God onder de grond bij Boxtel

logoIdW

GOD ONDER DE GROND BIJ BOXTEL

Opeens kwam het bericht: God is gevonden in grond bij Boxtel. Of in ieder geval grote restanten van God. Genoeg om nog weer een flink aantal jaar mee verder te kunnen leven. Dat kwam goed uit, want hij was aan het opraken. Hij was al grotendeels opgebruikt en er werd getwijfeld aan zijn voortbestaan. Maar nu bleek hij op tot nog toe verborgen plaatsen te zitten. Het prikkelde de fantasie. Misschien zat hij nog wel op veel meer plekken, plaatsen waar we eerst niet goed bij konden. Er was misschien nog veel meer God dan altijd gedacht.

Hoe dat ook zij, in ieder geval was hij in Boxtel, of onder Boxtel. En onmiddellijk maakte men plannen om hem eruit te halen, om hem te kunnen gebruiken. Maar God eruit halen en bruikbaar maken, dat bleek nog niet zo makkelijk. Hij zat verstopt onder harde lagen, en hield zich op in poreus gesteente. Daar kreeg je hem niet zomaar uit losgebeden. Er zou veel techniek aan te pas moeten komen: er moesten chemicali‘n de grond in en vervolgens krachtige diepteboringen. Maar met het nodige geweld moest het zeker kunnen lukken.

De plannen werden bekend gemaakt en de omwonenden kwamen in het geweer. Wat zou er gebeuren als God zo aanbeden, zo aangeboord zou gaan worden, boven de grond gehaald? Dat had in het verleden vaker tot aardbevingen geleid. Spelen met vuur! Men vreesde in Boxtel en omstreken voor verlies aan woongenot en waarde van het huizenbezit, door te verwachten bodemdaling, horizon- en lichtvervuiling. Want God zou ook in gasvorm afgefakkeld gaan worden. Met alle gevolgen van dien.

Het verzet toonde ook een diepere, levensbeschouwelijke kant. Al die tijd was God er gewoon geweest, Hij was verborgen aanwezig geweest, ‘onder ons’. Zo was het altijd geweest. En zo was het goed. Moest Hij nu dan opeens uit de grond gehaald? Moest je God altijd wel willen gebruiken, moest God dan echt tot de laatste kubieke meter opgestookt? Ja met welk recht ging men hem eigenlijk naar boven halen? Hij zat er al eeuwenlang. Verdiende dat niet een beetje ontzag, moest daar meteen naar gegrepen worden? Van wie was God eigenlijk? Wie was de regering nu helemaal dat zij over God zouden beschikken. En als mensen er al over mochten beslissen en beschikken, dan moesten het toch zeker de Boxtelers zelf zijn. Nou, die wilden er in overgrote meerderheid niet aan. Om de leefomgeving. Maar ook omdat het onverdraaglijk was zomaar het Eeuwige te gaan gebruiken, hem op te stoken voor tijdelijke.

De voorstanders betoogden echter dat we niet zonder God konden, nog niet. Bovendien: het was technisch goed mogelijk, op een veilige manier. Althans: de veiligheidsniveaus en risico’s waren aanvaardbaar. Met deze hoeveelheid God kon men ruimschoots de tijd overbruggen in de overgang naar een van God onafhankelijke, duurzame wereld, een wereld zonder God. Maar: om die overgang te maken waren deze laatste resten God dan wel nodig, in ieder geval die bij Boxtel. Het kwam nu precies zo uit! Alsof het zo bedoeld was – een godswonder. Ook zij kwamen uiteindelijk met levensbeschouwelijke, religieuze overwegingen. Daar begonnen de stemmen te trillen de ogen vochtig te worden. God is er om gebruikt te worden! Wat heb je anders aan hem? Ja, moest God zelf het niet zo bedoeld hebben? Hier biedt God zelf de gelegenheid om over te gaan naar een Godloze wereld! Hij maakt zichzelf overbodig, offert zichzelf op. God losbidden en -boren is niet zomaar graaien naar het eeuwige ten faveure van het tijdelijke, of zelfs voor financieel gewin. Nee, het is het nemen van een historische verantwoordelijkheid, het vervullen van de ware menselijke opdracht.

De Boxtelers bleven tegen, met de hardnekkigheid van ware gelovigen. Maar in het land en de regering wonnen de voorstanders het pleit. God zomaar laten zitten waar Hij zat, ongebruikt, heilig, taboe – daar kon toch geen sprake van zijn. Wij willen ons deel van God, wij hebben er evengoed recht op! Dus werd de druk op Boxtel maximaal opgevoerd. Ze werden onteigend en uitgekocht. Tot het moment dat ze God wel moesten prijsgeven. En aldus geschiedde.

Coen Constandse