Tussen al het andere in (Het leed dat China heet)

logo-idW-oud

TUSSEN AL HET ANDERE IN – Het leed dat China heet

Zestig jaar geleden, op 15 augustus 1945, capituleerde de nieuwe Japanse regering Hikasjikoemi. Eerder, in de verklaring van Potsdam, hadden de VS, Engeland en de Sovjet-Unie zes eisen aan Japan voorgelegd waarvan de eerste de ontruiming van alle bezette gebieden was. Ook China moest dus worden ontruimd.
China was al sinds het begin van de jaren ’30 in oorlogshandelingen met Japan verwikkeld. In 1931 vielen de Japanners Mantsjoerije binnen, bezetten dat deel van China en maakten er een vazalstaat van. Einde 1937 was er de zes weken durende veldslag om Sjanghai die uitliep op een massamoord, bekend als het bloedbad van Nanking (tegenwoordig Nanjing) of de verkrachting van Nanking. Ongeveer 300.000 mensen werden afgeslacht, voor het grootste deel burgers; bovendien werden talloze vrouwen en meisjes verkracht, daarna verminkt en vermoord.

Onlangs las ik een roman, A Winter in China (Londen 2005) van Douglas Galbraith. Een meisje, Sally, dat zich in Engeland verveelt, reist haar verloofde na die werkzaam is bij de Britse ambassade in China. In de kersttijd van 1937 wordt zij getuige van het bloedbad in Nanking. Wat er gebeurde zie je in de roman door de ogen van een meisje dat al maar kordater wordt. Zij raakt bevriend met een fotojournalist, die er voor zorgt dat het gebeurde bekend wordt in de wereld. Zo’n roman bepaalt je weer eens bij een gebeurtenis uit de vreselijke 20ste eeuw.

Na 1945 was de oorlog in China nog niet afgelopen. De legers van Tsjang Kai Tsjek en van Mao raakten met elkaar slaags. Voordien hadden zij de gemeenschappelijke vijand bestreden. Van 1945-1949 woedde er een burgeroorlog. De communisten onder leiding van Mao wonnen de strijd in de Lange Mars van de nationalisten die uitweken naar Taiwan. Het einde van de strijd was niet het einde van het grote lijden.

Deze zomer verscheen een dik boek over Mao van Jung Chang, de schrijfster van Wilde Zwanen (waarvan 12 miljoen exemplaren wereldwijd zijn verkocht), en haar echtgenoot, de historicus Jon Halliday. Het boek, Mao-The unknown Story, is al in het Nederlands vertaald. De schrijvers stellen Mao verantwoordelijk voor 70 miljoen doden in China. Nieuwe feiten zijn aan het licht gekomen nadat in 1992 de archieven van de Sovjet-Unie werden geopend. Halliday kan Russisch lezen en is in de archieven gedoken. Jung Chang en Halliday zijn niet over een nacht ijs gegaan. Hun boek is het resultaat van tien jaar onderzoek. Zo tonen zij aan dat bij de opkomst van Mao de SU een belangrijke rol heeft gespeeld.

Hitler en Stalin zijn van hun voetstuk gestoten, ook in hun eigen land. Hun misdaden zijn aan de kaak gesteld. Mao echter is een mythe gebleven; hij is nog steeds het embleem van de Chinese regering en in de verbeelding van de wereld leeft hij nog voort als een romantisch idee. Het ‘portret van Mao en zijn lichaam beheersen nog het plein van de hemelse vrede’, schrijven Chang en Halliday, en het huidige Chinese regime ‘verklaart zichzelf de erfgenaam te zijn van Mao’. De Chinese regering houdt de Mao-mythe in stand om zelf in het zadel te kunnen blijven. Voor vele tieners is Mao held nummer 1, en held betekent dan onder meer ‘vriendelijk en zorgzaam, verdraagzaam, onzelfzuchtig, eerlijk en dapper’ – en dat zijn deugden die onmogelijk met Mao in verband gebracht kunnen worden.

Gedurende tientallen jaren hebben velen in de intellectuele en politieke elites van het Westen aangenomen dat Mao en zijn erfgenamen het Chinese volk en zijn cultuur symboliseren, en dat respect tonen voor de heersers hetzelfde is als respect tonen voor hun ‘onderdanen’. Chang en Halliday stellen alles in het werk om deze waan te verstoren.

Wat een lijden hebben Mao en de zijnen veroorzaakt, bijvoorbeeld tijdens de Grote Sprong Voorwaarts, een experiment dat een vreselijke hongersnood ten gevolge had of de Culturele Revolutie (1966-1976) met de eindeloze vernederingen van mensen, alleen al omdat zij hadden gestudeerd. Met cultuur had het niets te maken; er werd juist veel cultuur vernietigd en met een revolutie ook niets, wat voor definitie van ‘revolutie’ men ook formuleert. Dwaze en gevaarlijke ondernemingen kunnen veel lijden teweeg brengen, vooral als zulke ondernemingen ideologisch worden geschraagd.

Tijdens haar laatste verblijf in ons land kreeg ik van mijn Chinese schoonzuster een boek over de godsdienstige situatie in China. Het heet Religion in China Today. Het is geschreven door Foster Stockwell, de zoon van Amerikaanse protestantse zendelingen die in China hebben gewerkt, en het is uitgegeven in Beijing door de New World Press. Hoewel in China uitgegeven, is het boek toch nogal kritisch over de situatie in China, al zal de schrijver wel niet het achterste van zijn tong hebben laten zien. De schrijver verheelt niet dat de richtlijnen van de communistische partij blijk geven van weinig achting voor de godsdienst. Hij laat zien hoe vooral tijdens de Culturele Revolutie veel is geleden, ook door de christenen. Kerken werden gesloten en overgedragen aan fabrieken en scholen. Een aantal werd vernietigd en andere gebouwen werden zwaar beschadigd. De culturele revolutie wordt genoemd ‘a period of trial by fire for Chinese Protestants’. Naast de kerken werden ook bijbels en liedboeken afgenomen. Ook werden de kerkdiensten en andere kerkelijke samenkomsten verboden. De Chinese christenen leden zoals zovele andere Chinezen leden, maar zegt Stockwell: de protestantse christenen kwamen uit de ervaring van de culurele revolutie met ‘een nieuwe waardering voor de christelijke gemeenschap’. ‘Having suffered together, they now know how to better minister to one another’.

Ondanks de druk neemt het aantal christenen in China toe. De getallen van christenen die worden genoemd zijn in allerlei bronnen niet gelijkluidend; bovendien veranderen ze bij de dag. Mensen in China zoeken naar liefde en menselijke zorg; zij missen dat in hun eigen families en op de werkplaats. Zij vinden het in de kerk. Vele zoekers worden na verloop van tijd actieve leden van de kerk. Een schrijver in de Beijing Review citeert een arts in Wenzhou die zei: ‘De stijl van werken van de Partij en vele sociale praktijken zijn een janboel. Misbruik van macht, omkoperij, afzetterij, prostitutie zijn wijd verbreid. Ik ben dat alles moe. Het is een opluchting een kerk binnen te gaan en te zingen:”Heilig, heilig, heilig”’.

Ook Chang en Halliday constateren verval van de publieke moraal. De mentaliteit van ‘grijp wat je pakken kan’ die China heden ten dage teistert, floreerde onder Deng Xiaopeng en Jiang Zemin, maar, zeggen Chang en Halliday, het fundament voor het publieke cynisme is gelegd door Mao.

De welvaart in China is ontegenzeggelijk gestegen. De architect van China’s markteconomie Xue Muqiao is 22 juli van dit jaar overleden, 100 jaar oud. Gestegen welvaart, maar des te schrijnender is de armoe en het lijden van velen, op wat wij het platteland plegen te noemen en van de mensen die naar de steden zijn getrokken en daar worden uitgebuit..

China is een heel groot land met vele mensen, en er is daar veel lijden.

Michael Bource