Bij het verschijnen van de biografie van Bert ter Schegget

logoIdW

 

BIJ HET VERSCHIJNEN VAN DE BIOGRAFIE VAN BERT TER SCHEGGET

Op donderdag 31 oktober jl. werd in de Rode Hoed te Amsterdam de biografie van Bert ter Schegget gepresenteerd. Deze biografie is geschreven door E.D.J. (Dick) de Jongh. Hij gaf de biografie de titel ‘Vloeken en bidden om een nieuwe aarde. De dagen van Bert ter Schegget’. Bij deze presentatie voerden naast de auteur Maarten den Dulk, Greteke de Vries, Huub Oosterhuis en Fred Keesen het woord. Hieronder treft u de inleiding van Maarten den Dulk aan. De andere bijdragen kunt u lezen op de website van de Ter Schegget stichting: www.ghterschegget.nl. In het komend jaar komen we in In de Waagschaal op deze biografie terug. (red.)

Dick, als ik jou zie denk ik aan Paaseiland.
Schuin weggezakt in het zand staan op Paaseiland een paar hoofden van mensen die het ooit ergens in hun tijd voor het zeggen hebben gehad. Verweerd en verwezen kijken de beelden langs hun neus weg. Ze kennen hun eigen naam niet meer. Dick, jij bent naar Paaseiland gegaan, je hebt je ontfermd over het hoofd van Bert ter Schegget en je bent er mee aan de slag gegaan. Vijf jaar lang boenen en schrobben. Met liefde, met tranen soms, maar altijd met engelengeduld. Terwijl jij werkte, zong je Berts naam voor je uit. Dat hielp. Langzaam kwam dat hoofd weer recht te staan, kreeg glans, trok een lijf vol herinneringen met zich mee omhoog, maakte zich los uit het zand, snelde over de zee naar ons continent en daar is ie dan. En mèt dat jij Bert zo in ons midden neerzet, krijgen we er meteen ook de heftige thermiek bij, want het gaat wèl om Bert, en dus om zijn complexe verschijning: Bert duidelijk aanwezig en toch onvoorspelbaar, hilarisch of woedend, maar steeds bewogen om het mensenkind, Bert, in de kern helder als kristal, maar in de botsing der meningen onbegrepen, Bert met de grote bek van de lachende leeuw, maar die tussen zijn lippen door het lied van de vrede zong. Het is de thermiek van een lyrisch theoloog, die met zijn lied het morgenrood wil wekken en daartoe de hele nacht hardnekkig blijft doorzingen. Iedereen roept dat dat niet hoeft omdat de zon toch wel opgaat en wel voor niets. Maar hij zingt door. Dat is Bert.

Nu, mensen, nu hebben we dan toch zijn levensverhaal! En de vraag is: is ie het echt? Natuurlijk niet. Deze biograaf wekt geen doden op. Hij onderhoudt de relatie met de man van toen, in de hóóp op de opstanding. Meer dan een serie beelden kan hij niet leveren. Maar hoe doet hij dat? Hij ontwerpt een panorama Ter Schegget en zet jou er mid-den in. Met je blik kan je zijn levenscyclus volgen. Eerlijk gezegd, kan je niet anders dan meekijken: je blik wordt meegezogen naar de horizon van 1927 tot en met 2001. Op een bepaald moment kom je zelf binnen in zijn verhaal. Van dan af word je bij elke wending aan iets herinnerd dat zich tussen jou en deze theoloog heeft afgespeeld. De opeenvolging van beelden uit zijn leven zet je eigen bewustzijn onder stroom. Oude verlangens schieten los. Maar ook oud zeer: zoals de pijn om ooit te hebben moeten kiezen tegen de tijdgeest in en de pijn om het gekozene weer te hebben moeten verliezen aan diezelfde tijdgeest. Zo word ik me door dit levensverhaal bewust wat deze theoloog bij mij losgemaakt heeft. Nogal een levensverhaal.

‘De dagen van Bert ter Schegget’ luidt de ondertitel van deze biografie, maar de compositie van het panorama volgt de jaren van zijn dagen. Eerst de jaren van de beginneling, als een grisaille. Dan, één en al beweging, zijn Driebergse jaren. Een drieluik van de veldslag om zijn erkenning als theoloog. Links het paneel van de strijd op de academie de Horst, waarin men de klank van de naderende Walküren hoort. Rechts het paneel van de scherpe en toch steeds weer vrolijke debatten van de strijdmakkers in de linkse oecumene, zoals Septuaginta, de exegeseclub, de Rode Hoed. Maar in het midden, breed uitgemeten, de veldslag zelf. Een wemeling van min of meer bekende huzaren en houwdegens uit kerk en theologie van de jaren zeventig en tachtig, waarin het gezicht van Bert bijna verloren gaat. Maar telkens als je hem ziet, zie je hoe hij als een veldheer te paard zicht blijft houden op het doel. Het doel is: theo-logie te bedrijven op academisch niveau, maar dan zo dat de samenleving daardoor tot in haar grondvesten beroerd wordt. Als het doel is bereikt, is de oorlog ineens over. Net zo plotseling als in de maatschappij de polarisatie van de koude oorlog ineens over is. Maar daarmee is het nog geen vrede. In zijn Leidse jaren, al schrijvend zoekend naar een nieuwe balans tussen debat en inkeer – een fascinerend proces in aquarel neergezet – moet de hoogleraar Ter Schegget meedenken over de positie van de theologie in het academisch milieu. Opnieuw een strijd waar hij voor gaat. Nu niet voor zijn eigen positie, maar om de positie van de theologie als zodanig. Een gevecht op andere fronten, maar zeker niet makkelijker. En dat laten ze hem in Leiden weten. Eindigen zijn laatste jaren als emeritus in het grijs? Dat lijkt zo. Die jaren kennen zijn verslagenheid en zijn stilte. Maar in diezelfde jaren breekt onverwachts opnieuw zijn passie door. En zie, hij schrijft zijn boek over de Bergrede als een lied dat Jezus zingt met het oog op ontredderde mensen, door zijn tranen heen. Inderdaad: Een hart onder de riem.

Intussen sta ik als lezer van deze biografie in het midden van het panorama. Dat midden heeft de biograaf niet opge-vuld. Dat kan hij niet en dat moet hij ook niet doen, want daar in dat midden beleef ik de momenten, waarin ik zelf Bert heb ontmoet en die momenten zijn door derden niet te beschrijven. Ik denk aan het moment waarop Bert, in een kritieke situatie, de aks van zijn argument heft en feilloos de nerf vindt, waarop hij het hout klieft. Je zal het hout maar zijn. En ik denk aan een heel ander moment, het moment waarop hij even de hand op je knie legt en je laat voelen hoe zeer hij weet dat de mens slechts vlees is. Voor wie dat ervoer, was zijn compassie een voedende bron. Wie heeft mij ooit zo zijn hardheid laten voelen als hij, lachend, snierend, exuberant in zijn metaforen, en tegelijk pijnlijk raak. En wie is mij ooit zo nabij gekomen als hij, ter zake en teer tegelijk? Zo nabij – zonder zich zelf te beschermen. Pas toen hij er niet meer was, begon ik te begrijpen dat deze drift en deze tederheid beiden gelijkelijk in hem werkten. De theoloog in hem kon je eenvoudig de kritiek niet besparen en tegelijk kon hij je zijn vertrouwen niet onthouden.

Dick, zonder het panorama, dat jij rondom dit midden opgericht hebt, zou de herinnering voor veel mensen weg zak-ken, als een hoofd op Paaseiland. Jouw werk echter geeft aan de herinnering vleugels. En de vlucht begint nu pas. Ik verwacht dat door jouw boek twee dingen op gang komen: 1. de opleving van de studie van de theologie van Ter Schegget, en 2. De hartstocht om te blijven zoeken naar het ware gezicht van Bert. Dat maakt jouw boek los, Dick! Mijn grote dank!

Maarten den Dulk

E.D.J. de Jongh, Vloeken en bidden om een nieuwe aarde. De dagen van Bert ter Schegget. Hilversum 2010

Auteur is emeritus predikant (PKN) en was hoogleraar praktische theologie in Leiden.