Psalm 92

logoIdW

 

PSALM 92

Het dagelijkse leven in de talenschool Ulpan Akiva stelde zijn eisen. Vroeg op, lessen volgen, woordjes leren, informeel converseren in ivriet – aan tafel, in de tuinen, onder de palmbomen en ceders, in de pauzes, tijdens de excursies, praten om al communicerende de nieuwe taal toe te eigenen, eerst met zeven woorden en handen en voeten, na een week met veertig woorden, – een taalgemeenschap in wording – en na negen weken onderdompelingsonderwijs op het niveau van kita alef. De deelnemers aan deze zomercursus te Netanya waren onder veel meer een wiskundige uit Lyon, een bibliothecaris van de Library of Congress, een makelaar uit Londen, een Russische handelaar, de directeur van het Filmhuis te Minsk, een scholar met specialisatie Osip Mandelstam, een Weense onderwijzeres, een godsdienstwetenschapper uit Zweden; mijn aanwezigheid – we schrijven een zomer in de jaren negentig – was gemotiveerd door mijn werk voor het deputaatschap Kerk en Israël: “De kerk zoekt het gesprek.” Van tijd tot tijd organiseerde de ulpan een meerdaagse excursie (tioel); mijn slapie was een traditionele jood die ’s ochtends de gebedsriemen ombond en uit de siddoer las. Psalm 92 kwam in een razend tempo voorbij. De dag beginnen met psalm 92 – begreep ik – betekende de weekdag een moment boven de tijd uitheffen; gedurende de week uitzien naar de sabbat. Ik leerde zo mee te leven. Vrijdagavond was een herademing. Op de sabbatochtend namen twee Algerijnse joden mij onder hun hoede als we naar de dienst gingen in een buitenwijk van Netanya. De diensten waren vol vaart en tevens van een eerbiedige broosheid, zeker als het op de intieme priesterzegen aankwam, twee cohaniem vanonder een gebedskleed zongen de zegen uit. Een ervaring om duurzaam mee te leven.

De woorden van Franz Rosenzweig weken niet uit mijn gemoed. Uit een Amerikaanse studie over Sprachdenken citeer ik enkele regels uit mijn bagage: “language awakes to real vitality only in revelation and is itself the organon of revelation.” “Revelation gives voice to the speechless creation, and unites the speech of God with the word of humanity. “What is redemption other than that the I learns to say Thou to the He?” Psalm 92 toont in de eerste zinnen die overweldigende overgang. De dichter proclameert Gods goedheid. Op kerygmatische manier spreekt hij over God. Het is goed den HERE te loven. Tov …l ‘Adonai.

De dichter geeft zijn relatie vorm door over Hem te spreken en verandert vervolgens de verhouding door tot Hem te spreken en – de vocativus als wezenlijke naamval – zich rechtstreeks tot de Allerhoogste te richten. “What is redemption other than that the I learns to say Thou to the He?” “Hij die ervaren wordt als verborgen, is ook aanspreekbaar, aanspreekbaar ook in de taal van de in eeuwen gevormde overlevering.”

Vaak denk ik terug aan onze zoekende taalgemeenschap in Ulpan Akiva. Zeker bij het lezen van enerzijds het stevige theologische standpunt van Wessel ten Boom: “Wat als de kerk Israel werkelijk zou vervangen?” (IdW, 40/15); “Inderdaad plaatsvervanging,” (IdW, 3/12); en anderzijds de zoekende houding vanuit de ontmoeting van Henk Vreekamp: “Over plaatsvervanging gesproken,” (IdW, 2/12). Hoe met deze gedachten-wisseling om te gaan? De kerk zoekt nog steeds en opnieuw het gesprek met Israël. Language the organon of revelation. Wat is de agenda? De vraag naar het participeren in het zeggen van psalm 92 lijkt me een aangewezen punt.

Andre van Dijk

Bronvermelding: Susan A Handelman: fragments of Redemption, IUP 1991; Eep Talstra: Oude en Nieuwe Lezers, Kampen 2002

Auteur is leraar Nederlands aan het Sint-Maartenscollege in Maastricht