Omdat God zwijgt, moet de mens spreken?

logoIdW

OMDAT GOD ZWIJGT, MOET DE MENS SPREKEN?

Minstens sinds de verschrikkingen van Auschwitz is ‘het zwijgen van God’ een belangrijk thema in de Europese literatuur, kunst, filosofie en theologie. Om het thema aan te duiden worden nogal eens termen door elkaar gebruikt, zodat het kan gaan over het zwijgen, de dood, de afwezigheid en de verborgenheid van God, de Godsverduistering enzovoorts. Dat is enerzijds niet erg precies, anderzijds is het wel duidelijk dat het hier steeds om hetzelfde probleemveld gaat. Áls God er al is, dan lijkt Hij zich eerder passief dan actief tot onze leefwereld te verhouden.

De laatste tijd lijkt het evenwel, alsof deze thematiek wat uit beeld raakt. Het evangelische christendom heeft er eigenlijk niks mee, maar wil juist de aanwezigheid van God uitroepen en zo nodig in haar praise present stellen. Over ‘present stellen’ van ‘het heilige’ gaat het ook in publicaties vanuit mainstream protestantse hoek. Het missionaire revival is geen vruchtbaar milieu om over de afwezigheid van God te kunnen nadenken, en de neo-orthodoxie, die tamelijk apologetisch ingesteld is, heeft er ook weinig oog voor. Kortom, de thematiek lijkt iets van de jaren zestig tot negentig.

Toch is het maar de vraag of dat zo is. We leven óók in een tijd waarin we menen te kunnen geloven in een ‘god die niet bestaat’. Misschien kunnen we daarom beter zeggen dat de theologie van de dood van God, als ze al voorbij is, aan haar eigen succes ten onder gegaan is. Ook buiten kerk en theologie gaat de thematiek door. Ik denk dat veel postmodern-wijsgerige manieren om God ter sprake te brengen, inhoudelijke continuïteit vertonen met het spreken over de afwezigheid van God in de theologie na WOII. Het is een zich bezinnen op ‘God na de dood van God’. De ingrijpende beslissingen van de filosofie van de 19e en 20e eeuw worden daarin niet ontkend, maar verondersteld. Onlangs kreeg ik een nummer van Filosofie Magazine in handen, waarin de ’20 beste ideeën van de filosofie’ werden gepresenteerd. Eén daarvan was: ‘God is dood’ (Nietzsche). Als God daarom weer ter sprake komt, is het niet midden in het leven, maar aan de grens, voorbij wat wij zeggen kunnen, wat wij denken kunnen, zelfs voorbij het zijn. Maar is dat niet een afwezige God?

Welbeschouwd is het zwijgen Gods dus nog steeds een beslissend thema in onze cultuur. Daarom is het mooi dat er nu ook weer een boek ligt, dat echt een bijdrage aan deze thematiek is. Ik bedoel het boek ‘De zwijgende God’ van de oudtestamentici Marjo Korpel en Johannes de Moor. Hierin gaan zij heel precies na hoe ‘het zwijgen van God’ ter sprake komt in teksten uit het oude Nabije Oosten én in het Oude Testament. Om aan te kunnen duiden waarin het zwijgen van de antropomorfe God van de Bijbel anders is dan dat van mensen, vragen zij zich bovendien af wat er gezegd kan worden over het zwijgen tussen mensen, en over het zwijgen van mensen tegenover God / de goden (hoofdstuk 3 en 4). Daarna wordt besproken hoe de goden eigenlijk verondersteld worden te communiceren met de mensen, en hoe de God van Israël dit doet (hoofdstuk 5). Pas daarna, in hoofdstuk 6, komt dan de eigenlijke thematiek, namelijk het zwijgen van God/de goden ter sprake, dat nu ook veel beter uit de verf komt. Geconcludeerd wordt onder meer ‘dat goddelijke zwijgzaamheid niet een erg belangrijk thema was in de wereld van de Bijbel. De huidige actualiteit van het thema moet vooral gezien worden als een product van onze moderne tijd.’ (p. 248) Als er dan toch – zelden – over het zwijgen van God gesproken wordt, leidt dit niet tot fatalisme, maar blijft de gelovige ermee worstelen, juist omdat horen en spreken wezenlijk geacht worden voor de God van Israël. Uit het vele en gedetailleerde dat het boek over het thema meldt, noem ik nog de intrigerende conclusie, dat de redenen voor het zwijgen van mensen en van God niet helemaal gelijk zijn. Mensen kunnen zwijgen vanwege overtredingen, uit angst, vanuit geduld/wijsheid, vanuit onvermogen, en omdat zij slapen. Bovendien is er een onbegrijpelijk menselijk zwijgen. Van JHWH worden veel dezelfde redenen gegeven als oorzaak van Zijn zwijgen, maar Zijn zwijgen komt nooit voort uit angst. Dit stelt een duidelijke grens aan het antropomorfe spreken over God en Zijn emoties. De emotionele God van de Bijbel kent geen angst.

Korpel en De Moor beperken zich in dit boek niet tot hun eigen specialisme. In het eerste hoofdstuk bespreken zij hoe het zwijgen van God naar voren komt in de hedendaagse literatuur, kunst, filosofie en dogmatiek, en in het laatste hoofdstuk trekken zij conclusies met het oog op het dogmatische spreken over God en de kerkelijke verkondiging. Deze stappen zijn toe te juichen. We hebben naast de noodzakelijke specialisatie ook behoefte aan publicaties, die integrerend werken. Natuurlijk heeft het ook risico’s. Zo meent dr. G. van Ek dat de auteurs een belangrijk exegetisch inzicht, namelijk dat we een onderscheid moeten maken tussen ‘karakteristieke’ en ‘niet-karakteristieke’ eigenschappen van God in wezen ‘funderen’ op het systematisch-theologisch standpunt dat ik in mijn dissertatie verdedigd heb.1 Ik heb inderdaad een onderscheid gemaakt tussen twee soorten eigenschappen van God. In leven, genade en spreken is God zichzelf. Het tegenovergestelde daarvan, dood, toorn en zwijgen, kenmerkt Hem ook, maar daarin is Hij niet zichzelf. Ik heb het boek van Korpel en De Moor echter niet zo gelezen, dat zij zich van mijn onderzoek afhankelijk hebben gemaakt. Hun onderzoek kan op eigen benen staan, maar zij ontdekten iets dat lijkt op wat ik betoogd heb: het zwijgen hoort echt bij God, maar het is niet gelijkwaardig aan Zijn spreken, en ook geen vorm van spreken. Die overeenstemming van exegetische en dogmatische inzichten noteren zij gaarne – en ik ook, al heeft hun gebruik van het onderscheid een andere spits dan het mijne.

In de epiloog, waar de consequenties voor dogmatiek en verkondiging getrokken worden, luidt nu een belangrijke conclusie: “Het zwijgen van God zou weleens veroorzaakt kunnen worden door de traagheid van mensen, zelfs wanneer zij over alle middelen beschikken om zelf te doen waarvoor zij bidden en weten wat God in het verleden heeft gezegd. Hij verwacht actie van zijn volgelingen.” (p. 255) Diverse joodse denkers worden aangehaald ter ondersteuning van de definitieve conclusie die kan worden samengevat met een citaat van Charles Wackenheim: ‘Als God zwijgt moeten mensen spreken.’ (p. 260) Dat geldt dan ook voor de omgang met Auschwitz: ‘Als het nu zo is, dat van mensen gevraagd wordt het woord van God te spreken, dan kan de kwellende vraag waarom God zweeg tijdens afgrijselijke misdaden zoals genocide, maar bovenal de Shoah, teruggebracht worden tot de vraag waarom zó weinig gelovigen publiekelijk protest aantekenden tegen dit barbarisme.’ (p. 276) Het probleem van het zwijgen van God zegt dus maar heel weinig over God. Het is een diskwalificatie van de mens, die zijn roeping verzaakt. Dat lijkt me een belangrijke en noodzakelijke correctie op het spreken over de zwijgende God, dat soms gepaard gaat met een passief mensbeeld: God moet alles doen, maar Hij doet niks, en dus is het ellendig, en dat moet zo blijven zolang God het wil. Dan wordt het zwijgen van God misbruikt om de eigen verantwoordelijkheid te ontlopen. De auteurs leggen daar terecht de vinger bij. Anderzijds, hun reactie vind ik het ook een reductie van het probleem. Hoe kunnen zijn volgelingen van God blijven getuigen, als zij de fundamentele ervaring hebben dat God zelf zwijgt? Wat zegt die Godservaring over God zelf? Je kunt jezelf ook niet aan je haren uit het moeras trekken. Je kunt de dominante ervaring van Gods zwijgen niet bezweren door luidop over Hem te spreken. Toch komt de ‘oplossing’ zo een beetje op mij over. In dat opzicht sluit dit boek vanuit bijbels-theologisch gezichtspunt goed aan bij de trend die ik aan het begin benoemde. Ik zou zeggen: alleen in Europa na Auschwitz kón de vraag naar Gods zwijgen zó opkomen, maar dat wil niet zeggen dat op die manier niet iets wezenlijks over God ontdekt is. Daarin had mijn onderzoek een andere spits: het is goed om tegenover oude en nieuwe vormen van ‘theïsme’ tot in de godsleer echt ruimte te maken voor het zwijgen Gods.

Het zou boeiend zijn om het onderzoek van dit boek nog eens grondig te herhalen vanuit het Nieuwe Testament, dat nu slechts aan de rand voorbijkomt. Dan denk ik aan het zwijgen Gods op Golgotha, dat tegelijk Zijn diepste spreken is. In het ‘dialectische’ wezen van Christus als de Gekruisigde én Opgestane ligt geloof ik de hermeneutische sleutel voor het verstaan van Gods zwijgen en spreken vandaag. God is de dynamische, zo je wilt ‘historische’ eenheid van spreken en zwijgen ten gunste van een steeds hernieuwd spreken. Van dat (her)scheppende spreken van God is de mens voor zijn wezen en toekomst helemaal afhankelijk. Dat is nog iets meer dan dat God ‘actie van ons verlangt’.

Willem Maarten Dekker

N.a.v. Marjo Korpel en Johannes de Moor, ‘De zwijgende God’, Vught 2011. Dit is een bewerking voor breder publiek van de oorspronkelijke Engelse wetenschappelijke uitgave ‘The Silent God’ (Leiden 2011).

1    G. van Ek, ‘De zwijgende God’, Theologia Reformata 55 (2012), 2, 184-189 met verwijzingen.