Tussen al het andere in – Een prachtig lied van heimwee en haat

logo-idW-oud

 

TUSSEN AL HET ANDERE IN – Een prachtig lied van heimwee en haat

In een discussie met Friedrich Delitzsch noemde prof. M. A. Beek psalm 137 een ‘prachtig lied van heimwee en haat’ (Aan Babylons stromen, A’dam/Antwerpen 1950, 212). Dat is de psalm met de onvergetelijke aanhef: ‘Aan Babylons stromen, daar zaten wij, ook weenden wij, als wij Sion gedachten’. Ballingen, ver van hun land, ver van Jeruzalem, in een vreemd land, vervuld van heimwee, wenend bij de gedachte aan Sion. Telkens in de geschiedenis moesten mensen hun land verlaten, ook in onze tijd. Telkens heeft ook het lied van heimwee geklonken en zijn er tranen vergoten.

In 597 en 586 v. Chr. werd Jeruzalem veroverd, geplunderd en verwoest, ook de tempel. Meer dan één generatie lang vertoefde het grootste deel van het volk Israël gedwongen in het land, waaruit aartsvader Abraham was weggetrokken. ‘Meer dan met lange uiteenzettingen mogelijk is, leren we de ellende van deze tijd aangrijpend kennen uit psalm 137, waarin de dichter klaagt hoe de overwinnaars aan Babylons stromen nog liederen van hem begeren. Maar hij kan het lied des Heren op vreemde bodem niet zingen en eer zou zijn rechterhand zichzelf vergeten, dan dat hij Jeruzalem vergat.’(Beek, 12)

Heimwee naar hoe het was in het verleden, in het land der vaderen! Over verleden en heden, over het land en de Stad hebben de Joden het bij de stromen van Babylon, bij de rivier de Euphraat, waar zij onder de wilgen bijeenkomen. Het is hun ontmoetingsplaats, zoals later Lydia met andere vrouwen bij de rivier elkaar ontmoetten. Paulus en zijn metgezellen vermoedden dat daar een gebedsplaats zou zijn, bij gebrek aan een synagoge. (Hand. 16,12v) Bij de Euphraat blijven de Joden niet alleen; zij worden omringd door vijanden, door Oussoren ‘kerkeraars’ en ‘folteraars’ genoemd, die willen dat er zal worden gezongen. Er wordt niet gezongen en de citers (of harpen) zijn aan de wilgen gehangen.’De lier aan de wilgen hangen’ is een gezegde in onze taal geworden met de betekenis van ‘opgeven’. Er wordt niet gezongen, maar er is wel een vervloeking. De vervloeking is de verdediging van de weerlozen. Naast het heimwee is er de haat. In april 1939 hield prof. Beek een voordracht over ‘De haat als element van vroomheid in het Psalmboek’. Gevoelens van haat leven, volgens Beek, ook in de kring der vromen. Hij achtte het zelfs waarschijnlijk dat de haat eerst in die gemeenschap gewekt en gevoed wordt. Het is de toorn tegen de onderdrukkers, de verdrukkers van armen, wezen en weduwen, tegen rijken en aanzienlijken die alleen maar dat willen zijn en die geen oog hebben voor hun naasten.

Heimwee en wenen! Soms lijkt het alsof de omgeving meeleeft. Winifred Walker is van mening dat de wilgen de wilgen langs de Eufraat en andere rivieren in het Middenoosten zijn, de polulus euphratica of salix babylonica met bijzondere bladeren die naar beneden hangen en voortdurend heen en weer zwaaien ‘als wenende en jammerende vrouwen’(like weeping and wailing women). Volgens een legende is het kruis van Jezus gemaakt uit deze wilgen en sindsdien houden de bladeren niet op te beven en te sidderen.

Michael Bource