Eerherstel voor de gemeenschap

logoIdW

EERHERSTEL VOOR DE GEMEENSCHAP

Je bent bijzonder, o ja,

je bent een wonder, o ja,

je bent heel speciaal, weet je dat?

Je bent een hele grote schat.

uit: Opwekking voor Kids

‘De kerk is vanaf seconde nul gemeenschap’, schrijft theoloog Johan ter Beek in een recent boekje.1 Hij bedoelt dat gemeenschap iets van God zelf is. Maar vanaf seconde één heeft de mens de gemeenschap gekaapt en sindsdien is ze voor veel kerkmensen ofwel iets bijkomstigs ofwel een keurslijf. Wat is er voor nodig om de kerkelijke gemeenschap in ere te herstellen? Met die vraag ging ik te rade bij Paulus’ eerste Corinthebrief.

Veelheid en eenheid

Voor de Corinthiërs is gemeenschap in eerste instantie iets bijkomstigs. Aan het begin van Paulus’ eerste brief aan hen gaat het over hun verdeeldheid. De ene groep vindt dat het echte evangelie door Apollos is gebracht, maar er zijn ook Paulus-aanhangers en er is een Petrus-partij. Hoe reageert Paulus daarop? In overeenkomstige situaties anno nu hoor je vaak: iedereen beleeft zijn geloof op eigen wijze en uiteindelijk zal blijken dat er één God is. Paulus vindt dat te gemakkelijk. Is Christus soms gedeeld? vraagt hij (1,13). Heb je Christus begrepen als je denkt dat Hij jou als persoon of als groepje redt en verder ongemoeid laat? Nee, zijn redding is juist dat Hij jou opneemt en in Zijn gemeente plaatst. Jullie Corinthische groepjes moeten jullie voorkeuren en voortreffelijkheden laten varen en de eenheid van Christus zoeken.

Niemand schrijft kernachtiger over gemeenschap als een eigenschap van God dan Johannes de evangelist. Jezus is liefgehad door zijn Vader en Hij heeft de mensen lief door van die liefde van de Vader te getuigen. Dat is het enige wat Jezus beweegt en dat is het enige wat Hij brengt. Geen nieuwe kennis, geen persoonlijke heldenmoed of genialiteit, geen nieuwe normen en waarden, alleen maar de liefde. En die liefde komt het sterkst naar voren in zijn dood. Als de wereld hem terugpakt, als het lot hem te grazen neemt, als ze hem uitkleden en vastspijkeren en hun hoofd over hem schudden, want Hij is, ach ach, het slachtoffer, dan is er voor hem nóg niets anders dan de liefde. Een liefde die niet geloofd wordt, een liefde die in haar gezicht geslagen wordt, maar een liefde die haar taak volbrengt. En die liefde opent dan voor alle mensen een poort naar de liefde en achter die poort ligt de gemeente.

Achter die poort moeten wij wezen, zegt Paulus. Niet in de Apollosclub of op de Paulusvereniging, maar in Christus. Maar dan komt het volgende probleem op. Want je kunt de eenheid van Christus zo sterk aanzetten, dat ze niet meer een samengaan van mensen is, maar een massieve gelijkheid waarin voor verschillen geen ruimte meer bestaat, een keurslijf, zoals we dat kennen van totalitaire staten of van sekten. Alles is Christus. Jij bestaat niet meer en als je bij Christus wilt horen, moet je je christelijk® gedragen. Alles wat afwijkt in jezelf of anderen moet worden verzwegen of verketterd. Dat bedoelt Paulus niet met de eenheid van Christus. Christus is wel ongedeeld, maar dat is Hij, doordat Hij oog heeft voor iedereen. En zijn oog is niet het oog van de ronselaar of de massaregisseur, maar het oog van iemand die liefheeft. Iemand die mij niet ontkent, maar kent, ‘dieper dan ik mijzelf ooit ken’. Daarom is er in Christus ook een veelheid. Daarover schrijft Paulus in 1 Corinthe 12.

Verheerlijkt individualisme

Hij begint dat hoofdstuk met te spreken over de veelheid in het werk van de Geest. De Geest komt, net zoals dat van Jezus verteld wordt in de evangeliën, niet met maar één aanbod naar de mensen. Niet alleen maar met een goede preek of met pastorale aandacht of met genezing, maar met zoveel gaven als er mogelijkheden zijn voor de liefde om ons te bereiken. In het tweede deel van het hoofdstuk maakt Paulus de veelheid nog groter door behalve de Geest ook het lichaam in zijn beschouwing te betrekken. De Geest zet niet alleen onze geestelijke vermogens in werking, maar Hij neemt heel ons stoffelijke bestaan in dienst, met de dingen die we kunnen en de dingen die we niet kunnen, met onze vermogens en onze onvermogens. Dat hele pakket zet Hij in een grote eenheid, het lichaam van Christus. En van dat lichaam zijn wij dan de ledematen. Net zoveel ledematen zijn er als het aantal mensen dat door de Geest bij Christus wordt betrokken.

De gemeenschap van seconde nul, waarmee we dit artikel begonnen, is dus geen verzameling individuen of groepjes. Er is eenheid in Christus. Maar die eenheid is niet verstikkend. Ze is een eenheid van afzonderlijke mensen. Als we dat hebben begrepen, zijn we zo ongeveer beland waar heel het middenveld van onze kerken zich momenteel bevindt in het nadenken over de kerk als gemeenschap. Christus maakt ons zoals we zijn deel van zijn lichaam. Dat is een bevrijdend inzicht voor iedereen die zuchtte onder een totalitaire kerkcultuur. Maar het is de vraag of dit inzicht de bodem raakt van Paulus’ uitspraken over de gemeente als lichaam van Christus. Dat je deel uitmaakt van het lichaam van Christus zoals je bent, leidt namelijk gemakkelijk tot een gewijde vorm van gezapigheid. Je bent wie je bent en God vindt dat oké. Gemeenschap is er voor zover jij daar aardigheid in hebt. Voor een gemeente die gemeenschap wil zijn en voor een kerk die naar eenheid streeft, lijkt dit verheerlijkte individualisme mij een obstakel te zijn, maar gek genoeg kom je het tegen als een bestanddeel van zelfs de meest sophisticated ideeën over gemeenteopbouw.

Laatst vertelde iemand mij enthousiast over zijn bezoek aan Willow Creek, een evangelische megakerk in de buurt van Chicago. In Willow Creek wordt gavengericht gewerkt, zoals dat heet. Dat betekent dat gemeenteleden niet worden ingezet op grond van wat de kerk, het lichaam van Christus, nodig heeft, maar op grond van wat deze mensen als hand of voet aan het lichaam te bieden hebben. Ambtsdragers zijn er niet of nauwelijks, wel zijn er vele vrijwilligers die in het geheel een inbreng hebben, aangeduid met het woord bediening. Mijn gesprekspartner vertelde dat er bij het kerkcomplex een parkeergarage is. De parkeerwachten die daar werken zijn praktische jongens. In een gewone kerkelijke gemeente zitten die mensen duimen te draaien in een kerkdienst waar ze veel te ongedurig voor zijn, maar in Willow Creek kunnen ze God dienen door tijdens de diensten hun werk te doen in de parkeergarage. Dat is hun bediening.

Verandering

Mijn reactie op dit verhaal was nogal sceptisch. Ik geloof wel dat Christus ons in Zijn lichaam opneemt zoals we zijn. Dat we parkeerwacht zijn of een bepaalde aanleg hebben – dat mogen we meenemen naar de Heer. Maar dit meenemen naar de Heer betekent dat ‘wie we zijn’ in contact komt met Jezus en met de rest van Zijn lichaam. Daardoor wordt ‘wie we zijn’ ingeschakeld in de liefde. We veranderen in hand, buik of oor. Niet dat toetreding tot de gemeente per se een dramatische bekering vereist, maar als je ‘zoals je bent’ tot God gaat, komt daar ten minste het geloof bij dat jij zoals je bent voor God waardevol bent. En dat geloof is geloof in Gods liefde en maakt je geschikt voor een plaats in het geheel van het lichaam van Christus. De adder onder het gras bij de opvatting dat je voor God mag zijn wie je bent, punt, zonder verandering, zou weleens kunnen zijn dat je mag zijn wie je bent, omdat Willow Creek of jijzelf of jouw theologie je vooraf al heeft vereenzelvigd met een nuttig talent of een goede eigenschap, die als jouw gave wordt aangemerkt. Met die gave besta je dan voor God. Maar ben jij die gave? En als je die gave weer verliest? Of als je helemaal geen gaven hebt? Het werkelijk bevrijdende is toch niet dat je voor God goed genoeg bent vanwege je nuttigste eigenschap, bijvoorbeeld je talent voor parkeerwacht, of je talent van goed naar mensen te kunnen luisteren – hoe nuttig die talenten in de gemeente ook kunnen wezen. Het werkelijk bevrijdende is dat God je met al je losse eindjes, ook met je slechte eigenschappen en tergend onaangedaan door je glanzendste deugden, liefheeft en verbindt met zijn gemeente. Wat dan je rol in de gemeente wordt, is niet direct duidelijk. Je wordt als een eigensoortig wezen, met pro’s en contra’s, aan de gemeenschap toegevoegd. Maar is die onduidelijkheid erg? Dat de één een hand is en de ander een voet betekent dat je met elkaar te maken hebt, dat je allebei iets bijdraagt aan het geheel, maar niet dat je ook helder onderscheiden functies hebt.

Gemeenschap

De tijd lijkt rijp te zijn om in het besef dat Christus van ons houdt zoals we zijn, weer terug te keren naar de eenheid van Christus. Die twee horen bij elkaar. Christus’ liefde voor ons is de liefde die ons met elkaar verbindt. Kijk in de spiegel en zie: dit ben ik, dit is mijn werk, mijn gezinssituatie, mijn inkomen en mijn liefhebberij, mijn ambitie en mijn angst, mijn onvrede en mijn onvermogen. Schakel vervolgens de gedachte uit dat in al die dingen dit of dat mijn sterke punt is, mijn talent, mijn alibi voor God. Bedenk dat we met alles, rijp en groen, mooi en lelijk, goed en kwaad, in de gemeenschap van de Heer worden gevraagd en dat we met alles bijdragen aan het geheel. Dan komen we te staan voor de wezenlijke vragen. De vragen van de liefde. De vragen hoe wij meedoen in de gemeenschap van God: hoe draag ik als familiemens en privé-persoon bij aan de gemeente, hoe ben ik in mijn werk en met mijn inkomen en mijn talenten een vertolker van de liefde, maar ook: hoe ben ik met mijn noden en mijn leegte en mijn falen toch nog dienstbaar aan het geheel? Want bij het beeld van het lichaam en de ledematen denk je: dat gaat over mensen die iets positiefs hebben bij te dragen. Dat gaat over de vitale leden van de gemeente. Maar Paulus heeft het ook over zwakke ledematen (12,22), ledematen die anderen in staat stellen om te helpen, doordat ze in de gemeente falen en roepen om vergeving en hulp.

In het lichaam van Christus gaat het niet om wat we doen, om prestaties en resultaten en talenten. Het gaat erom dat we het voor de gemeenschap doen en dat we het dus uit liefde doen. In het lichaam van Christus gaat het om mensen die, bevoorrecht of benadeeld, braaf of ondeugend, toch een leven kunnen leiden van betekenis. Doordat Christus hen liefheeft, hen opneemt als handen en voeten in Zijn lichaam en hen dragers en voertuigen maakt van zijn liefde.

Udo Doedens

1    Johan ter Beek, Heerlijk eenvoudig, Ark media 2011, p. 40.