Hetzelfde heel anders zien

logo-idW-oud

Hetzelfde heel anders zien

Over Henri Veldhuis, Kijk op geloof. Christelijk geloof uitgelegd, Uitgeverij Boekencentrum, Zoetermeer 2005.

Wat geloof je eigenlijk? Wie wordt niet nerveus van die vraag? Geef daar maar eens woorden aan. Al gauw begint het draaien. ‘Als ik zing, geloof ik het.’ Of: ‘het is niet redelijk uit te leggen, er zijn geen woorden voor.’ We geven graag onze twijfel toe. Achten vragen belangrijker dan antwoorden. Zeker traditionele antwoorden, dogma’s. Wie gelooft daar nog in? Wie durft aan dogmatiek te doen en in klare taal te spreken over de centrale geloofswaarheden?

Henri Veldhuis, predikant te Culemborg heeft dat aangedurfd. ‘Hoofdstuk 1: God’. Wat je van een dominee mag verwachten, doet hij: spreken over God – direct, onbekommerd en onbevreesd. Geen getob over voorvragen (‘kan het wel?’). Hij doet het gewoon. Hulde! In heldere taal geeft hij Kijk op geloof. Een leerboek, een eigentijdse catechismus (52 hoofdstukken). Een populaire – en tegelijkertijd klassieke – dogmatiek. Populair, want gericht op de ‘gewone gelovige’. Begrijpelijke taal, zonder vakjargon, korte hoofdstukken (5-7 p.). Klassiek wil het boek zijn: aansluitend bij de traditie.

Kort overzicht

De opbouw is grofweg die van de traditionele dogmatiek. Eerst de godsleer en –kennis. (hoofdstukken 1-6). Dan schepping, antropologie, zonde en ‘het kwaad’ (7-12). Vervolgens de ‘heilgeschiedenis’ (verkiezing, Israël en vooral Jezus; 13-31). Daarna volgen nog ruim 20 hoofdstukken over diverse thema’s (Paulus, kerk, sacramenten, enkele ethische thema’s waaronder (homo)seksualiteit, andere godsdiensten). Daar bespreekt Veldhuis ook het thema ‘Traditie’. Een centraal hoofdstuk, want Veldhuis’ boek wil een pleidooi zijn voor traditionele christelijke theologie. Zich baserend op de bijbel is de kerk het ware geloof steeds scherper gaan zien en adequater gaan verwoorden. Op enkele punten is nog wel correctie nodig (bijbelvisie, verzoeningsleer) maar de hoofdlijn is duidelijk en bepaalt ook dit boek: God is liefde. Hij heeft ons onvoorwaardelijk lief. We mogen er zijn, mogen ons ten diepste aanvaard weten door God en kunnen daarom met een ferm grondvertrouwen in de wereld staan. Vanuit de liefde wordt het geloof doordacht en dat leidt tot die visie op God als persoon en het geloof als persoonlijke relatie. Dat God liefde is, betekent ook dat iedereen die de liefde kent (en die is algemeen kenbaar), ook God kent (18).

Glashelder

Zo wordt door Henri Veldhuis om met de ondertitel te spreken ‘christelijk geloof uitgelegd’ (inderdaad, zonder lidwoord). Iedere lezer zou zelf een aantal hoofdstukken moeten lezen om zich een oordeel te vormen. Dat oordeel zal wel zeer persoonlijk uitvallen. Ik kan me voorstellen dat het velen aanspreekt. Om zijn klare taal en heldere lijn. Om de problemen die erin worden opgelost of minstens verhelderd. Het geloof wordt begrijpelijk en goed redelijk verantwoord. Je staat ook rationeel sterk als gelovige. Je mag zelfbewust zijn: Geloven is zo gek nog niet! Integendeel, eigenlijk is het het meest redelijke, logische en natuurlijke. Voor sommigen zal het bevrijdend zijn: op een ontspannen toon wordt een vrijere visie gegeven op in meer ‘orthodoxe’ kring beladen thema’s als zonde, verzoening, de bijbel, seksualiteit en geloof en wetenschap. Er gaat bevestiging en geruststelling van het boek uit. Geloof maar braaf! Wees maar dapper christen. Dan ben je op de goede weg. Het christelijk geloof is waar. Lees dit leerboek maar. Het klopt. Als een bus.

Maar mijn geloof – mijn manier van geloven, mijn wijze van spreken – is het niet. Als dit de leer is, ben ik een ketter. Ik zou het – hetzelfde (?!) – zo anders zeggen. Dat is bepaald geen vreugdevolle constatering. Midden in dezelfde kerk geloven we blijkbaar ook al heel verschillend. Is dat dan niet voer voor theologische fijnproevers? Spijkers op laag water? Dat moeten de lezers van dit artikel maar beoordelen.

Ik zou anders spreken. Veel minder stellig, meer stamelend. Daar ben ik niet trots op. Ook missionair heb ik misschien minder te melden. Wat geloof ik eigenlijk? Ik weet het niet zo goed. Maar aarzel wel bij de zo aantrekkelijke boodschap: je mag er zijn. ‘Mens, het is goed dat je er bent.’ Is dat het evangelie? Is dat werkelijk wat God tegen mensen zegt? Waar lees ik dat in de bijbel?

Spreken over God

Het gaat ogenschijnlijk zo gemakkelijk, gladjes, terloops haast over God. Alsof het vanzelfsprekend is! De gewoonste zaak van de wereld. Zo veel er over God gesproken wordt, treft mij al. Maar ook wat er gezegd wordt, hoe ver dat bij het bijbelse spreken vandaan ligt en hoe dichtbij het alledaagse, menselijke spreken. Dat God een persoon is en op relaties uit is, is niet het eerste wat ik over God zou zeggen, maar goed, dat gaat nog. Maar dat God een ‘sterk en integer karakter’ heeft (51)? Dat hij ‘een belangrijk probleem heeft’, dat ‘het niet eenvoudig voor God’ is om zich in menselijke taal te openbaren (25,26). ‘Wij kunnen ons dat moeilijk voorstellen, vooral psychologisch niet: hoe God met ons een gezonde relatie kan hebben en tegelijk alles van ons weet’ (51) ‘God zelf moet er ook voorzichtig mee omgaan [met paranormale verschijnselen, zoals de opstanding].’ (60) Over de verkiezing van Israël: ‘God moet ergens beginnen […] en had bij wijze van spreken ook kunnen beginnen in Nederland of Japan. Zo is het ook vaak met menselijke keuzes. Als je ervoor kiest om komende zomer vakantie te houden in Frankrijk, zijn daarmee andere landen als vakantieland nog niet afgeschreven.’ (74)

Mij verbaast dit spreken over God: zo direct, vergelijkend, psychologisch. Die stijl stoorde mij regelmatig en wordt naar mijn mening soms echt pijnlijk oppervlakkig. Lees het begin van Veldhuis’ hoofdstuk over zonde: ‘Zonde is het kwaad dat wordt begaan door mensen en de oorzaak van onnoemelijk veel leed in de wereld. Eén documentaire over de jodenvervolging van Hitler en zijn trawanten is genoeg om weer te beseffen, dat het drama van menselijke zonde nooit helemaal te peilen is. Ook in kleiner, alledaags verband vertonen mensen steeds weer kwalijk gedrag.’ (61, mijn curs.) Ja, laten we ‘Hitler en zijn trawanten’ er nog eens bij halen met hun ‘kwalijk gedrag’. Is dit nu louter smaak: persoonlijke gevoeligheden en voorkeuren? Ook hier aarzel ik en laat het oordeel aan de lezers. Maar het heeft ook te maken met de opzet van het boek als leerboek, moderne catechismus.

Een intellectuele, cognitieve leer

‘Leer’ is hier vooral cognitief: zo zit het. Zo zit de werkelijkheid in elkaar, God incluis. Wat ik daarbij gemist heb, is het existentiële, het leven als context van de leer. Zo doet de Heidelberger dat wel: mijn enige troost! De leer behelst existentiële zekerheid. Veldhuis ziet blijkbaar vooral een intellectuele nood: verlegenheid in apologetiek. Dus richt hij zich op intellectuele, logische problemen en rationele oplossingen. En schroomt niet die te geven, ook niet als dat tegen delen van de Schrift of traditie ingaat. ‘Leer’ is ook een coherent, consistent en eenduidig systeem van geloofswaarheden. Je zou zeggen: antwoorden – op zich een verademing bij de dominantie van vragen, zogenaamd belangrijker dan antwoorden – maar er wordt vaak niet eens een vraag gesteld. Het zijn feiten. De traditie is een bestand, een uitgangspunt (tenminste, als het strookt met ‘de liefde’) dat uitleg behoeft.

Ik val Veldhuis bij in het belang dat hij hecht aan de traditie. Maar ik zou die leer voortdurend in een kritisch geding brengen – met de Schrift, met het leven – en spanningen en paradoxen niet oplossen, maar laten staan. Ik zou in ieder geval niet durven selecteren en schrappen zoals Veldhuis.

Traditionele kijk of Veldhuis’ kijk?

Hier wordt ook het traditionele karakter van het boek twijfelachtig. Want vanuit een eenduidig en gekend centrum – niet zozeer Jezus Christus, maar ‘de (belangeloze) liefde’ – en de logische consequenties daarvan (personalisme) worden alles wat zogenaamd daarmee strijdig is in Schrift en traditie omgeduid of als onjuist bestempeld (heidendom). De bijbel moet dienovereenkomstig gelezen worden in een historische ontwikkeling: steeds helderder en pas bij Jezus ten volle breekt de goddelijke liefde door.

Wat mij betreft verliest het geloof hier rap aan diepte. Dat toont zich bijvoorbeeld in het zondebegrip. Veldhuis vult dat vooral vanuit persoonlijke verantwoordelijkheid: het zijn keuzes, daden. Maar is het niet veel complexer en duisterder? Godsvijandschap! Zonder God, als God willen zijn. En dat zit diep in ons (wat Veldhuis terloops wel toegeeft, maar niet in het hoofdstuk over de zonde zelf; 93,158).

Het zal duidelijk zijn dat het boek – in weerwil van de algemene ondertitel en de pretentie van traditiegetrouwheid – wel heel sterk Henri Veldhuis’ kijk op geloof is. Misschien is dat zo vanzelfsprekend dat het in het boek niet genoemd hoeft te worden. Dat zal dan ook wel de reden zijn van het niet of nauwelijks noemen van andere visies, noch van de betrekkelijkheid, speculativiteit en aanvechtbaarheid van de zonder meer als ‘leer’ gepresenteerde eigen visie. Die visie gaat ook ver: Veldhuis weet wel heel veel, over de joodse leiders en hun motieven om Jezus te doden, over Jezus zelf en ook Paulus, in het bijzonder in hun geding met het jodendom. Ik vraag me sterk af of Veldhuis hier de lezer toegang biedt tot de bijbel (zoals hij zegt te willen, 268) of dat hij deze eerder belemmert met nogal eenzijdige interpretaties.

Tot slot

Het zal na zoveel kritiek en zulke diepe verschillen wellicht onoprecht overkomen – toch prijs ik Veldhuis. De traditie is waardevol en het (kerk)volk gaat aan een gebrek aan kennis ten onder. Daarom schreef hij dit moedige, knappe en voor mij aanstootgevende boek. Ik heb maar gemeend dat het met een stevige bespreking het meest geëerd en dat de zaak van het geloof daarmee het best gediend is. En aan het belangrijkste twijfel ik geen moment: dat Veldhuis dit boek heeft geschreven vanuit ‘geraaktheid door Jezus Christus’ (113), pastorale bewogenheid en liefde voor mens en gemeente. Blijkbaar worden velen heel anders geraakt, dienen we de ene Heer op zeer verschillende wijzen en kunnen we niet anders dan hetzelfde wel heel anders zien en zeggen.

Coen Constandse