Inleiding bij de presentatie van de preekbundels van Miskotte

logo-idW-oud

 

INLEIDING BIJ DE PRESENTATIE VAN DE PREEKBUNDELS VAN MISKOTTE

(Kampen, 18 april 2008)

Een vriend van me had me er nog zo voor gewaarschuwd: ‘Doe het niet’. Ergens op het wereldwijde web, op de site van de EO nota bene, waren geluidsfragmenten van K.H. Miskotte te vinden. Ik was daar al langer van op de hoogte, maar wat het was, dat weet ik niet precies, op een of andere manier kon ik mij er nooit goed toe bewegen om daarnaar te luisteren. Was het een afkeer van of juist de neiging tot idolatrie die mij dat verhinderde – het zou eens tegen kunnen vallen – maar mijn vriend was resoluut: ‘Luister maar niet want jij ‘doet’ Miskotte beter dan hij het zelf kan’. In deze ijzige stilte verklaar ik mezelf graag nader. De viva vox van de oude meester heb ik nooit gehoord. Toch klonk de imitatio ervan regelmatig in de koffiekamer van de Leidse faculteit waar wij weer aan de voeten zaten van diens leerlingen Ter Schegget en Van Gennep. Met name in elkaars nabijheid, ongetwijfeld aangesticht door hun licht competitieve vriendschap, steeg deze imitatiedrift tot grote hoogten waarbij ik me zelfs herinner hoe Ter Schegget demonstreerde hoe men op de kansel van de Willem de Zwijgerkerk kan wandelen met God. Maar zelfs in de gestalte van de farce waarin, zoals bekend, een geschiedenis zich ten tweede male hult, werd een hoogheilig moment geëvoceerd. Het geschiedde daar waar het stamelen begon en het lachen gaandeweg bestierf. Daar waar de olijke ogen der imitatoren iets ingekeerds kregen omdat – naar ik vermoed – zij wederom gegrepen werden door de waarheid die blijkbaar zelfs aan het gewaad van de pastiche genoeg heeft. Het is vergelijkbaar met die andere grap die deze twee eindeloos met elkaar herhaalden, die van de imitatie van de Indische tante die de jonge Van Gennep in de Haagse tram toeriep: ‘Ted, hou jij ook zoveel van je Heiland’ en het zou ook nog wel eens diezelfde kern kunnen zijn die de preken van Miskotte plotsklaps – in heel dat plaatsvervangende discours dat hij hield met ongeveer alle levensbeschouwingen en denkbare mogelijkheden – ten principale eenvoudig maakt. Het is een noodlottig misverstand waaraan hij ook wel leed, te denken dat de preken van Miskotte ingewikkeld zijn. Ze zijn zo eenvoudig als de simplicitas Dei zelve.

Zo kwam ik ertoe om – mogelijk ook in deze dagen waarin profeten schaars zijn en mantels blijven liggen – om als een soort Saul te Endor heel af en toe mezelf en omstanders te trakteren op wat inmiddels een derdehands Miskotte is geworden en toegegeven, af en toe wel gevaarlijk dicht bij Jan Wolkers komt die zich verbaast over al dat moois in zijn achtertuin.

Wat ik maar wil zeggen: vandaag wordt deze ban opgeheven. Ik ben nog onkundig van enige audiovisuele adstructie in de workshops, maar in ieder geval wordt ons vandaag Miskotte uit eerste hand gegeven. Een reden voor grote vreugde en voor mij aanleiding om mezelf eindelijk – al was het alleen maar in therapeutische zin – fragmenten uit preken en interviews met Miskotte toe te staan. Ik kan u melden: Miskotte doet Miskotte écht beter.

Vandaag zal – naar ik vurig hoop – in alle toonaarden over de preken van Miskotte gesproken worden. Op dagen als deze – zo weet ik – is ook het verlangen dominant zo snel mogelijk kennis te nemen van deze belangrijke editie van het Verzameld Werk, al wil ik u er op attent maken dat Rinse voor het brevieren daarvan belangrijke aanwijzingen zal geven. Toch wil ik u zeggen dat ‘was mir nicht aus dem Sinn kommt’. Het is niet minder dan een heimwee en een diep verlangen naar preken als deze. Natuurlijk, hier behoudt de parodie zijn relatieve recht, zo kan het vandaag niet meer en wijzen, wijzer dan wij vertellen in verstandige boeken hoe het dan wel moet maar deze preken raken mij, onmiddellijk en voor een groot deel ook intuïtief. Toch – te vrezen is dat ook ik theoloog ben – valt er nog iets meer over te zeggen. Jan de Vlieger ontlokte mij het onderwerp: ‘Wij irriteren de mensen mevrouw’. Dat is – alweer een aantal jaren terug – de titel waaronder ik een lezing hield over de brieven van Miskotte. Dat is waar en dat blijft onverkort van gelding voor de preken van Miskotte. Wat hij doet, is en blijft een waagstuk. Zeker in zijn jongere jaren wijkt hij geen duimbreed van wat hij ontdekt heeft als ‘het eschatologisch geladen gehalte van het Evangelie’. In een lezing, gehouden in 1926, getiteld ‘het evangelie en de burgerij’ werkt hij dit gegeven breed uit. In de veilige academische setting van Groningen en voor even bevrijd uit het benauwde Meppel, schetst hij trefzeker hoe de prediking eigenlijk een godsonmogelijke zaak is. De prediker heeft ontdekt hoe het Evangelie in alle delen kerugma is, maar voor hem zit de welvoldane burger, de middenstander, zonder enige dorst naar het absolute. Het kan niet anders of elk bijbels kernwoord krijgt haar burgerlijke Umdeutung en zo is het onvermijdelijk dat ‘bij elke prediking, die enigszins hout snijdt, de controversen moeten smeulen tussen kansel en banken’. Men kan zeggen dat Miskotte dit adagium zijn leven lang trouw is gebleven. Hier staat iemand die niet bang is, al is dat ook niet helemaal goed gezegd. Hij lijkt zich niet eens bewust van enige angst maar deelt stamelenderwijs iets van zijn verwondering uit van wat hemzelf als bevrijdend bericht van alzo hoge en daarom ook vanuit de laagte en de diepte heeft bereikt. Dat doet hem stokken en heeshoog en enigszins geaffecteerd fluisteren en wij houden onze adem in. Maar dat kan eigenlijk alleen maar gebeuren omdat hij ook dat andere adagium trouw blijft dat hij in diezelfde lezing formuleert. Men zal dus niet met Kierkegaard de verachting van de massa delen. Nog in het befaamde interview met Puchinger zal hij deze inzet bevestigen: ‘Men moet, dacht ik, de harten ook niet kwellen, door ze op te jagen, die trage, maar ook moede mensen’. De prediker moet, zo klinkt het weer in 1926, prediken als burger tot burgers. Het is naar mijn smaak precies deze combinatie die de preken van Miskotte tot een gebeurtenis maken. Er is enerzijds een volkomen angstvrij spreken waarbij het haast niet anders kan of de controverse en de irritatie wordt gewekt. Anderzijds treft dit spreken primair de burger, de heiden, de jood, de christen, de atheïst en ongelovige Miskotte zelf. Hij moet zichzelf er gedurig van overtuigen dat het waar is, dat het echt waar is. Op de kansel staat de priester, de herder die de zijnen kent omdat hij zichzelf kent. Dát is het geheim dat ons in de stem, en zelfs in de imitatio tegemoet komt. Daarvan koesteren wij de echo in het boek van vandaag.

Evert Jan de Wijer