Commentaar (De toekomst van de omroepen)

logo-idW-oud

 

COMMENTAAR (De toekomst van de omroepen)

Ons omroepbestel is nog steeds gebaseerd op het zuilensysteem. CDA en PvdA hebben de afgelopen veertig jaar het bestel manmoedig overeind gehouden, maar een systeem kan niet eindeloos uit de pas lopen met de maatschappelijke realiteit. In januari kondigde toenmalig minister Plasterk al aan dat hij uiterlijk in 2016 minder omroepen wil. Ronald Plasterk kennende zal hij daar wel vooral minder christelijke omroepen mee bedoelen. Maar ook dan is zijn opmerking zo gek nog niet.

Nu er in Den Haag over de toekomst van de omroepen wordt nagedacht, is het tijd dat hier ook binnen de kerken over nagedacht wordt. Traditioneel wordt dit overgelaten aan de politiek en aan de omroepen zelf. Maar de omroepen hebben geen belang bij grote veranderingen. De politiek kan wel veranderingen doorvoeren. Maar die moet dan wel met ideeën gevoed. Kerken moeten duidelijk aangeven wat zij willen: gemakkelijke toegang tot de media, een aantal specifieke christelijke programma’s en programma’s waarin christelijke waarden gestalte krijgen.

Alle christelijke omroepen staan voor dezelfde lastige opgave om voor een groot publiek deze min of meer christe-lijke programma’s te maken. De programma’s die vervolgens gemaakt worden verschillen niet ontzettend veel van elkaar. Daar zijn geen zes christelijke omroepen (KRO, RKK, NCRV, IKON, EO en ZVK) voor nodig. Dat kan ook met eentje en wat goede onderlinge afspraken. Tenslotte zijn de verschillen tussen de verschillende protestantse stromingen niet zo groot meer. Als je samen een nationale synode kan organiseren, dan kan je ook met elkaar in één omroep. Samengaan kan een proces op gang brengen van schifting, herbezinning en nieuwe creativiteit. Er kan een kleinere, sterkere en geloofwaardigere christelijke omroep te voorschijn komen.

Op dit moment vinden er grote technische veranderingen plaats. Internet en televisie integreren steeds meer. Straks kan je televisieprogramma’s gaan bekijken op elk moment dat het je uitkomt. Daarmee vermindert het belang van de traditionele zenders. Juist in deze situatie zullen omroepen nodig blijven om kwalitatief hoogwaardige programma’s te maken die voor een breed publiek aantrekkelijk zijn om te downloaden. Er is een duidelijke toekomst voor de publieke omroep.

Daarnaast moet ook nagedacht worden over het amalgaam aan internetzenders, webloggen en websites op het christelijke erf. Er is grote behoefte aan het verder ontwikkelen van aardig begonnen concepten en vooral ook van training en begeleiding. Met hulp en ondersteuning en geld kan hier zoveel meer en beter. Een nieuw christelijk ken-niscentrum op het gebied van nieuwe media dat samenwerkt met de christelijke omroep(en) kan hier veel goeds ver-richten.

CW