Beginnen bij de kus – Eberhard Jüngel blikt terug op vijftig jaar theologie

logo-idW-oud

 

BEGINNEN BIJ DE KUS Eberhard Jüngel blikt terug op vijftig jaar theologie

Het is een voorrecht om predikant te zijn in een gemeente, waar je in de middagdiensten in alle rust de Heidelberger Catechismus behandelen kunt. Terwijl ik bezig was met zondag 1, ontdekte ik eigenlijk voor het eerst hoezeer hier vanuit de verlossing in Christus gedacht wordt. Deze wordt zozeer centraal gesteld, dat zelfs (de orde in) de triniteits-leer ervoor wordt aangepast. Wat is uw enige troost in leven en in sterven? ‘Dat ik het eigendom ben van Jezus Christus, (…) die mij zo bewaart, dat zonder de wil van mijn hemelse Vader geen haar van mijn hoofd vallen kan (…) en mij door zijn Heilige Geest verzekert van het eeuwige leven.’ In het centrum van alles staat Christus. Zelfs de Vader en de Geest (laat staan de wereld en ik zelf) moeten zich schikken naar en na de Zoon. Het is in de theologie eerst christologie, dan patrologie en dan pneumatologie.

Ik moest daar weer aan denken, toen ik in de ‘memoires’ van Eberhard Jüngel las: ‘Theologie moet beginnen bij de kus’. Van Jüngel verscheen onlangs een uitvoerig interview in druk.1 Je moet natuurlijk een beetje fan zijn om zoiets aan te schaffen. Het is wel een beetje een uitgave voor de liefhebber die benieuwd is naar Jüngels terugblik op vijftig jaar leven en werken. Jüngel, die gewoonlijk zeer terughoudend was in het verstrekken van autobiografische feiten en verhalen, vertelt hier allerlei over zijn levensloop en denkweg. Over zijn jeugd in Magdeburg, zijn theologiestudie, de DDR-tijd, zijn promotie bij Ernst Fuchs, zijn publicaties, hoogleraarschappen in Zürich en Tübingen. Maar het gaat ook over heden en toekomst, de oecumene, de interreligieuze dialoog en de secularisatie. De liefhebber leze het zelf na.

Het gaat mij nu om een paar punten, die breder van belang zijn. Dan heb ik het over bovengenoemde kus. Jüngel vertelt over de opkomst van de ‘christologie van beneden’ en dat hij daar niets mee kan, en dan zegt hij: “‘Es war, als hätt’ der Himmel, die Erde still geküsst’, staat in een gedicht van Von Eichendorff. Van deze kus moet men uitgaan, daar waar hemel en aarde elkaar kussen.” Niet uitgaan van een beneden dat nog een Boven moet zoeken en bereiken, niet van een steriel Boven dat de aarde nog moet zien te bereiken, maar aarde en hemel zijn slechts te begrijpen vanuit het punt waar ze elkaar raken, in Christus, de kus.

Toen ik het hoorcollege over de ‘prolegomena van de dogmatiek’ bij Jüngel volgde, leerde hij over de opbouw van de dogmatiek, dat er geen reden is van de traditionele, heilshistorisch-trinitarische volgorde af te wijken. Eerst de Vader en de schepping, dan de Zoon en de Verzoening en tenslotte de Geest en de Voleinding. Laat de creativiteit maar blijken in de inhoud, niet in de opbouw, hield hij ons voor. Maar zakelijk kan alles slechts beginnen bij de kus. Had de hemel de aarde niet gekust, dan was er helemaal geen theologie. Alle theologie begint daar, ook als ze zegt iets anders te doen, want als het raken van hemel en aarde niet aan alles vooraf gaat, valt er theologisch helemaal niets te denken.

Wie bij de kus begint, begint ook bij de Schrift, de verzameling teksten die van de kus getuigt. Jüngel signaleert dat de huidige systematische theologie die niet meer bij de kus begint, abstract dreigt te worden. Het construeren van een theologisch systeem lijkt een doel in zichzelf te worden. Het constructivisme viert in de dogmatiek (die niet voor niets ‘systematische theologie’ moet heten) hoogtijdagen. De Schrift wordt er dan hooguit als illustratiemateriaal nog bijgehaald. Jüngel is van mening, dat wat dat betreft de exegese en de dogmatiek zich in omgekeerde richting ontwikkeld hebben. De exegese was pakweg veertig jaar geleden vuurbang om theologische conclusies te trekken. Zij bleef bij het benoemen van de diepe kloof die toen en nu van elkaar scheidt. De huidige exegese neemt echter voortdurend beslissingen, die in wezen theologisch zijn, tot in de vertalingen toe. Jüngel denkt dan wellicht aan de ‘Bibel in gerechter Sprache’. Wij kunnen ook denken aan de NBV, waarin allerlei beslissingen genomen worden, die in wezen voorbehouden moeten blijven aan de theoloog en de prediker. Terwijl de exegese zo steeds meer de theologie inkomt, beweegt de dogmatiek zich in omgekeerde richting. Daarin speelt de Schrift steeds minder een rol.

Wie bij de kus begint, begint bij de Schrift en dan ook bij de kerk, de gemeenschap die de kus heeft waargenomen. Toen Gott als Geheimnis der Welt in 1977 verscheen, kon het boek gelezen worden als een dogmatiek die juist wat minder ‘kirchliche Dogmatik’ wil zijn, en aansluiting zoekt bij het algemene discours van wetenschap en filosofie. On-getwijfeld is het ook een van Jüngels verdiensten dat hij Barths dogmatiek vertolkt heeft in een algemener wijsgerig taalveld.

Maar als je nú Jüngel leest, valt op hoe klassiek zijn theologie-opvatting is wat betreft de verbinding van Schrift, kerk en dogmatiek, en hoe vreemd die opvatting eigenlijk klinkt in de huidige Nederlandse context. Als je nu Jüngel leest, valt op hoezeer het alles ‘consequente exegese’ blijft. Dat moet dogmatiek volgens hem zijn, exegese die de beteke-nis van de Schrift consequent doordenkt in relatie tot de hedendaagse filosofie, kerk en cultuur. En het valt op hoe kerkelijk alles blijft. Jüngel noemt het feit dat de huidige Duitse theologie-studenten steeds minder uit de weg kunnen met kerkelijke theologie, maar ziet dat juist daarom de theologie ook haar kritische functie ten opzichte van de kerk verliest. Dat hij zelf alle jaren door is blijven voorgaan in kerkdiensten en werk heeft gedaan voor de theologische commissies van de EKD, is geen toevalligheid, maar heeft alles met de kus te maken. De kus verbindt ook theologie en kerk op zo’n manier, dat ze allebei vrij worden.

In Nederland komt zo’n type theologie tegenwoordig direct terecht in de hoek van het kerkelijke, het provinciale. Ter-wijl het wegens zijn universele claims en zijn niveau thuis hoort in de openbare universiteit.

Het lezen van de memoires van Jüngel laat zo dit gevoel achter: dit soort theologie is aan het verdwijnen. De syste-matische theologie verwijdert zich van de Schrift, de theologie van de kerk. Juist daarom verliest de theologie aan niveau en wordt zij minder maatschappelijk relevant. De kus is uit beeld, en waar de kus verdwijnt, verdwijnt alles. De memoires van Jüngel sporen aan opnieuw te beginnen bij de kus.

Willem Maarten Dekker

1 Eberhard Jüngel, Die Leidenschaft, Gott zu denken. Ein Gespräch über Denk- und Lebenserfahrungen, Zürich: TVZ 2009, 84 pag.