Preek over I Timoteüs 2: 1-7

logo-idW-oud

 

PREEK OVER 1 TIMOTEÜS 2: 1-7.

‘Allereerst vraag ik dat er voor alle mensen gebeden wordt…Bidt voor alle koningen en gezagsdragers…’

Deze brief aan Timoteüs wordt wel beschouwd als de oudste kerkorde. Daarin worden zonder omwegen de prioriteiten gesteld. Het eerste dat de gemeente moet doen is: bidden. Dat is dan ook precies wat ze regelmatig doet: samenkomen en alle angst en zorg en verlangen om deze samenleving voor God brengen. En dat niet alleen met het oog op zich zelf, maar in het belang van alle mensen. Maar dan spitst deze kerkorde de zaak toe. Het gebed is niet zomaar in het vage voor alle mensen bedoeld, maar geldt in het bijzonder voor allen die politiek leiding geven in de samenleving en die door hun beslissingen het leven van veel mensen beïnvloeden: ‘Bidt voor alle koningen en gezagsdragers’. Dat is wat anders dan in aanbidding liggen voor machthebbers en het is wat anders dan op hun stoel gaan zitten en het beter weten. Het is dat je deze machthebbers bezorgd aanbeveelt bij God. Je houdt je hart vast voor de mensen die macht hebben, want je weet dat mensen slecht opgewassen zijn tegen macht en toch moeten ze het aandurven om met macht om te gaan. Dat probleem breng je voor God, als eerste van alles.

Het gaat om mensen die macht gekregen hebben. Laten we zeggen: macht om huizen en wegen te kunnen bouwen, om zorg te kunnen bieden waar hulp nodig is, om de kwaliteit van het voedsel te bewaken, om de samenleving veilig te maken voor allen, om voor werkgelegenheid en eerlijke beloning en voldoende rust te zorgen, om de scholen, de kunst en de cultuur te laten bloeien. Wij geven in dit land aan een aantal mensen de opdracht om te bewerken dat het hier menselijk toegaat. En nu bidden we dat die macht goed gebruikt wordt. Geen macht omwille van de macht, geen macht omwille van ‘de wet’ of omwille van ‘het recht’, geen fascistische waan, geen fundamentalistische droom, geen greep naar te hoge en te mooie doelen. Maar macht omwille van mensen hier in dit land, omwille van hun broze leven. Daarvoor bidden we.

* * *

In ons land is de democratie de manier waarop wij de macht regelen, controleren en uitvoeren. We bidden dus voor de mensen die de democratie overeind proberen te houden. Maar wat is democratie nu helemaal? Onze democratie is een mengsel van politieke partijen en coalities, van een grondwet en een koningshuis, dat in anderhalve eeuw in ons land is gegroeid. We waren er bijna aan gewend. Maar op 11 september 2001 en na de moord op Fortuyn en na de moord op Van Gogh, beseften we, dat het democratische mengsel zomaar als een kaartenhuis in kan storten. Wat is het nu helemaal waard tegenover het pistool en het mes en de explosie, tegenover het verlangen naar absolute vrijheid, tegenover de keiharde claim van groepsbelangen, tegenover de zuigende werking van het geld. Democratie kan zich nauwelijks verdedigen tegen bewegingen die er van binnen uit een eind aan willen maken. Democratie is niet meer dan een platform voor het openbare debat in de samenleving. Het is een georganiseerd gesprek waarin de verschillende argumenten gewikt en gewogen worden, waarbij de stemming van de bevolking gepeild en de integriteit van de politici wordt getoetst en waar tenslotte het beleid wordt bepaald. Dat beleid wordt dus niet bepaald door één leider die het beter weet of door één partij met een absolute meerderheid, maar het wordt bepaald in het gesprek tussen mensen en partijen. Democratie is het geweten van de samenleving. Dat is zo broos – daar moet je wel voor bidden.

Hoe doe je dat? Om te beginnen is het een vorm van meedenken en meeleven met de politieke koers van ons land en van de andere landen. Maar wat is daarbij de meerwaarde van het gebèd voor de politiek? Als je meedenkt in de politiek en je brengt je gedachten voor God, dan zie je het dagelijks nieuws in het licht van Gòds nieuwe Rijk (dat komt) en dan weef je je bekommerde gedachten over dit land en deze mensen samen met Gòds gedachten over de aarde en alle mensen (en dat zijn gedachten van vrede en niet van onheil). Bidden is spreken met God over de weg die deze samenleving gaat. Dat hebben Israëls profeten gedaan en ze deden het zo dat de vorsten van hun land het hoorden. En precies dat is in deze tijd ons gegeven om te doen. Hardop in gesprek met God over de vragen die onze politieke leiders beroeren – en dat mag iedereen horen.

Om zo te kunnen bidden, moet je er met elkaar over spreken. In de christelijke gemeente spreek je elkaar aan op de koers die we met de samenleving willen gaan. Daarover zijn we het namelijk niet eens: de macht ligt als een twistappel tussen de democratische partijen. De liberaal zegt: als ik de macht heb zet ik in op de vrijheid van de mensen, vrijheid van meningsuiting en vrijheid van handel. De socialist zegt: als ik de macht heb zet ik in op het recht voor alle mensen, om te beginnen voor hen die nu geen of onvoldoende rechten hebben. En de christen-democraat zegt: ik kan daar niet echt tussen kiezen, het één en het ander is nodig, maar ik wil in deze neutrale samenleving wel aandacht voor het bijzondere karakter van de godsdiensten en het daarmee samenhangend onderwijs. En al die stromingen zitten ook in de gemeente.

Zo ligt de vraag naar de macht als een twistappel tussen ons in. Waar het om gaat is, dat in de christelijke gemeente deze twist, dit kritische gesprek gaande is en behoort te zijn. Dit gesprek vormt het klankbord voor onze gebeden. In onze gebeden brengen we deze twist in. We bestoken elkaar niet met stemadviezen, maar bemoedigen elkaar om verantwoording af te leggen over de eigen keuze en om die keuze te respecteren. Zo versterk je de democratie.

Als we dat niet doen, laten we de mensen die we macht gegeven hebben eenzaam worden in die macht. En daar kan een mens niet tegen. Dan kweek je mensen die machtsgeil worden of wat nog erger is: die onverschillig worden, voor wie politiek een bestuurlijke baan is, waar je even wat aan doet en dan weer wat anders. Dan wordt er over belangen van mensen beschikt door mensen die hun hoofd ergens anders bij hebben. Machtswellust is een gevaar, maar die leegte achter de coulissen van de politiek – is een nog veel groter gevaar. Deze brief aan Timoteüs zegt: als je bidt voor de politiek, doe je een beroep op die éne God die zich zelf in Jezus Christus inzet voor alle mensen. Die zich zelf inzet: niet om mensen aan zich te binden, maar om ze vrij te maken, los te maken, te verlossen. Die inzet, die passie, de inhoud die hij met zijn leven betaalt, dat is de grond van ons politieke gebed. Die liefde van God voor de mensen drijft de angst voor de wellust en voor de leegte uit. Die liefde draagt deze samenleving. En als wij politiek meedoen – twistend en biddend – dan doen we dat omdat we geloven en vertrouwen dat God deze samenleving draagt en zich er voor inzet. God is er al mee bezig. Nu wij nog.

Maarten den Dulk