wordt gezonden naar precies die staat die de zijne naar het leven staat en die, als God Ninevé niet met zijn oordeel treft, zijn huis en zijn akker onder de voet zal lopen. Zo bezien is Gods barmhartigheid voor Jona gevaarlijk. Net zo gevaarlijk als het is om je vijanden te vergeven.

Maar de Ninevieten bekeren zich toch? Dan worden het toch vriendelijke jongens en donateurs van Artsen zonder Grenzen? Dat staat te bezien. De Ninevieten bekeren zich, maar het worden geen Israëlieten. Hun boete in zak en as vertelt ons dat ze berouw hebben, maar niet hoe zij hun leven beteren. Het is nog sterker: als Jona kwaad bij de resten van zijn wonderboom zit, vertelt God hem dat Hij Ninevé niet spaart om haar morele uitnemendheid, laat staan om haar bereidheid om zich te verdiepen in de wet van Mozes, maar omdat de bewoners van de stad ‘rechts niet van links kunnen onderscheiden’. Omdat ze onnozel zijn, dus. Ik concludeer dat God met de volkeren een plan heeft waarin Israël een rol speelt. De tussenkomst van Israël, die veroorzaakt dat heidense patronen van denken en doen onder scherpe kritiek worden gesteld, bewerkt alleen niet dat de volkeren zich bij Israël aansluiten. Integendeel. Het gevolg van Israëls interventie in Ninevé is voor Israël: ballingschap.

Ik vermoed dat de meeste mensen zich bij ‘zending’ iets anders voorstellen dan in ballingschap gaan bij degenen tot wie je gezonden wordt. Zending, gelukte zending, is dat de andere partij zich bij mij aansluit. Zij is een vorm van gelijkmaking. Zending, erkennen we, kan gevaarlijk zijn, namelijk als de heidenen jouw goede intenties miskennen en je een kopje kleiner willen maken. Maar dat zending gevaarlijk is, omdat ze jou offert aan de ander, dat is een minder gangbaar denkbeeld.

De missionaire houding die ons in het verhaal van Jona wordt voorgehouden is er dus één waarbij de volkeren weliswaar tegemoet wordt getreden, maar zonder dat er annexatie plaatsvindt. De volkeren bekeren zich van de weg die uitkomt bij Gods oordeel, maar volgen daarna een spoor dat niet samenvalt met dat van Israël. Israël wordt zelfs in ballingschap gevoerd. Deze in Jona beschreven ongelukkige verhouding tot de volkeren kun je typisch oudtestamentisch of typisch Joods noemen, in de veronderstelling dat het Nieuwe Testament er anders over denkt. Maar dat is de vraag. De missionaire theologie van het Nieuwe Testament lijkt eerder die van het Oude voort te zetten.

Het boek Jona eindigt met een vraag. Kun jij, Jona, de Ninevieten zien, zoals Ik, God, ze zie – als onnozele kinderen, zonder besef van rechts of links? Kun jij met dezelfde hartstochtelijkheid voor het heil van de Ninevieten opkomen als je opkomt voor het recht van je wonderboompje? Op die vraag, eigenlijk de vraag naar het liefhebben van de vijand, blijft Jona het antwoord schuldig. Jezus, in het Nieuwe Testament, neemt haar op en beantwoordt haar met ja. Net als Jona gaat Hij op de mensen af die ‘buiten Israël’ leven, die leven in een wereld zonder God. Net als Jona verklaart Hij hen schuldig, maar Hij heeft hen daarbij lief en vergeeft hun, met een motivatie (‘Vader, vergeef het hun, ze weten niet wat ze doen’) die doet denken aan Gods woorden over Ninevé’s onnozelheid (Jona 4:11).

Als we ons afvragen wat ‘missionair zijn’ is, hebben we hier misschien een begin van een antwoord: Jona en dan nog iets erbij. Jona, dat is: op de schuld van de ander niet reageren met straf of annexatie, maar op een derde manier; duldend, lijdend. Jezus vult die derde manier in. Het is liefde doen. Jezelf beschouwen als een onnozel kind en ook de anderen zo bezien. De ander niet naar de ogen zien, maar hem het leven gunnen dat jezelf is gegund. Hoe verhoudt een missionariteit à la Jona zich tot het missionaire handelen waarom in de kerk wordt geroepen? Dat is een vraag die ik graag in ieders aandacht aanbeveel.

Udo Doedens