Tussen al het andere in – Kabinetten

logo-idW-oud

 

TUSSEN AL HET ANDERE IN – Kabinetten

Als een mens ouder wordt, heeft hij heel wat kabinetten meegemaakt. Gelukkig in ons land niet zoveel als in Italië. Daar hebben ze na de tweede wereldoorlog in zestig jaar zestig kabinetten versleten. ‘Versleten’ is hier misschien niet het juiste woord, want daar kwam men niet aan toe. Om de waarheid te zeggen weet ik niet hoeveel kabinetten wij hebben gehad na de oorlog, maar het waren er zeker geen zestig. Maar sommige waren wel al heel spoedig sleets. Dat herinner ik me nog.

Om een kabinet enigermate een persoonlijk karakter te geven, wordt het aangeduid met de naam van de minister-president, nu dus het kabinet Balkenende. En dan komt er bij het huidige kabinet nog een 4 bij: kabinet Balkenende 4. Kabinetten kunnen ‘vallen’. Balkenende viel met zijn kabinet drie keer, maar steeds stond hij weer op en trad hij weer aan, samen met anderen uit het gevallen kabinet, maar niet met allen. Er waren er steeds die moesten blijven liggen.

Het huidige kabinet zal veel doen aan ‘duurzaamheid’, naast nog vele andere mooie dingen. Toch is het nog maar de vraag of het kabinet Balkenende 4 zelf duurzaam zal zijn. Ook wil het kabinet heel veel ‘samen’ doen. Sam-sam, is het devies. Ik hoorde dat Balkenende in de Kamer zoveel keren ‘samen’ had gezegd dat je er samen moe van werd. En dat is niet de bedoeling, want we moeten samen werken, zoals we ook samen moeten leven. De volgorde wisselt steeds. Nu eens staat samen werken voorop en een andere keer samen leven. Samen, dat houdt in dat het kabinet de dialoog aangaat en in overleg treedt met allerlei maatschappelijke instanties en met de burgers van dit land. De ministers staan te trappelen om met ons, mensen in het land, in contact te komen. Als ze maar niet bij mij komen, want ik voel niets voor een dialoog met een kabinet.

Ik las in de krant – of ik hoorde het voor de radio – dat de oppositie tot dusver mild was voor het kabinet: de oppositie voor zover het Groen Links, de SP en D’66 betreft. Ook de ‘girls’ van de Dierenpartij waren aardig geweest, maar niet de PvdV. De fractieleider van die partij vond het kabinet een ramp voor het land. Dat klinkt heel onaardig, zeker als het kabinet nog nauwelijks wat heeft gedaan, alleen nog maar heeft gezegd wat het gaat doen.

Ik ken niemand uit het kabinet persoonlijk, trouwens ook niemand uit de vorige kabinetten. Enkele kamerleden en zelfs een fractieleider heb ik wel gekend, voor zover mensen elkaar kunnen kennen. In een interview vroeg Michael Newman aan W.H. Auden, 100 jaar geleden geboren, of hij veel contact had gehad met mensen uit de politiek en de regering. Auden antwoordde dat hij heel weinig contact had gehad met zulke mensen. In zijn studententijd had hij wel medestudenten gekend die het later hadden gemaakt en hij noemde Hugh Gaitskell, Crossman, and so forth. Dat ‘and so forth’ is tekenend. Hij weet geen andere namen meer van mensen die het in de politiek en de regering ver hebben geschopt, maar hij weet ook dat ze er moeten zijn, zeker in Oxford; daarom: enzovoort. Dat is een term – zowel in het Nederlands als in het Engels – waarvoor we wel dankbaar mogen zijn. Er is toch veel waarvoor we dankbaar kunnen en moeten zijn. Wel neem ik aan dat een mens niet voor een kabinet dankbaar behoeft te zijn. Dat eisen de apostelen Paulus en Petrus ook niet van ons. In het interview ging Auden nog verder. Hij zei: ik denk dat we het heel wel zonder politici kunnen stellen. Hij zei ‘politici’, niet regering. Hij was geen anarchist. Even later had hij het over ‘onze leiders’, en bedoeld waren regeringsleiders. Zij moesten maar door het lot worden aangewezen. Zijn belangstelling voor politiek had hij niet verloren, maar hij was zover gekomen dat hij zich realiseerde dat bij sociaal of politiek onrecht slechts twee dingen effectief waren: politieke actie en eerlijke, openhartige journalistieke weergave van de feiten. Newman wil vervolgens weten wat Auden denkt van schrijvers als leiders, en hij verwijst naar de dichter Yeats, die een politieke functie uitoefende. ‘Hij was verschrikkelijk’, zegt dan Auden. ‘Schrijvers zijn meestal geen goede leiders’…’De dichter als dichter heeft slechts één politieke plicht, namelijk in zijn schrijven een voorbeeld te geven van het correcte gebruik van zijn moedertaal die altijd dreigt te corrumperen. Wanneer woorden hun betekenis verliezen komt het fysieke geweld…’ Auden was ontsteld over de ontaarding en het bederf van de taal in zijn tijd. ‘Het is de opdracht van de dichter de heiligheid van de taal te handhaven’.

In dit kabinet zitten nogal wat ‘nieuwe gezichten’. We kunnen nu Wouter Bos en André Rouvoet aantreffen bij een onderonsje achter de rug van de staande Balkenende en op de paleistrappen stond de belijdende atheïst Plasterk broederlijk naast de nieuwe minister van Defensie, Eimert van Middelkoop, een overtuigd christen. Maria van der Hoeven, met bontje en al, is gebleven, maar doet nu economie en Donner is terug, maar nu op sociale zaken.

Er zijn nog andere kabinetten dan een kabinet met ministers. Je hebt het Kabinet der Koningin, dat zorgt voor de ambtelijke ondersteuning van de koningin bij de uitoefening van haar staatsrechtelijke taken en dat fungeert als schakel tussen haar en de ministers. En in Lutjegast heb je het Abel Tasmankabinet. Er wordt zelfs gerept van een rariteitenkabinet, naast kunstkabinetten, zoals het kunstkabinet Willy Schoots.

Weer heel anders is het kabinet als meubel, een soort kast. Met dit kabinet kun je, als je het bezit, een duurzame band hebben, als man samen met je vrouw en als vrouw samen met je man, mischien zelfs samen met je kinderen.

Michael Bource