Het feest van de secularisatie. een paar opmerkingen bij het kerstfeest

logo-idW-oud

 

HET FEEST VAN DE SECULARISATIE. Een paar opmerkingen bij het kerstfeest

‘Het feest van het geloof’, zo is in een eerdere jaargang van dit blad het kerstfeest getypeerd. De Christus is gekomen, maar nog onaanschouwelijk: als een baby. Om in het Kerstkind Christus te zien is geloof nodig. Misschien geldt dat ook breder en kunnen we in alle Kerstverschijnselen met de ogen van het geloof ook iets zien van de Christus?

Ach ja, konden we spreken van het Christusfeest! Van Christusdagen met Christusmenu’s, en Christusarrangementen, van Christusgratificaties en Christussfeer rond de Christusboom. Van Christusvakantie, waarin we de Christusbijlagen en Christusnummers van kranten en tijdschriften lezen, terwijl de wereld zich wentelt in het bevrijdende licht van Christusrecessen en Christusbestanden. Terwijl we in de kerk het dedain voor de wereldse kerstviering wel voorbij zijn, werkt deze opsomming toch blasfemisch. We strijden al over minder: over christelijke politiek en christelijk onderwijs.

Niettemin leidt dit taalexperimentje, deze etymologische drogreden tot een ideaalbeeld van heiliging of kerstening met een waarlijk omvattende, katholieke reikwijdte. Ik wil vragen of in die Kerstverschijnselen niet in de kern legitieme gestalten van het heil te zien zijn. Het zijn toch vruchten van kerstening. Hier is het op uitgelopen! Bij dit alles hoort voor velen ook de kerstdienst als wezenlijk onderdeel. Ik wil in ieder geval overwegen wat het theologisch zou kunnen zeggen, zonder aanspraak te maken op originaliteit overigens. Op z’n best herneem ik enkele na de jaren ’70 afgedankte vragen. Eerlijk gezegd probeer ik maar wat.

Feest van de secularisatie

Bij het Kerstevangelie moet ik, veel meer dan bij andere feesten, telkens opnieuw moeizaam een ingang zoeken. Dit jaar heb ik dat, in aansluiting bij het etymologische experimentje van hierboven, geprobeerd met de formule ‘incarnatie = secularisatie’. De vleeswording van het Woord, de komst van de Zoon in de wereld betekent een verwereldlijking van God. De grens tussen hemel en aarde wordt doorbroken en daarmee ook die tussen heilig en profaan, kerk en wereld. De Zoon komt in de wereld, maar vindt geen plaats in de herberg en wordt zo de wereld ingejaagd: het heilige land uit op de vlucht naar Egypte, de heilige stad uit om buiten de muren geslachtofferd te worden.

In de overweging van deze formule beantwoord ik de kinderlijk naïeve, maar oerdogmatische vraag of de hemel leeg was toen Jezus op aarde rondliep, bevestigend. Deze God laat zich niet beperken tot een hemel. Hij laat zich niet opsluiten in het religieuze domein. Dat betekent een risico voor Hem, gezien vanuit de wereld en de religieuzen daarin, omdat Hij de natuurlijke habitat van de goden verlaat. Hij breekt met de goddelijke core business, geeft zijn gevestigde post op en zoekt elders emplooi, in een poging zichzelf opnieuw uit te vinden.

Secularisatie een feest?

Godsdienst die met de verwereldlijking van God ernst maakt en deze God wil dienen, gaat ondergronds, incognito. Zo wordt de theologie met de sociologische secularisatie verbonden. Maar waar de ene theoloog heil ziet in secularisatie en zelfs in ontkerstening en ontkerkelijking in het verlengde daarvan, daar betreurt de andere het. Hij bedankt feestelijk voor de secularisatie en ziet enkel verplatting. En daar zit wat in, want het heeft het verdwijnen van ‘religieus’ besef, een bewustzijn van iets groters dan het ik tot gevolg gehad. Er is niets meer heilig … Daarmee staat veel op het spel.

Het andere, of de andere tegenover mij, meldde zich nog wel als kandidaat voor heiligheid of transcendentie. Maar daar schrikken we voor terug. We durven de grote woorden toch niet aan, maken het te vluchtig, te ironisch. We schuwen het absolute – terecht, want het is gevaarlijk en we kunnen er ook geen robuuste aanspraak op maken, maar we relativeren net even te ver. Blijven op veilige afstand. Houden alles in het subjectieve en relatieve – en houden zo niets over. Zelfs geen werkelijkheid tegenover ons. Dat staat op het spel. Iedereen heeft haar werkelijkheid, ieder z’n mening, maar meer dan mening is er ook niet.

Begrijpelijkerwijs dienen zich bewegingen aan die terug willen naar een religieus geloof of een nationale culturele identiteit. Zij willen weer duidelijke grenzen trekken. Ik zie daar niets in; er lijkt me in die zin geen weg terug. Het bevredigt en overtuigt me ook niet, omdat zo de actuele stand van zaken in kerk en theologie, of in de samenleving, wordt geweten aan de politieke of de secularisatie-theologie, of aan het cultuurrelativisme, aan het linkse denken. Was het maar zo simpel!

Er lijkt mij weinig anders te doen, dan de moderniteit en de secularisatie te aanvaarden, om binnen die kaders het evangelie radicaal te doordenken en ter sprake te brengen. Oké, dat is een open deur en kan nog alles betekenen. Misschien zegt het meer, dat ik het als theologische ‘uitdaging’ zie om de taal van het evangelie en de sprake van God te herwinnen, te hervinden (al moet misschien het ‘her’ wel van die woorden af) zonder de theologische secularisatie op te geven.

Aanknopingspunt

Kerst lijkt me dan een case in point. Men pleit soms voor afschaffing van het Kerstfeest, met goede redenen (want viert men het heil, of een slechts schijnbaar gekerstend heidens feest?). Maar ook dat is te makkelijk. Het christendom heeft Kerst gecreëerd, tot en met alle seculiere, decadente verschijningsvormen. Daarvoor moet je verantwoordelijkheid nemen en vragen: als dit eruit komt, wat is er dan ingegaan? Als dit is blijven hangen van de preek, zegt dat iets over wat is gezegd. Ik probeer maar: is de hele Kerstcultus misschien een antwoord op de komst van Christus waarvan wij iets kunnen leren? Bepaalde momenten of aspecten van dat paradoxale geloof – het gaat om maaltijden, om gemeenschap, familie, om vakantie, sabbat houden, om een katholiek, wereldomvattend feest – getuigen misschien evengoed van de presentia Christi als de Kerstpreek. Zo geduid laten deze zich misschien ook wel herijken in de richting van een waarachtig Christus-gebeuren. Maar dat weet ik niet, ik zie niet meteen waar dit heen gaat, en misschien is het wartaal. Wat bedoel ik ermee? Het gaat er niet om de Kerstcultus te ‘dopen’ of te annexeren, als een soort anoniem christendom. Ik probeer te zoeken naar de verwereldlijkte God, naar werelds heil, naar een aanknopingspunt voor mijn part, niet als ingang voor het evangelie, maar om mijzelf, onszelf bij de wereld aan te knopen, om de wereld te bereiken en daarmee wie weet God.

Coen Constandse