De ‘bijdrage’ van Meijering

logo-idW-oud

 

DE ‘BIJDRAGE’ VAN MEIJERING

In het bescheiden debat over anti-judaïsme in de theologie in In de Waagschaal (nr. 11) heeft nu ook Meijering zich gemengd (nr.13). Of toch niet? Dat hij in IdW schrijft en vooral ingaat op correlatie (‘in de geest van Miskotte’) suggereert dat mijn stuk aanleiding is geweest. Tegelijkertijd gaat Meijering er hooguit zijdelings op in en kan ik me ook nergens herkennen in zijn stuk. Tegen wie heeft hij het? Ik ben niet ‘kwaad’, laat staan ‘furieus’ over kritiek op het jodendom of over het aanduiden van verschillen tussen jodendom en christendom. Ik ben niet ‘bang’ dat ‘lievelingsideeën’ mij ontnomen worden. Over wie gaat dit dan allemaal wel? Wie spreekt ‘zo gauw over antisemitisme’? Wie voelt zich zo joods? Wie kunnen er niet tegen dat een argument hen uit handen wordt geslagen? Ja, wie vindt eigenlijk dat alleen al omdat het typisch joods is correlatie aanvaard moet worden? Het schrijft en leest allemaal wel lekker weg natuurlijk, maar met een serieuze discussie heeft dit niets te maken.

Belangrijker is dat niet ingegaan wordt op het onderwerp van discussie. Het gaat helemaal niet om kritiek op Israël of om beschrijvingen van het jodendom. Mede – maar niet alleen – daarom gaat de vergelijking met anti-Israël-berichtgeving in de Libanonoorlog totaal niet op. Het gaat ook niet om de argumentatieve kracht van de joodsheid van theologische denkbeelden. Wat in IdW aan de orde is gesteld is hoe in de christelijke theologie omgegaan wordt met het jodendom en of Miskotte – bij zijn onmiskenbare verdiensten op dit gebied, die uiteindelijk ook veel zwaarder moeten wegen dan kritiek – niet ook aanleiding heeft gegeven voor een vertekend, negatief beeld van het jodendom. Deze vraag kwam opnieuw aan de orde door de gewraakte Wassenaarse preek.

In de christelijke theologie komt men niet zelden het jodendom als negatieve grootheid tegen. Op grond van een vaststaande tegenstelling van jodendom en christendom geldt ‘joods’ dan als negatieve typering. Dan gaat het niet om ‘correlatie’ op zichzelf, maar om verbindingen met ‘titanisch humanisme’, ‘antitype van genadereligie’, ‘zelfverlossing’, ‘ethisering’ e.d., waarvan sommige ook bij Miskotte te vinden zijn. (Als men de liberale jood dit eens toevoegt, krijgt men een andere reactie: ‘Jullie godsdienst kent geen genade – de onze wel; jullie willen jezelf verlossen enz.’ Daarover gaat de discussie!) Men maakt in de constructie van de eigen christelijke theologie en het omschrijven van wat ‘echt christelijk’ is, gebruik van de tegenstelling met het jodendom. Het jodendom wordt in dienst genomen en het gaat dan niet om een adequate typering ervan maar om de dienst die het moet leveren: tegenbeeld zijn. Dan gaat ‘joods’ inderdaad functioneren als argument, maar wel negatief. Die negatieve typeringen beïnvloeden vervolgens de exegese van het NT. Allerlei wat wij menen te weten over het jodendom wordt teruggeprojecteerd op Jezus’ gesprekken en Paulus’ brieven. Over deze zaak ging het begonnen gesprek. Daarin kan het ook gaan over correlatie, maar niet alleen en niet in eerste instantie.

Ik ben het ook eens met Meijering: de staat Israël verdient steun en uitingen van antisemitisme vragen onze aandacht en bestrijding. Ik meen verder het sentiment en werkelijke front van Meijering te herkennen en deel dat ook (de volstrekte ethisering van het geloof, het eenvoudig ‘joods’ willen denken bij gebrek aan christelijke identiteit of vanuit anti-traditioneel of anti-dogmatisch sentiment). Ook ben ik het van harte eens met de noodzaak van een gesprek over correlatie. Maar dan wel zorgvuldig en genuanceerd. Meijering gooit alles op een hoop, terwijl het juist op nuances aankomt. Heeft God zich helemaal of gedeeltelijk afhankelijk gemaakt? Hoe hangen geloven en doen samen? Moeten wij iets voor God doen? Wat betekent het verbond?

Ik kan niet verstoord opkijken van die dominee die schrijft dat doen hoort bij inhoudsvol geloof en dat christenen dit van de joden hebben geleerd. Van veel christelijke theologen zal hij weinig te doen leren. Die vinden dat al gauw ‘oppervlakkig’. Ze zijn veel liever bezig met diepzinnigheid waarom we toch maar niet tot het goede komen.

Coen Constandse