Jhumpa Lahiri. De naamgenoot – The namesake, 2003

logo-idW-oud

 

Jhumpa Lahiri. De naamgenoot – The namesake, 2003

Jhumpa Lahiri is een jonge Indiaas-Amerikaanse schrijfster. Voor haar eerste boek, de verhalenbundel “Een tijdelijk ongemak” (Interpreter of maladies) uit 1999, kreeg ze verschillende prijzen, waaronder de Pulitzer Prize. Nu is haar eerste roman verschenen: De naamgenoot.

Lahiri is opgegroeid in een plaatsje in Rhode Island en woont nu in New York. In een interview zegt ze dat het altijd moeilijk voor haar is geweest dat ze zich meer thuisvoelde in haar omgeving dan haar ouders. Hoewel het woord “integratie” bij mijn weten niet in haar werk voorkomt, is integratie met alles wat daarbij komt kijken misschien toch wel haar belangrijkste onderwerp. Tegelijkertijd wil ze dit onderwerp op een universeler plan brengen: wie heeft zich nooit ergens een outsider gevoeld?

In De naamgenoot staan twee generaties “nieuwkomers” tegenover elkaar. In 1967 voegt de 18-jarige Ashima zich bij haar kersverse echtgenoot Ashoke in Cambridge/Boston. Hun huwelijk was door de ouders geregeld. Toen Ashima haar toekomstige man voor het eerst zag, introduceerde diens vader hem met de woorden : “Hij is in Boston gepromoveerd op een proefschrift over vezeloptiek.” Ashima wist niet waar Boston lag en van vezeloptiek had ze evenmin ooit gehoord.

In 1968 wordt hun zoon geboren en om hem voelt Ashima zich gedwongen zich onder de mensen te begeven, wat ze dan ook plichtsgetrouw doet. Ashoke maakt carrière, hij wordt universitair docent en een gewaardeerd medewerker. Het gezin leeft in een zekere welstand. Hun vrienden zijn echter allen van Bengaalse afkomst, Ashima kookt elke dag Indiaas, ze draagt sari’s en ze heeft een stip op haar voorhoofd.

Hun huwelijk is gearrangeerd, maar – en daar legt Lahiri ook in ander werk de nadruk op- dat betekent niet dat zo’n huwelijk per se ongelukkig moet zijn. Als Ashima vijftig is en ze, nu haar echtgenoot is overleden, besloten heeft 6 maanden van het jaar in India en 6 maanden in Amerika te wonen, vraagt ze zich niet langer af ” hoe het geweest zou zijn om eerst verliefd te worden in plaats van na jaren, om maanden of jaren te hebben voor een beslissing in plaats van een middag, de tijd waarin zij en Ashoke besloten met elkaar te trouwen.”

De hoofdpersoon in De naamgenoot is hun zoon, Gogol. Hij lijkt zich, als jongeman, prima aan te passen aan de Amerikaanse leefstijl. Hij doet dit echter door met de rug naar zijn afkomst en zijn ouderlijk milieu te gaan staan. Ze kunnen geen belangrijke rol meer spelen in zijn leven.

Voor het zover is moet hij zich echter bevrijden en dat doet hij symbolisch door zijn gehate naam af te leggen en een nieuwe aan te nemen.

Toen hij tien was, realiseerde hij zich dat hij de enige was die Gogol heette. Later wordt het hem duidelijk dat het ook nog een achternaam is. Hoe kun je ooit een afspraak maken met een meisje, als je zo’n naam hebt! Op de middelbare school komt hij er tijdens de literatuurlessen achter wat een zonderling de Russische schrijver Gogol was. Hij weigert het als huiswerk opgegeven verhaal De mantel te lezen: te veel eerbetoon voor zijn naamgenoot! Hoe hebben zijn ouders hem kunnen vernoemen naar zo’n vreemde, labiele figuur, die zijn leven lang ongelukkig is geweest? “Je vergeet te vermelden dat hij ook een genie was,” zegt zijn vader. Zijn ouders stribbelen echter niet tegen als hij zijn naam officieel wil laten veranderen als hij achttien is. “In Amerika is alles mogelijk. Ga je gang maar.” Zijn zusje neemt het hem wel kwalijk en niet alleen voor haar zal hij altijd Gogol blijven.

Gogol wordt Nikhil, maar op het moment dat hij zijn naam verandert, kent hij de ware geschiedenis van zijn naamgeving nog niet. Toen Gogol 14 jaar werd, heeft Ashoke een poging gedaan hem het verhaal te vertellen. Hij doet Gogol De mantel in prachtuitgave cadeau. Gogol weet dat dit een boek is van de lievelingsschrijver van zijn vader en hij maakt duidelijk dat hij aan verdere uitleg geen behoefte heeft. Het boek verdwijnt achterin de boekenkast. Veel later, als Gogol al studeert in een andere stad en op een keer twee uur te laat met de trein arriveert, is voor Ashoke het moment gekomen zijn zoon eindelijk te vertellen waarom ze hem Gogol hebben genoemd. Hij vertelt wat hem 28 jaar geleden is overkomen. Hij is op 22-jarige leeftijd als door een wonder gered na een treinramp. De reddingsploeg dacht dat er geen overlevenden waren, totdat iemand opmerkte dat er een hand met daarin een blaadje bewoog. Ashoke, die zwaar gewond was, moest een jaar lang revalideren. Het verhaal dat hij las in die bewuste nacht was De mantel van Gogol. De geboorte van zijn zoon is het tweede wonder dat hem overkomt en als blijkt dat ze het ziekenhuis niet kunnen verlaten voordat het kind een naam heeft, komt spontaan de naam Gogol bij Ashoke op.Het was de bedoeling dat de grootmoeder van Gogol vanuit India de naam, die haar kleinzoon moest dragen, bekend zou maken, maar de brief met de naam daarin was niet aangekomen.

Gogol is met stomheid geslagen, hij is kwaad en beschaamd nu hij alles weet. Maar Ashoke stelt hem gerust: Gogol herinnert hem niet zozeer aan die nacht als wel aan alles wat erna is gebeurd. Veel later, als Gogol/Nikhil in sophisticated Newyorkse kringen verkeert, komt het gesprek bij vrienden op het geven van namen. Hij wordt voor het blok gezet en moet vertellen dat hij zijn naam heeft veranderd en hoe hij aan zijn oorspronkelijke naam is gekomen. Van het laatste vertelt hij maar de helft, maar hij realiseert zich heel scherp dat de mensen onder wie hij verkeert nooit zoiets “impulsiefs, zo naiefs, zo onhandigs gedaan zouden hebben als zijn ouders.”

In 1994 gaat Gogol in New York op een architectenbureau werken. Hij wordt verliefd op een meisje Maxine, maar niet alleen op haar, ook op haar ouders en haar omgeving, op het losse, onconventionele milieu, waar onder het genot van vele glazen wijn gepraat wordt over kunst en literatuur. De ouders van Maxine eisen niets van hun dochter, maar heel vanzelfsprekend respecteert ze hun smaak en gewoonten, tracht ze zelfs haar ouders te evenaren. “Er is geen sprake van de irritatie die hij in het contact met zijn ouders voelt.”

Gogol realiseert zich, als hij waarneemt hoe de ouders van Maxine met elkaar omgaan, dat hij “nooit een moment van fysieke genegenheid tussen zijn ouders heeft gezien.” Gogol voelt zich als een vis in het water in zijn nieuwe omgeving, maar hij slaagt er niet in Maxine binnen te voeren in het milieu waaruit hij is voortgekomen en hij doet daar ook nauwelijks zijn best voor. Daardoor is Maxine niet in staat om ook maar op enigerlei wijze verband te leggen tussen Gogol en de levensgewoonten van zijn ouders.

Als zijn vader plotseling overlijdt, wordt hij hardhandig teruggeplaatst in het ouderlijk huis bij zijn moeder en zusje, waar hij zich overgeeft aan de rouwceremoniën zoals hun cultuur die voorschrijft. Hij neemt niet de moeite Maxine uit te leggen wat er gebeurt, zij denkt dat hij graag wil ontsnappen “aan dit alles”. Maar ze vergist zich. Hun verhouding komt ten einde.

Een jaar later komt Gogol, via zijn moeder notabene, in contact met Moushumi, een meisje van Bengaalse afkomst, dat net een fnuikende ervaring in een relatie met een Amerikaanse man heeft opgedaan, die, toen puntje bij paaltje kwam, toch minder respect voor haar afkomst bleek te hebben dan hij eerst deed voorkomen.

Tot hun beider verbazing vinden ze elkaar erg aantrekkelijk. Moushumi had, toen ze 12 jaar was, samen met vriendinnetjes gezworen dat ze nooit met een Bengaalse man zouden trouwen. Nu doet ze dat toch, uit vrije wil, maar niet dan nadat ze zich – zoals Gogol het noemt- “opnieuw zelf had uitgevonden” in een derde taal, in een derde cultuur, die van het Frans, die van Parijs. Bovendien zoekt ze troost bij iemand aan wie ze niets hoeft uit te leggen over afkomst en milieu en die haar de vernedering, in de vorige relatie opgedaan, kan doen vergeten.

Voor Gogol blijkt Moushumi de ideale geliefde te zijn, maar Moushumi zelf, hersteld van haar kwetsuren, vindt hun leventje samen niet spannend genoeg. Pas als ze het hebben van een echtgenoot combineert met het hebben van een minnaar, voelt ze dat deze complexiteit haar leven een stevige structuur geeft. Gogol, op zijn beurt, is hoe langer hoe minder gecharmeerd van de relaxte levensgenieters met wie ze omgaan. “Ze verzamelen mensen om zich heen en geven etentjes.” Ze zweren bij een bepaalde slager en een bepaald soort koffieapparaat. Op een onverwacht moment wordt het duidelijk dat Moushumi een verhouding heeft.Hun huwelijk is over.

Als Ashumi haar huishouden opbreekt, is het weer een jaar later. Gogol is 33, hij heeft een nieuwe baan. De verbijstering en de woede over zijn verbroken relatie zijn geluwd, maar een gevoel van mislukking is gebleven. Het was hem niet gelukt “zichzelf uit te vinden”. Bij het opruimen van zijn oude kamertje vindt hij De mantel. De mantel is een 19de eeuws verhaal over het prototype van de buitenstaander, een kantoorklerk die een eenzaam en armoedig bestaan leidt. Eén dag in zijn leven, als hij de prachtige, warme mantel die hij zich uiteindelijk heeft kunnen veroorloven, aanheeft, voelt hij zich opgenomen onder de mensen. Maar ’s avonds op een donker, koud, luguber plein wordt de mantel hem door schavuiten ontstolen. Gogol is er nu aan toe het versmade boek ter hand te nemen. Zijn moeder zal hem straks roepen voor het afscheidsfeestje, maar : “Voorlopig begint hij te lezen”. Dit zijn de laatste woorden van De naamgenoot.

Jhumpa Lahiri heeft in haar boek verschillende manieren onderzocht en beschreven, waarop mensen “tussen twee culturen” proberen te leven. Het boek gaat over bij wie je hoort, bij wie je zou willen horen en bij wie je misschien toch niet hoort. Het perspectief ligt consequent bij personen met een Bengaalse achtergrond. Het is door de ogen van vooral “de buitenstaander” Gogol dat we naar het Newyorkse milieu kijken.

Een tijdelijk ongemak en De naamgenoot zijn zeer lezenswaardige boeken, niet alleen uit literair oogpunt, maar ook omdat Lahiri van binnenuit laat zien wat “integreren” zoal kan inhouden.

Anthe de Vries-Kopmels